Internationaal recht
Het internationaal recht, volkenrecht of internationaal publiekrecht is het geheel van wetten dat tussen meerdere landen geldt. Deze wetten (heel belangrijke afspraken die op papier staan) kunnen gelden tussen twee landen, meer dan twee landen of over de hele wereld.
Dit rechtsgebied regelt ook hoe landen, internationale organisaties (bijvoorbeeld de Europese Unie) en internationale bedrijven met elkaar omgaan, en hoe zij weer met mensen en bedrijven moeten omgaan.
De term 'volkenrecht' (dat komt van het Latijnse: ius gentium) werd vroeger weleens gebruikt, maar tegenwoordig wordt er gesproken over 'internationaal recht'. Als iemand volkenrecht namelijk te letterlijk neemt, kan die persoon denken dat het gaat om het recht dat voor volkeren geldt. Dat is niet zo: het internationaal recht regelt de verhoudingen tussen landen of staten en internationale organisaties.
Inhoud en betekenis
Het internationale recht staat vooral bekend als principieel of moreel. Dat betekent dat het recht rust op vaak strenge regels die als doel hebben om ervoor te zorgen dat het 'goede' gebeurt. Dit wereldrecht probeert dan ook:
- de mensenrechten, kinderrechten en de rechten van volkeren in stand te houden en te regelen;
- ervoor te zorgen dat natuur en milieu worden beschermd;
- ervoor te zorgen dat er zo veel mogelijk vrede en veiligheid en zo min mogelijk oorlog is;
- de hoeveelheid wapens, massavernietigingswapens en terrorisme tegen te gaan;
- de gezondheid van de mensheid te bevorderen door het voorkomen van massavernietigingsziekten.
Achter veel van deze regels liggen beginselen, de achterliggende gedachte van deze regels. Toch wil het principiële karakter van die regels niet betekenen dat de bovengenoemde doelen die het internationaal recht wil bereiken, ook altijd echt bereikt worden. Er zullen namelijk altijd politieke leiders, politieke partijen, bedrijven en andere organisaties zijn die de eigen belangen belangrijker vinden dan het internationaal recht of vinden dat veel dingen niet internationaal moeten worden geregeld.
Dat niet iedereen zich houdt aan het internationaal recht, wil niet zeggen dat dit zomaar straffeloos kan gebeuren. Zo worden oorlogsmisdadigers berecht en worden landen die zich niet aan de regels houden, vaak door middel van sancties, embargo's en samenwerkingsverboden gestraft. Ook kan ervoor gezorgd worden dat er als straf geen technologische kennis meer gegeven mag worden, of dat mensen of landen niet meer bij hun geld kunnen.
Geschiedenis
De geschiedenis van het internationaal recht begint rond 3000 voor Christus in Mesopotamië, waar volkeren onderling voor het eerst schriftelijk afspraken maakten. Dit kon gebeuren door de uitvinding van het spijkerschrift, waarmee de Mesopotamische oudheid was begonnen. Ook tussen 1000 en 2000 voor Christus, in de tijd van Grieken en Romeinen, werden er verdragen gesloten. Het meest bekende voorbeeld hiervan is de Vrede van Lutatius tussen Romeinse Rijk en Carthago, waarmee er een einde kwam aan de Eerste Punische Oorlog. In de middeleeuwen nam in Europa de hoeveelheid overeenkomsten en verdragen die werd gesloten af, omdat er geen grote, centraal bestuurde rijken meer bestonden. Hierdoor werd het erg onhandig om verdragen te sluiten, aangezien het lastig zou zijn om alle verdragen tussen duizenden kleine staatjes bij te houden.
De protestantse Reformatie luidde aan het begin van de zestiende eeuw het einde in van de grote macht van de kerk. Hierdoor konden veel staten zelf gezag uitoefenen over hun grondgebied, zonder dat de kerk zich hiermee bemoeide. Dit werd in 1555 uitgedrukt in het Vredesverdrag van Augsburg. Daarin stond dat de vorsten van de landen zelf mochten beslissen of zij de Rooms-Katholieke Kerk of het lutheranisme zouden volgen. De onderdanen van de vorst of de bewoners van die landen kregen het recht om naar een ander land te gaan als zij het niet eens waren met de keuze van hun vorst. Door de toegenomen macht van de staten werd het voor die staten makkelijker om zelf afspraken te maken, waardoor er ook meer verdragen werden gesloten en afspraken werden gemaakt. Zo ontstond er langzamerhand weer een vorm van internationaal recht, namelijk de afspraken tussen twee of meerdere landen.
Vroegmoderne tijd
De Vrede van Westfalen in 1648 werd voor lange tijd gezien als het begin van de vorming van 'echte' staten. Landen in Europa werden het bij deze vrede steeds meer erover eens dat er een recht nodig was dat zou gaan regelen hoe die staten met elkaar moesten omgaan. Op deze manier zouden grote oorlogen ook voorkomen moeten worden. De vorming van die echte staten kon gebeuren door de ineenstorting van het grote Heilige Roomse Rijk. Landen waren nu niet meer onderworpen aan de macht van de keizer of die van de paus. Het gevolg hiervan was dat veel landen opeens zelf konden beslissen over hun grondgebied en met wie zij vriendschappen wilden sluiten. De hierbij horende toename van afspraken en overeenkomsten kan gezien worden als een herleving van het internationale recht, nadat zulke afspraken eerder in de middeleeuwen waren verdwenen. Later is er kritiek gekomen op het idee dat de Vrede van Westfalen het begin zou zijn geweest van de moderne staat. Begrippen zoals soevereiniteit kwamen niet voor in de vredesverdragen en een aantal vernieuwingen uit het Vredesverdrag van Augsburg werd teruggedraaid.
Ook is er veel internationaal recht via kolonisatie door Europese landen over de wereld verspreid. Voorbeelden hiervan zijn kolonisatieafspraken tussen het Portugal en het Spaanse Rijk die onder leiding van paus Alexander VI werden vastgelegd in het Verdrag van Tordesillas. Het latere Verdrag van Zaragoza regelde ook een soortgelijke verdeling van de wereld.
Ook Nederland speelde via de kolonisatie een rol in de verspreiding van het internationaal recht. De Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) en de West-Indische Compagnie (WIC) vestigden wereldwijd handelsposten en later ook koloniën. Al deze gebieden kregen hierdoor ook te maken met het Nederlandse recht en daarmee ook met alle afspraken en verdragen die Nederland met andere Europese landen had gemaakt en gesloten.
Moderne tijd
Aan het begin van de negentiende eeuw werd het internationale recht vooral gezien als een recht tussen de christelijke Europese landen. Deze landen zagen namelijk alleen zichzelf als beschaafd genoeg om verdragen en overeenkomsten te sluiten. Dit speelde ook een belangrijke rol in de overheersing van andere 'onbeschaafde' volkeren, aangezien de verspreiding van het christendom gebruikt werd als argument voor het hebben van koloniën. In 1856 ontstond er een breuk met het begrip van wat 'beschaafde' staten nu eigenlijk zijn. In dat jaar werd er namelijk een verdrag gesloten met onder andere het niet-christelijke Ottomaanse Rijk. Daarom werd er hierna geen onderscheid meer gemaakt tussen niet-christelijke en christelijke landen, maar wel tussen 'beschaafde' en 'niet-beschaafde' landen. Door de toetreding van de Ottomanen, werd niet meer de verspreiding van het christendom, maar de verspreiding van beschaving gebruikt als reden om andere landen te koloniseren.
Later in de moderne tijd ontstonden er ook nieuwe manieren waarop het internationaal recht door Europese landen werd verspreid. Het modern imperialisme speelde hier een belangrijke rol in; Europese grootmachten zoals Groot-Brittannië, Oostenrijk-Hongarije, Duitsland, Frankrijk, Italië en Rusland bedachten onderling systemen om de 'ontdekte' gebieden onderling te verdelen. Dat er in die gebieden al mensen woonden, maakte de landen niet zoveel uit, omdat zij die mensen niet zagen als beschaafde volkeren. Het bekendste voorbeeld van dit moderne imperialisme is de Koloniale Conferentie van Berlijn uit 1884, waarbij Afrika werd opgedeeld tussen de Europese grootmachten. Geen enkele vertegenwoordiger van een Afrikaans volk, koninkrijk, stadstaat of sultanaat werd dan ook uitgenodigd, omdat de Europese grootmachten deze mensen als 'onbeschaafd' zagen. Ethiopië vormde sinds 1896 een uitzondering hierop, omdat het land zich kon verdedigen tegen de Europese grootmachten en zo niet werd gekoloniseerd. Ook Liberia werd met rust gelaten, omdat het land nauwe banden had met de Verenigde Staten.
Na het Verdrag van Versailles, waarmee de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) tot een eind kwam, werd in 1919 de Volkenbond opgericht, een soort voorloper van de Verenigde Naties. De oprichting van de Volkenbond kan gezien worden als een eerste kleine breuk met het idee van het modern imperialisme. Veel kolonies werden namelijk bestuurd als zogenaamde mandaatgebieden van de Volkenbond en niet meer als kolonies van aparte landen. In de praktijk was het wel zo dat de mandaatgebieden in beheer werden gegeven van onder andere het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Veel landen zagen deze mandaatgebieden dus niet echt als internationale gebieden onder de Volkenbond.
Oprichting van de Verenigde Naties
Na de Tweede Wereldoorlog waren alle grote landen het erover eens dat zoiets als de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust nooit meer mochten gebeuren. Om ervoor te zorgen dat een volgende wereldoorlog werd voorkomen, richtten 51 landen de Verenigde Naties op. De VN zijn onder andere leidend geweest voor het proces van dekolonisatie, waarbij gekoloniseerde landen hun onafhankelijkheid kregen. Met deze onafhankelijkheid werden deze landen onderdeel van het internationale rechtssysteem. Hierdoor kwam ook een einde aan internationaal recht als een recht van zogenaamde 'beschaafde' landen of alleen de Europese landen. In het VN-Handvest werd ook opgenomen dat alle vredelievende landen lid konden worden van de VN. Aan het begin zorgde de term 'vredelievend' voor gedoe: de Verenigde Staten wilde geen communistische landen toelaten tot de VN, omdat zij die niet vredelievend vonden en omgekeerd wilde de Sovjet-Unie geen Westerse landen toelaten tot de VN. Uiteindelijk werd besloten om het begrip 'vredelievend' maar te lezen als 'onafhankelijk', zodat uiteindelijk bijna alle landen van de wereld – vredelievend of niet – lid werden van de Verenigde Naties. De cirkel is hiermee rond: het internationale recht, dat begon als wereldwijd natuurrecht en daarna christelijk en Europees recht werd, was te langen leste weer écht internationaal.
Hoewel het internationale recht als het gaat om dekolonisatie een grote rol heeft gespeeld in de vooruitgang van koloniën en later ontwikkelingslanden, is het internationale recht nog steeds wel voor een groot deel gevormd door de ontwikkelde landen. Deze ontwikkelde landen zijn voor een groot deel door het moderne imperialisme in de afgelopen 200 jaar een stuk rijker geworden, terwijl ontwikkelingslanden eeuwen terug in de tijd werden gezet. In de jaren 70 van de vorige eeuw vaardigde de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties wel de Verklaring voor de Oprichting van een Nieuwe Internationale Economische Orde uit. In deze verklaring stonden voorstellen om ontwikkelingslanden te helpen. Uiteindelijk werden niet alle voorstellen uitgevoerd, met name omdat rijkere landen tegen die voorstellen waren.
Tegenwoordig
Tegenwoordig staat het internationaal recht vooral in het teken van het op papier zetten van belangrijke zaken. Doordat er steeds meer landen deel uitmaken van internationale organisaties, is het niet praktisch om uit te gaan van ongeschreven natuurrecht. Belangrijke documenten (uit zowel het verre als recente verleden) die dat gewoonterecht op papier hebben gezet zijn:
- de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) uit 1948;
- de Dekolonisatieverklaring uit 1960;
- het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer uit 1961;
- het Verdrag van Wenen inzake consulair verkeer uit 1963;
- het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht uit 1969;
- de Verklaring inzake Beginselen van Internationaal Recht uit 1970;
- de Verklaring inzake Milieu en Ontwikkeling van Stockholm uit 1972;
- de Verklaring inzake Milieu en Ontwikkeling van Rio de Janeiro uit 1992;
- de Verklaring over de Rechten van Inheemse Volkeren uit 2007.
Ook begint het tegengaan van klimaatverandering steeds belangrijker te worden. In het Klimaatverdrag uit 1992, het Kyotoprotocol uit 1997, het Stockholmverdrag uit 2001, het Akkoord van Parijs uit 2015 en het Klimaatpact van Glasgow uit 2021 hebben landen van over de hele wereld afgesproken om klimaatverandering tegen te gaan door minder vervuilende stoffen te gebruiken en zo de opwarming van de aarde tegen te gaan. Als dit niet gebeurt, zal de aarde onleefbaar worden voor toekomstige generaties (de mensen die in de toekomst zullen gaan leven). In 2015 hebben de Verenigde Naties ook de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen vastgesteld met daarin doelen voor 2030. Die doelen zijn onder andere het tegengaan van klimaatverandering, ongelijkheid, armoede, honger en ziekten. Ook staan ze voor het bevorderen van gendergelijkheid, de kwaliteit van onderwijs en vrede. Eerder werden al in 2000 de Millenniumdoelstellingen aangenomen, maar die werden niet gehaald.
Rechtsbronnen
Met rechtsbonnen worden de plekken bedoeld waaruit (een deel van) het recht zijn wetten en regels haalt. Voor het internationale recht bestaat er geen lange lijst waarin al die plekken zijn opgenoemd. Wel zijn er een heleboel verdragen waarin apart rechtsbronnen staan vermeld. Daarnaast bestaat er ook een verschil tussen de rechtsbronnen op internationaal en Europees niveau.
Toch is het belangrijk dat het enigszins duidelijk is welke rechtsbronnen in welke situaties kunnen worden gebruikt. Alle mensen, bedrijven en organisaties die te maken hebben met het internationale recht – dat zijn nagenoeg alle mensen, bedrijven en organisaties – moeten weten waar ze aan toe zijn. Het Handvest van de Verenigde Naties drukt dit belang in zijn preambule als volgt uit:
De belangrijke rechtsbronnen van het internationale recht staan in het Statuut van het Internationaal Gerechtshof (IGH) van de Verenigde Naties. Artikel 38 van dat Statuut noemt internationale verdragen, de internationale gewoonte, algemene rechtsbeginselen, rechterlijke uitspraken en stukken van toonaangevende rechtsgeleerden als rechtsbronnen. Daarnaast zijn er ook nog allerlei andere rechtsbronnen, zoals besluiten van internationale organisaties, en belangrijke principes zoals die van redelijkheid en billijkheid . Het zijn met name internationale organisaties en landen die verantwoordelijk zijn voor de totstandkoming van het internationaal recht. Bij het ontwerpen en optekenen van dit recht wordt rekening gehouden met het idee van 'soevereine gelijkheid' . Dat betekent dat staten en internationale organisaties veel dingen zelf mogen beslissen en (meestal) niet tegen hun eigen wil kunnen worden gehouden verdragen. Dit uitgangspunt komt duidelijk terug in een rechtszaak uit 1927 tussen Frankrijk en Turkije. In de praktijk betekent dit dat de regels van het internationale recht alleen maar gelden voor staten die zelf hebben aangegeven dat ze zich aan die regels zullen gaan houden. Dit is anders dan nationaal recht, waarbij iedereen zich moet houden aan de regels. Toch zijn er wel uitzonderingen: staten kunnen niet zomaar gewoonterecht (recht gebaseerd op internationale gewoonten), mensenrechten en andere beginselen schenden. Ook besluiten van internationale organisaties gelden over de hele wereld, zonder dat elk land eerst moet aangeven dat het met dat besluit eens is. In sommige gevallen kan het wel zo zijn dat wordt aanvaard dat een land zich niet aan een bepaalde regel hoeft te houden, als dat land daar heel erg tegen is. Het moet dan opnieuw niet gaan om mensenrechten en het internationale verbod op geweld.
Dat niet elk land van tevoren moet aangeven dat het met een besluit eens is, komt voor een belangrijk deel ook omdat er dagelijks heel veel internationale besluiten worden genomen. Daarnaast zijn er bij die besluiten ook gelijk heel erg veel landen betrokken, waardoor het een chaos wordt als elk land apart besluiten moet erkennen of onderuit kan halen. Dit zou uiteindelijk leiden tot een ineenstorting van het internationale rechtssysteem, omdat het internationale recht dan niet meer kan functioneren.
Buiten de erkende rechtsbronnen is er ook nog zoiets als zelfregulering . Het voordeel van zelfregulering is dat regels sneller tot stand komen en dat ze ervoor zorgen dat er minder politiek gedreven besluiten worden genomen, waardoor ook het sluiten van compromissen makkelijker wordt. Toch is zelfregulering niet altijd een geschikte manier om regels op te stellen, aangezien sommige regels zó belangrijk zijn dat er niet alleen maar kan worden uitgegaan van de goede wil van landen en bedrijven; het ontbreken van bijvoorbeeld mensenrechten of andere belangrijke rechten kan direct ertoe leiden dat het leven van mensen wereldwijd slechter wordt en dat mensen soms zelfs doodgaan. In zulke gevallen zal het gebruik van zelfregulering ertoe leiden dat er niet kan worden gehandhaafd: internationale rechtbanken nemen in rechtszaken vaak wel zelfregulerende documenten mee in de beoordeling, maar zullen die niet toepassen als er geen gebruik kan worden gemaakt van de internationale rechtsbronnen.
Ten slotte zijn er ook gevallen waarin het recht uit meerdere verdragen of andere vormen van internationale rechtsbronnen geldt. Als de regels uit deze rechtsbronnen prima naast elkaar kunnen bestaan, gelden allebei de regels. Op het moment dat regels echter in strijd met elkaar zijn, kunnen ze niet tegelijkertijd worden toegepast. Er moet dan gekeken worden naar de regels over het oplossen van strijdigheden die de rechtsbronnen zelf aangeven. Zo bepaalt artikel 103 van het Handvest van de Verenigde Naties dat het VN-Handvest zelf en besluiten van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties altijd voorrang hebben. Dit is zo omdat de Verenigde Naties de belangrijkste internationale organisatie is waar bijna alle landen van de wereld lid van zijn. Daarnaast heeft dwingend recht (Latijn: ius cogens) altijd voorrang op andere regels van internationaal recht Dit staat in artikel 53 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht. Als er in verdragen zelf geen regels zijn over voorrang en er ook geen sprake is van dwingend recht, dan geldt dat nieuwere en specifiekere regels voorgaan op oudere en algemenere regels. Indien het bovenstaande niet leidt tot een oplossing, kan ook nog worden gekeken naar de internationale gewoonte of rechtsbeginselen om een strijdigheid tussen meerdere regels op te lossen.
Rechtssubjecten
Een rechtssubject in het internationale recht is een persoon die, een land dat, een organisatie die of een bedrijf dat zich moet houden aan het internationale recht. Rechtssubjecten mogen bijvoorbeeld binnen het internationale recht afspraken maken die de rechten en verplichtingen van een ander rechtssubject veranderen. Ook kunnen ze soms verdragen sluiten, een rechtszaak beginnen bij een internationale rechtbank en verantwoordelijk of aansprakelijk worden gehouden voor het schenden van een recht of verplichting.
Niet alle rechtssubjecten zijn hetzelfde; het Internationaal Gerechtshof heeft bepaald dat per subject apart bekeken moet worden wat het mag doen, welke rechten het heeft en waartoe het verplicht is. Uiteindelijk beslist de internationale rechtsorde zelf wie of wat al dan niet een rechtssubject is.
- Staten zijn bovenal rechtssubjecten van het internationale recht, omdat de internationale rechtsorde is opgericht door diezelfde staten. Staten zijn landen met een permanente bevolking, een duidelijk grondgebied, een regering en de mogelijkheid om met andere staten betrekkingen aan te gaan. Daarnaast zijn ook internationale organisaties rechtssubjecten, omdat zij zijn opgericht door staten om door internationale samenwerking een bepaald probleem op te lossen. Ook zijn ze erg afhankelijk van staten, aangezien deze staten de leden zijn van de organisatie. Zo bestaan de Verenigde Naties en de Europese Unie om een volgende wereldoorlog te voorkomen. Niet-gouvernementele organisaties (NGO's) zoals Amnesty International en Greenpeace, en andere organisaties zijn géén rechtssubjecten van het internationaal recht. Vaak worden ze wel door internationale organisaties uitgenodigd om mee te praten tijdens besprekingen die gaan over belangrijke besluiten. Een uitzondering op deze regel geldt voor belangrijke organisaties zoals het Rode Kruis en De Heilige Stoel.
- Bij uitzondering zijn ook landen en regeringen die niet erkend worden als staat, deels rechtssubjecten van het internationaal recht. Dit heeft er vooral mee te maken dat internationale organisaties en rechtbanken die landen en regeringen moeten kunnen aanspreken als zij zich niet houden aan het internationaal recht. Als dit niet zou kunnen, zou dat betekenen dat niet-erkende regimes mensenrechtenschendingen konden plegen zonder daarop aangesproken te worden. Daarom hebben ook niet-erkende landen en regeringen rechtssubjectiviteit, hoewel die minder is vergeleken met erkende staten en internationale organisaties. Sommige niet-erkende regimes hebben een sterkere rechtssubjectiviteit dan andere. Dit geldt voornamelijk voor bevrijdingsbewegingen die zich verzetten tegen kolonisatie of bezetting. Deze bewegingen hebben een sterkere rechtssubjectiviteit vanwege het onrecht dat wordt veroorzaakt door kolonisatie en bezetting. Bovendien hebben zij een recht op zelfbeschikking: het recht om zelf de toekomst van hun volk te bepalen.
- Bedrijven zijn over het algemeen geen rechtssubjecten, tenzij de staat waarin zij actief zijn met die bedrijven heeft afgesproken dat de bedrijven beschermd zullen worden en dat er niet gediscrimineerd zal worden tussen bedrijven. Als een staat dit wel doet, dan kunnen de bedrijven een rechtszaak aanspannen bij de daarvoor bedoelde rechtbank. Zij kunnen dan soms dan geld krijgen voor de schade die ze hebben geleden.
- Normale personen zijn rechtssubjecten van het internationale recht als zij zelf het internationale recht schenden (denk aan oorlogsmisdadigers die voor het Internationaal Strafhof moeten komen) of als hun eigen rechten worden geschonden. De meeste rechten van normale personen zijn vastgelegd in mensenrechtenverdragen zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR). Soms hebben bepaalde groepen normale personen een sterkere rechtssubjectiviteit. Dit geldt voor volkeren, waaronder in het bijzonder bedreigde inheemse volkeren, en etnische minderheden.
Rol in de wereld
Internationale rechtsorde
In de internationale rechtsorde staat 'soevereine gelijkheid' centraal. Dat betekent dat staten en internationale organisaties veel dingen zelf mogen beslissen. Als het om veel dingen gaat, kan een staat niet tegen zijn eigen wil niet gehouden worden aan afspraken of verdragen. Dit werd al bevestigd in de eerdergenoemde rechtszaak tussen Frankrijk en Turkije. Toch zijn er wel uitzonderingen op deze regel, bijvoorbeeld als het gaat om gewoonterecht en bepaalde beginselen. Zo moeten alle landen zich houden aan het verbod op genocide en mogen zij dus geen genocide plegen. Het maakt hierbij niet uit of een land al dan niet het Antigenocideverdrag van de VN heeft ondertekend. Landen die dit toch doen, kunnen door een ander land voor het Internationaal Gerechtshof worden gedaagd. De mensen die zelf verantwoordelijk zijn voor de genocide, kunnen worden vervolgd door het Internationaal Strafhof. Voor het verbod op geweld en de schending van mensenrechten geldt hetzelfde als voor het verbod op genocide.
Ook wordt er in andere gevallen afgeweken van de regel dat een staat niet tegen zijn eigen wil kan worden gehouden of gebonden aan afspraken. Dit komt omdat er zo veel staten zijn, dat het niet handig is als elke staat apart toestemming moet geven.
Internationale samenwerking
Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog zijn er veel internationale organisaties opgericht. Hierbij valt te denken aan de Europese Unie (EU) (eerder de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Europese Economische Gemeenschap), de Raad van Europa, de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO). De reden voor de oprichting van deze organisaties is dat het anders moeilijk is voor landen om hun doelen te bereiken. Er zijn namelijk zoveel landen op de wereld, dat de stem van één land in z'n eentje weinig uithaalt. Door meer internationale samenwerking is het een stuk makkelijker voor landen om belangrijke doelen zoals de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (SDE'S) te halen.
Een andere reden voor de oprichting van internationale organisaties is dat sommige verantwoordelijkheden simpelweg niet aan landen zelf overgelaten te kunnen worden. Als onschuldige burgers in een oorlog gedood dreigen te worden, moeten de Verenigde Naties en de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties in actie komen. Bij een wereldwijde coronapandemie, moet er een internationale organisatie zoals de Wereldgezondheidsorganisatie zijn die ervoor zorgt dat alle VN-lidstaten goede maatregelen tegen de verspreiding van het virus nemen. De Internationale Arbeidsorganisatie bestaat om ervoor te zorgen dat de arbeidsomstandigheden van werknemers over de wereld verbeteren en om ervoor te zorgen dat werkgevers en werknemers in gesprek blijven.
In de afgelopen tientallen jaren zijn er steeds meer internationale organisaties gekomen, waarbij de landen die bij die organisaties horen een deel van hun soevereiniteit zijn gaan afstaan. Dat betekent bijvoorbeeld dat ze een deel van hun macht geven aan die organisatie om bepaalde besluiten te nemen. In de praktijk kan het betekenen dat als een meerderheid van alle landen van die organisatie iets wil, alle landen en dus ook de landen die het er niet mee eens zijn, mee moeten gaan met die meerderheid. Op die manier kan er snel een besluit genomen worden en zijn de landen samen als organisatie veel sterker tegenover andere organisaties en landen. Met een moeilijk woord wordt zo'n organisatie ook wel 'supranationaal' genoemd. Een organisatie die voor een deel supranationaal is, is de Europese Unie. Als het gaat om de economie, worden veel besluiten genomen door het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie. Veel geldzaken worden ook geregeld door de Europese Centrale Bank (ECB). Ook gaat Europees recht boven nationaal recht: het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) velt het laatste oordeel bij een aantal grote rechtszaken in de EU.
Nederland
In de geschiedenis (maar ook nu) is Nederland vooral positief geweest over het internationaal recht. Dit komt omdat Nederland, vergeleken met andere grotere landen, weinig politieke macht heeft in de wereld. Dit heeft als gevolg dat het voor Nederland zonder het internationale recht moeilijker was geweest op de wereld. Dit recht zorgt er namelijk voor dat landen weten waar ze aan toe zijn. Daarnaast perkt het de macht in van grotere landen, omdat binnen het internationaal recht de gelijkheid en soevereiniteit van alle landen binnen de Verenigde Naties (VN) garandeert. Deze 'soevereine gelijkheid' staat vastgelegd in het tweede artikel van het Handvest van de Verenigde Naties. In datzelfde Handvest staat onder andere dat landen te goeder trouw moeten handelen en ruzies of geschillen op een vreedzame manier moeten oplossen en beslechten. Ook legt het vast dat het verboden is voor landen om geweld te gebruiken en dat de onafhankelijkheid van elk land moet worden gewaarborgd. De vastlegging van deze vrede, veiligheid en geborgenheid zorgt er ook voor dat het drijven van handel een stuk makkelijker gaat.
Uit het bovenstaande volgt dat het internationale recht voor een klein en handeldrijvend land als Nederland belangrijk is, omdat het het moeilijker maakt voor andere landen om Nederland aan te vallen. Het recht zorgt ook voor stabiliteit, waardoor het voor Nederland makkelijker is om goede afspraken te maken met andere landen. Ook zorgt het recht ervoor dat Nederland als handelsland in veiligheid handel kan drijven; Nederland verdient erg veel geld aan de export van goederen naar andere landen. Het belang van het internationale recht is ook goed te zien in de Nederlandse Grondwet. Zo staat er in artikel 90 van die Grondwet dat de regering verplicht is om de ontwikkeling van de internationale rechtsorde te bevorderen. Dat betekent dat Nederland zich moet inzetten voor de naleving van het internationale recht, maar ook moet helpen bij het aanmoedigen van de naleving van mensenrechten. Het belang dat Nederland aan mensenrechten hecht is goed te zien aan het feit dat Nederland alle belangrijke mensenrechtenverdragen en -verklaringen heeft ondertekend. Zo is Nederland onder andere partij bij:
- het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM);
- het Europees Sociaal Handvest (ESH);
- het Europees verdrag ter voorkoming van foltering (Europees Antimartelverdrag);
- het Statuut van het Internationaal Gerechtshof (IGH-Statuut);
- het Statuut van het Internationaal Strafhof (ISH-Statuut);
- de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM);
- het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR);
- het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVESCR).
De wetgever vond deze verdragen zo belangrijk, dat hij in de artikelen 93 en 94 van de Nederlandse Grondwet heeft laten vastleggen dat veel delen van die verdragen rechtstreeks gelden in Nederland en bóven de Nederlandse wetten gaan. Dit geldt voor de delen van die verdragen die erg duidelijk zijn en harde eisen stellen aan bijvoorbeeld de bescherming van mensenrechten.
Dat een verdrag boven Nederlands recht gaat, betekent dat de Nederlandse wetten niet gebruikt kunnen worden als het verdrag wat anders zegt dan die wetten.
Verdragen zijn ook op een andere manier belangrijker dan de Nederlandse wetten, omdat een rechter niet mag kijken of bepaalde Nederlandse wetten in strijd zijn met de Grondwet, zelfs al staan ook in de Grondwet veel mensenrechten beschreven. Dit is vastgelegd in artikel 120 van diezelfde Grondwet. In plaats daarvan mag de rechter alleen maar kijken of Nederlandse wetten niet in overtreding zijn met de eerder genoemde delen van verdragen die boven de Nederlandse wetten gaan.
Dat de wetgever aan de regering heeft bevolen om de internationale rechtsorde te bevorderen, wil niet zeggen dat dat ook altijd gebeurt. Zo is Nederland bevriend met de Verenigde Staten, die zelf lang niet alle belangrijke internationale verdragen hebben ondertekend. Dit kan ertoe leiden dat Nederland de VS ook helpt in oorlogen, terwijl dit soms in strijd is met het internationale recht.
Een andere lastigheid van het internationale recht is dat verdagen worden ondertekend op internationaal niveau. In Nederland mogen de Staten-Generaal (Eerste en Tweede Kamer) weliswaar een debat houden over een verdrag en een verdrag ook tegenhouden, maar zij hebben niks te zeggen over wat er in die verdagen staat. De inhoud van een verdrag wordt namelijk mede bepaald door de onderhandelaar die namens de Nederlandse regering over de inhoud van dat verdrag onderhandelt. Zeker als er enorm veel landen onderhandelen over de inhoud, heeft Nederland in verhouding weinig te zeggen over de inhoud. Dit is met name voor een land als Nederland dat – zoals eerder uitgelegd – erg afhankelijk is van het internationale recht, vervelend. De Staten-Generaal zullen namelijk niet gauw tegen een verdrag stemmen, zelfs al bevat dat verdrag dingen waar zij als volksvertegenwoordiging niet mee eens zijn, omdat de voordelen (stabiliteit, makkelijker handel kunnen drijven, meer veiligheid) voor Nederland bijna altijd groter zijn dan de nadelen (minder macht en minder soevereiniteit).
Toch laat Nederland op andere manieren zien dat het het internationale recht wel degelijk belangrijk vindt. Den Haag wordt ook wel de 'wereldhoofdstad van het internationale recht' genoemd vanwege de vele gebouwen die ten dienste staan van het internationaal recht. Deze benaming werd voor het eerst aan de stad toegekend door oud-secretaris-generaal Boutros Boutros-Ghali. Zo huist in het Vredespaleis te Den Haag:
- het Internationaal Gerechtshof, dat oordeelt over rechtszaken die te maken hebben met het IGH-Statuut en andere verdragen tussen staten;
- het Permanent Hof van Arbitrage, dat ruzies of geschillen tussen staten oplost en beslecht;
- de Haagse Academie voor Internationaal Recht, dat onderwijs geeft over het internationaal recht.
Ook staan andere belangrijke internationale hoven en tribunalen in Nederland, zoals:
- het Internationaal Strafhof in Den Haag;
- het Joegoslaviëtribunaal in het Aegongebouw in Den Haag;
- het Libanontribunaal in Leidschendam;
- het Kosovotribunaal in het oude Europolgebouw in Den Haag.
Ten slotte hebben veel Nederlandse rechtsgeleerden een belangrijke rol gespeeld in de totstandkoming van het internationaal recht, onder wie rechtsgeleerde Hugo de Groot, de grondlegger van het moderne natuurrecht, hoogleraar Tobias Asser, die in 1911 de Nobelprijs voor de Vrede voor zijn rol in de oprichting van het Permanent Hof van Arbitrage, hoogleraar Peter Kooijmans, internationaal rechter bij het Internationaal Gerechtshof en professor Bert Röling, internationaal rechter bij het Tokiotribunaal.
Toepassing
Zoals eerder benoemd bepalen artikelen 93 en 94 van de Nederlandse Grondwet dat veel internationale verdragen voorrang hebben op Nederlands recht.
Andersom wordt nationaal recht juist in de internationale rechtsorde niet gezien als internationaal geldend recht.
Het nationale recht kan echter wel worden aangeroepen in het internationale recht. Zo staat in verschillende verdragen dat het nationale recht beperkingen mag opleggen of uitleg mag geven aan een bepaling uit het internationale recht.
Bovendien zegt het internationale recht niet over alle zaken iets, waardoor een internationale rechtbanken soms toch nationaal recht moeten gebruiken om uitspraak te kunnen doen over een zaak.
Bronvermelding
- Cassesse, A. (2005). International Law (tweede druk). Oxford, Verenigd Koninkrijk: Oxford University Press.
- Crawford, J. (2012). Brownlie's Principles of Public International Law (achtste druk). Oxford, Verenigd Koninkrijk: Oxford University Press.
- Evans, M. (2018). International Law (vijfde druk). Oxford, Verenigd Koninkrijk: Oxford University Press.
- Horbach, N., Lefeber, R. & Ribbelink, O. (2007). Hankboek Internationaal Recht (eerste druk). 's-Gravenhage, Nederland: T.M.C. Asser Press.
- Jennings, R. & Watts, A. (Reds.) (2008). Oppenheim's International Law (negende druk). Harlow, Verenigd Koninkrijk: Pearson Longman.
- Nollkaemper, A.P. (2019). Kern van het internationaal publiekrecht (achtste druk). 's-Gravenhage, Nederland: Koninklijke Boom uitgevers (juridisch).
- Nussbaum, A. (1954). A Concise History of the Law of Nations (tweede druk). Londen, Verenigd Koninkrijk: Macmillan.
- Röling, B.V.A. (1985). Volkenrecht en Vrede (eerste druk). Deventer, Nederland: Kluwer.
- Röling, B.V.A. & Schrijver, N.J. Volkenrecht in: Enschedé, Ch. J., Komen, A. & Rutten-Roos, A. (1988). Nederlands recht in kort bestek (zevende druk). Deventer, Nederland: Kluwer.
- Schrijver, N.J. (2020). Internationaal publiekrecht als wereldrecht (vierde druk). 's-Gravenhage, Nederland: Koninklijke Boom uitgevers (juridisch).
- Shaw, M.N. (2017). International Law (achtste druk). Cambridge, Verenigd Koninkrijk: Cambridge University Press.