Graafschap Vlaanderen
Graafschap Vlaanderen | |
---|---|
Hoofdstad | Brugge, Gent en Rijsel (op volgorde) |
Regeringsvorm | Graafschap |
Taal | Nederlands - (Oudnederlands, Middelnederlands, etc.) |
Godsdienst | Katholiek |
Staatshoofd | Graaf |
Portaal ![]() |
Het graafschap Vlaanderen is de historische voorloper van de huidige Belgische provincies West- en Oost-Vlaanderen. Het is ook een voorloper van het gewest Vlaanderen.
Etymologie
De naam Vlaanderen komt van het Germaanse Flauma, wat overstroomd land betekent. Het kustgebied overstroomde dan ook vaak.
Ligging
Het graafschap lag niet helemaal op de plek van de regio Vlaanderen nu. Het lag namelijk over de gehele noord-zuid strook van west-België nu. Ook bevond een deel ervan zich in het huidige noord-Frankrijk en het huidige Nederlandse Zeeuws-Vlaanderen viel er ook onder. Vlaanderen liep toen ook nog niet ver naar het oosten, waardoor de meest oostelijke plaats het huidige Antwerpen is, dus ongeveer tot aan de Schelde. Ten zuiden lag het Graafschap Artesië. Ten oosten lagen aanvankelijk het hertogdom Brabant en het graafschap Henegouwen.
Geschiedenis
Het graafschap ontstond in 863, toen graaf Boudewijn I de meest noordelijke gouwen van West-Francië in leen ontving. Hij werd dus de leenheer. Zijn zoon Boudewijn II en kleinzoon Arnulf I breidden het graafschap uit door andere gouwen toe te voegen, voornamelijk in zuidelijke richting. De voornaamste steden in het graafschap waren toen Brugge (35.000 inwoners), Gent (60.000 inwoners), Ieper, Kortrijk, Doornik (tot 1187), Arras (tot 1191) en Rijsel (tot 1667). Deze steden kwamen in die periode tot grote bloei. Amsterdam bijvoorbeeld stelde toen nog niets voor. Dat werd gesticht in 1275. Gent was de belangrijkste stad, want daar woonden de graven in het gravensteen. Maar Brugge was heel belangrijk voor de handel, want de stad had een zeehaven. Antwerpen had in het begin nog lang niet zijn grootte bereikt van wat het nu is. In 1400 had de stad nog geen 10.000 inwoners.
Frankische rijk
Het graafschap Vlaanderen is dus gesticht in 863. Eerder die eeuw was het Frankische rijk van Karel de Grote uiteengevallen in West-Francië, Midden-Francië en Oost-Francië. Zoals je op de kaart hier rechts kan zien, behoorde het graafschap Vlaanderen tot West-Francië. De koning van West-Francië was Karel de Kale. Karel had een dochter, genaamd Judith.
Judith van Francië
Judith van Francië was de dochter van Koning Karel. Ze woonde samen met haar vader in wat nu Parijs heet. Dat was de hoofdstad van het West-Frankische rijk. De stad was versterkt, en Karel had een speciaal gedeelte om zijn schatten te bewaren. Dat gedeelte was nog meer versterkt. En dat was ook de plek waar Judith woonde. Karel beschouwde zijn dochter als een schat, die van pas kon komen bij uithuwelijking, wat toen heel normaal was. Judith was op haar zeventiende al twee keer uitgehuwelijkt geweest, beide keren met de koning van Wessex, een machtig koninkrijk in het huidige Engeland. En nu werd ze verliefd op Boudewijn, een lage edelman. En die liefde was wederzijds. Karel wilde echter niets weten van een huwelijk, en toen verzon Boudewijn een plan...
Schaking van Judith
Boudewijn drong in het holst van de nacht het zwaarbewaakte Parijs binnen. Hij ontmoette Judith in haar slaapkamer, vroeg haar mannenkleren aan te trekken en hem te volgen. De twee slopen de stad uit. Later hoorde Karel hiervan. Hij was woedend, maar had ook wel respect voor zo'n moedig man. Daarom stond hij het huwelijk toe, en aan zijn schoonzoon Boudewijn gaf hij een drassig stuk land in een uithoek van het rijk. Niet het meest ideale cadeau voor je schoonzoon natuurlijk, maar de twee waren maar wat blij dat ze getrouwd waren.
Regeerperiode Boudewijn I
Boudewijn I kreeg het zwaar te verduren door invallen van de Vikingen. Vanuit het westen van het huidige Engeland teisterden ze Vlaanderen. Boudewijn was echter redelijk succesvol om ze tegen te houden, daarom kreeg hij ook een bijnaam: Boudewijn met de IJzeren Arm. In 879 stierf Boudewijn een natuurlijke dood, terwijl de Vikingen zijn land binnenvielen waarbij abdijen werden geplunderd. Zijn 15-jarige zoon Boudewijn II moest dit maar op zien te lossen...
Regeerperiode Boudewijn II
Boudewijn had nog maar net afscheid genomen van zijn vader, en hij moest al de enorme invasie van de Vikingen proberen te stoppen. Dit was de grootste beproeving tot nu toe voor het jonge graafschap, maar toen gebeurde er iets bijzonders. Alle bronnen stopten met schrijven over Vlaanderen. Er zijn dus helemaal geen bronnen over de eerste jaren van de regeerperiode van Boudewijn II. Maar een aantal jaar later dook Vlaanderen weer op in de geschriften. Het graafschap had zich ontpopt tot een steenrijk gebied, en de Vikingen waren verdwenen. De status van Boudewijn was opgeklommen tot net onder die van de koning, zo machtig was hij. Onderzoekers begrijpen nog steeds niet helemaal hoe hij dit voor elkaar heeft gekregen. Maar mogelijk heeft het iets te maken met de zogenoemde ringwalburchten.
Ringwalburchten
Ringwalburchten stammen al uit de prehistorie, maar versterkingen zijn er in de vroege middeleeuwen nauwelijks. Tot de periode van Boudewijn II dus. Hij bracht de burchten weer terug. Langs de gehele Vlaamse en Noord-Franse kust kwamen ze voor en zijn er nog restanten van te vinden. Binnen deze burchten vormden zich verschillende steden, waarvan Brugge de bekendste is. Door deze burchten konden de Vikingen niet meer plunderen, en werden ze verslagen.
Machtig graafschap
In de loop der jaren werd Vlaanderen steeds machtiger en groter.
918 - 1254
In 918 stierf Boudewijn II. Het graafschap werd verdeeld onder zijn zoons Adalolf en Arnulf. In 933 stierf Adalolf, waardoor Arnulf het volledige graafschap onder zijn bewind kreeg. Arnulf veroverde ook een paar gouwen (provincies van West-Francië). De status van Vlaanderen stond inmiddels op vrijwel gelijke voet met die van West-Francië, en de twee hadden steeds vaker ruzie. In 962 overleed Arnulfs zoon Boudewijn zonder zelfstandig geregeerd te hebben. Dit veroorzaakte chaos, en de twee zonen van Adalolf kwamen in opstand. Arnulf werd vermoord. Na heel wat ingewikkeld politiek gedoe kwam de jonge Arnulf II aan de macht. Hij was toen vijf jaar oud, en zijn twee regenten, Boudewijn Baldzo en Dirk II van Holland pakten twee stukken grond af. Baldzo werd graaf van Kortrijk en Dirk werd graaf van Gent en Waas.
Boudewijn IV kwam in 988 aan de macht, en hij heroverde Gent en Waas en Kortrijk. Hierna kwamen nog twee graven, Boudewijn V en Boudewijn VI. Beide graven lagen overhoop met andere vorsten, en breidden het graafschap uit. Na de dood van Boudewijn VI in 1070 kwam Arnulf III, maar hij kreeg het aan de stok met zijn oom Robrecht de Fries. Deze nam in 1071 zelf de macht over. Hoewel Robrecht zich hier niet van zijn beste kant liet zien, hielp hij zijn stiefzoon om weer graaf van Holland te worden. Hij ging op kruistocht en hervormde ook nog eens het bestuur, met minder macht voor de adel, en meer macht voor de steden. Brugge maakte in deze tijd echt een groei door. De stad werd het belangrijkste handelscentrum van Europa! Zijn opvolgers gingen hiermee door, en dit waren gouden dagen voor Vlaanderen.
Na de dood van Boudewijn VII in 1119 kwam er onrust, maar de Franse koning hielp de door Boudewijn benoemde opvolger Karel de Goede in het zadel. Dit was de zoon van de Deense koning. Na de moord op Karel ontstond er verwarring, waarna de Franse koning Willem Clito benoemde tot graaf. Na zijn dood in 1128 kwam er een meer op het Heilig Roomse Rijk gerichte graaf, Diederik van de Elzas.
Politiek verval (1278-1384)
Hoewel er politiek verval was, was er zeker geen economisch verval. Er was namelijk een nieuwe groep mensen: de lakenhandelaren. Dit waren zogenoemde Patriciërs: steenrijke mensen, die niet van adel waren. Ook de lakenhallen en belforten stammen uit deze tijd. De term steenrijk slaat dan ook op de vele (stenen) huizen en gebouwen die deze patriciërs bezaten.
De graaf van Vlaanderen, Gwijde van Dampierre, had weinig macht in handen. De patriciërs waren de baas, en de gewone man werkte voor de patriciërs. Bovendien werkten de patriciërs samen met de koning van Frankrijk, Filips de Schone. Dit leidde uiteindelijk tot de Guldensporenslag.
De Guldensporenslag

De Guldensporenslag of de Slag bij Kortrijk is een veldslag die plaatsvond op 11 juli 1302 te Kortrijk. De graven van Vlaanderen en Namen gingen in gevecht tegen de Franse koning. Het waren vooral Vlaamse ambachtslieden die het opnamen tegen Franse ridders en zij versloegen deze. Deze overwinning wordt nog altijd herdacht tijdens de Feestdag van de Vlaamse Gemeenschap.
De feitelijke aanleiding was dat de adel en de patriciërs profijt hadden van de lakenhandel, maar dat de arbeiders die het werk leverden in armoede leefden. Ook was er verzet tegen de Franse aanwezigheid. In Gent was er een sterke belastingverhoging geweest, waarna er een opstand uitbrak door de Vlaamse Leibaards. Ook in Brugge namen zij de strijd op tegen een Frans garnizoen. Een conflict kon niet uitblijven. De kleinzoon en zoon van Gwijde van Dampierre, Willem van Gulik en Gwijde van Namen organiseerden het verzet. Zij stelden een leger samen bestaande uit ambachtslieden, boeren, samen met enkele stedelijke milities en ridders. Met pieken (soort lansen) wist het Vlaamse voetvolk de Franse ruiters tot staan te brengen. Nieuw voor die tijd was de goedendag (een metalen bol met stekels aan een ketting en houten handvat) die zij gebruikten en waarmee ze de Franse ruiters en paarden wisten te doden. Uitzonderlijk voor die tijd was dat de ridders niet werden gevangen genomen, maar gedood. Volgens de regels van de toenmalige oorlogsvoering werd een ridder, die van zijn paard geslagen was, gevangengenomen maar niet gedood. Ook werd er op dat moment geen oorlogsbuit verzameld. De Fransen trokken zich terug, maar door hun zware uitrusting kwamen ze vast te zitten in de modder. Ook zij werden gedood. Ook de aanvoerder Robert II van Artesië werd gedood. Anderen sloegen in paniek op de vlucht. De overwinnaars bleven die nacht op het slagveld. De volgende dag werd het verbod de lijken te plunderen opgeheven. De Vlamingen vonden op het slagveld – aldus het verslag van Hendrik Conscience – minstens vijfhonderd vergulde sporen, vandaar de (latere) naam van de slag. Gevolg was dat Vlaanderen zijn zelfstandigheid van vroeger herwon, hoewel er nog verschillende slagen volgden.
De Zwarte Dood

Omdat de hygiëne in de steden van toen zeer slecht was en er nog geen antibiotica bestond, kwam het geregeld voor dat er in Europa pestepidemieën uitbraken (1347). De ziekmakende bacterie (Yersinia pestis) werd door vlooien op ratten verspreid en deze sloegen over op de mens (zoönose). Door hoesten en niezen verspreidde de ziekte nog verder. Omdat men toen alleen maar af kon gaan op uiterlijke verschijnselen, kan er ook sprake zijn geweest van de pokken. De zwarte dood kostte vele mensen het leven. Er waren regelmatig terugkerende pestuitbraken van korte duur. Ook het goederentransport (vanuit de havens) speelde een rol in de verspreiding van ratten. De zwarte dood verspreidde zich vanuit Turkije verder in Noord-westelijke richting uit over Europa. In Europa zouden er tussen 25 en 50 miljoen doden gevallen zijn. De pest werd gezien als een straf van God. Men zocht een zondebok. Zo werden onder meer de Joden beschuldigd van het vergiftigen van waterputten en bronnen en het mengen van een verdachte stof in het eten. Gek genoeg had men te weten kunnen komen dat hygiëne een rol speelde; Balavignus, een Joodse arts in Straatsburg, gaf in 1348 bevel om de hele Joodse wijk schoon te maken en al het afval te verbranden. Als gevolg van deze complete reiniging verdwenen de ratten en vlooien naar omliggende wijken en steden. Het resultaat was dat in de wijk van Balavignus slechts 5% van de bevolking slachtoffer werd van de zwarte dood. In plaats van dat men het voorbeeld van deze man volgde, klaagde men hem aan voor de verspreiding van de ziekte. De Jodenhaat en de daarop volgende progroms namen sterk toe. Men had echt geen idee wat de ziekte veroorzaakte. Men dacht aan slechte lucht. Een pestmeester droeg dan ook een masker met kruiden in een soort snavel om toch de zieken en doden te verwijderen uit de stad. Men sneed zelfs de pestbuilen bij de patiënten weg, wat de verspreiding alleen maar verergerde. De pest bleef nog meer dan 300 jaar actief in Europa. De laatste grote uitbraak in West-Europa vond plaats in 1720 in Marseille.
Onder het Huis Valois-Bourgondië (1384-1506)

1384 wordt gezien als het begin van de Bourgondische Nederlanden. In dat jaar sterft de Vlaamse Graaf Lodewijk van Male. Zijn dochter Margaretha van Male (of Margeretha van Vlaanderen) trouwt in 1369 met Filips de Stoute die Lodewijk opvolgt. De graafschappen Vlaanderen (waaronder ook het huidige Zeeuws Vlaanderen) en Artesië kwamen zo in handen van Filips de Stoute (1342 - 1404) die ook prins was in het Huis Valois en ook hertog van Bourgondië. Hij is de stamvader van het Huis Bourgondië. Door opnieuw slimme huwelijkspolitiek en veroveringen weten opeenvolgende generaties Bourgondiërs het gebied sterk uit te breidden tot wat de Lage Landen of de Nederlanden wordt genoemd (zeg maar de Benelux). Zij worden dan ook de Aartsvaders van de Lage Landen genoemd.
Naar de Habsburgers

Door het huwelijk van Maria van Bourgondië (1457-1482) met de latere Keizer Maximiliaan I in 1477 komen de Lage Landen in handen van de Habsburgers. Vanaf 1508 wordt Maximiliaan keizer van het Heilige Roomse Rijk, waar Vlaanderen dan ook onderdeel van is. In de Nederlanden is het dan één van de Zeventien Provinciën zoals het gebied ook wel wordt genoemd.
Verval
Spanjaarden de baas

Na het overlijden van Maximiliaan I van het Heilige Roomse Rijk werd zijn kleinzoon Karel V de nieuwe keizer. Zijn vader Filips I van Castilië (ook wel Filips de Schone uit het huis Bourgondië) was al eerder te komen overlijden. Karel V was tevens koning van Spanje. Daarom worden Nederland en België vanaf dan de Spaanse Nederlanden genoemd. Dit is de naam voor dat gebied tussen 1556 en 1713. Namens Karel V werd het gebied geregeerd door de landvoogd, Margaretha van Parma. In die tijd waren er veel onlusten (zie Tachtigjarige Oorlog), waaronder ook de Beeldenstorm die in Vlaanderen begon. In 1581 werd het meer protestantse Nederland onafhankelijk mede door Willem van Oranje en werd een zelfstandig land (Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden). Het meer katholieke België (en dus ook graafschap Vlaanderen) bleef tot aan 1713 bij Spanje horen en werd daarna van Oostenrijk.
Tachtigjarige Oorlog

Na de val van Antwerpen in 1584 verhuisden veel rijke handelaren en intellectuelen vanuit Antwerpen en het aangrenzende Vlaanderen naar Amsterdam. Dit zorgde voor de Gouden Eeuw in Nederland. Eerder al was Brugge haar belangrijke handelsrol kwijtgeraakt door verzanding van Het Zwin en daarmee ook de haven.
Noordelijke delen van Vlaanderen (Zeeuws-Vlaanderen) werden veroverd door de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, grote delen langs de zuidgrens werden ingenomen door Lodewijk XIV van Frankrijk. Mechelen en Dendermonde werden nog door Willem van Oranje veroverd, maar die steden vielen later weer in Spaanse handen. Ook Aalst werd geplunderd door Spaanse huursoldaten.
Ook de rol van de adel werd kleiner en kleiner. De Pacificatie van Gent had de godsdienststrijd moeten oplossen, maar dat was maar van korte duur.
Oostenrijkers de baas

De Vrede van Utrecht (1713) wees de Spaanse Nederlanden toe aan de Oostenrijkse tak van het Huis Habsburg. De Oostenrijkse Nederlanden. In Turnhout braken er opstanden tegen de Oostenrijkers uit. Dit mondde uit tot de Verenigde Nederlandse Staten.

In 1790 werd er een eerste poging gedaan tot het vormen van een Belgische staat.
De Oostenrijkers waren natuurlijk woedend, en ze kwamen met een gloednieuw leger, om het land te heroveren. Dat lukte eenvoudig: in dat zelfde jaar werd Oostenrijk weer de baas. Ze werden echter in 1794 bezet door de Eerste Franse Republiek. België werd onderdeel van Frankrijk. Ook de Noordelijke Nederlanden kwamen onder Frans bestuur en vormden de Bataafse Republiek.
Dit viel samen met een groot deel van de Franse Revolutie en de nasleep daarvan.
Einde graafschap
Het graafschap Vlaanderen werd uiteindelijk opgeheven en in de Napoleontische tijd vervangen door de departementen Leie (1795 – 1814) en Schelde (1795 – 1814). Tussen 1815 en 1830 was het voormalige graafschap Vlaanderen als twee provincies onderdeel van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden totdat België zelfstandig werd als gevolg van de Belgische Revolutie. De eerder genoemde departementen werden de Belgische provincies West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen. Als gevolg van de taalstrijd kreeg je in de noordelijke helft van België het Vlaams Gewest, zeg maar Vlaanderen en in het zuiden het Waals Gewest. Daartussen ligt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Relatie tot andere landen
Frankrijk
Het graafschap had een bijzondere relatie met Frankrijk. Bij het stichten ervan behoorde het toe aan de Franse kroon, en werd het "uitgeleend" aan de graven. De Franse koningen keken er echter nauwelijks naar om, vanwege de afgelegen ligging. Na de enorme ontwikkeling werd het wel belangrijk, maar toen wilden de Vlamingen zelfstandigheid, en geen vreemde mannen op de vloer.
Engeland
Engeland was de belangrijkste handelspartner van het graafschap Vlaanderen. Dit land leverde de wol voor het beroemde Vlaams laken. Vanwege de gespannen verhouding tussen Frankrijk en Engeland koos Vlaanderen echter nooit helemaal voor Engeland.
Henegouwen
Het buur-graafschap Henegouwen had in de 11e eeuw goede connecties met het graafschap Vlaanderen. Via het huwelijk van Boudewijn VI van Vlaanderen met Richilde van Henegouwen werden de graafschappen reeds korte tijd verenigd, namelijk tot de dood van Boudewijn VI van Vlaanderen in 1070. Ook latere huwelijksverbindingen tussen Vlaanderen en Henegouwen zorgden ervoor dat beide graafschappen in een personele unie tot in 1278 met elkaar verbonden bleven.
Heilig Roomse Rijk
Het Heilig Roomse Rijk was de derde grootmacht, maar eigenlijk veel minder belangrijk voor het graafschap.
Lijst van graven van Vlaanderen
Lijst van graven van Vlaanderen.