Dekolonisatie
Met dekolonisatie bedoelen we dat landen die eerder koloniën waren dat niet meer zijn doordat ze zich losmaken van hun overheerser. Het tegenovergestelde is kolonisatie.
Dekolonisatie vond bijvoorbeeld plaats in Latijns-Amerika in de jaren na 1800. De bekendste vrijheidsstrijder van Zuid-Amerika is Simón Bolívar. Ook de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog in de Verenigde Staten kan gezien worden als een vorm van dekolonisatie, omdat de VS eerst een kolonie van Groot-Brittannië was.
De meeste dekolonisatie vond echter plaats na de Tweede Wereldoorlog. Dit was voornamelijk in Azië en Afrika. 1947, het jaar waarin India onafhankelijk werd onder impuls van Mahatma Gandhi, wordt wel gezien als het beginpunt van de echte dekolonisatie. In dat jaar was de onafhankelijkheidsoorlog in Nederlands-Indië ook al aan de gang. Het belangrijkste jaar in het proces van dekolonisatie is 1960. In dat jaar werden maar liefst 17 Afrikaanse landen onafhankelijk. 1960 wordt dan ook wel het Jaar van Afrika genoemd.
Al die dekolonisatie kwam op gang doordat de inheemse bewoners in de koloniën almaar werden achtergesteld. Verder waren de twee belangrijkste grootmachten van dat moment, de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, allebei tegenstanders (in ieder geval in naam) van het imperialisme. Voor de Aziatische koloniën speelde ook nog het voorbeeld van Japan mee, dat gedurende de Tweede Wereldoorlog had laten zien dat niet-westerse volken best een vuist konden maken tegen de Europese mogendheden.
De dekolonisatie verliep in drie fasen. Tussen 1946 en 1956 kregen landen in Zuid- en Zuid-Oost-Azië en het Midden-Oosten (zoals Jordanië en Israël) hun onafhankelijkheid. Van 1956 tot 1965 ging het vooral om de onafhankelijkheid van verschillende Afrikaanse landen zoals Congo-Kinshasa (1960). Na 1965 zijn vooral nog Caribische en Oceanische landen onafhankelijk geworden.