Atletiek
Atletiek is een veelzijdige, individuele sport. Individueel betekent hier dat bij wedstrijden alleen het eigen resultaat telt. Een uitzondering hierop is de estafette, waar het resultaat van de 3 of 4 lopers telt. Als een atleet alle onderdelen doet, dan gebruikt deze daarbij bijna al zijn spieren.
Mensen die aan atletiek doen kunnen meedoen aan springonderdelen, looponderdelen (waaronder sprint) en werponderdelen. De jongere atleten doen meestal meerkampen op wedstrijden. Dit betekent dat ze meerdere proeven doen, daar punten mee verdienen die ze achteraf per persoon optellen. Achteraf wie de meeste punten heeft verzameld is gewonnen. De oudere atleten specialiseren zich meestal in één onderdeel, waar ze goed in zijn.
Deze sport wordt meestal beoefend op een atletiekbaan. Dit is een rondbaan van 400 meter met daarbinnen de aanloopbaan voor speerwerpen, de verspringbakken, de hoogspringbakken, de kogelstootbakken,poolstokmatten, discuskooi...
Geschiedenis atletiek
Atletiekwedstrijden worden al bijna 3000 jaar georganiseerd. Ze vormden een belangrijk onderdeel van de Olympische Spelen, die vanaf 776 voor Chr in het oude Griekenland gehouden werden. De Olympische Spelen waren eigenlijk een eervol feest ter ere van de oppergod Zeus. De winnaars van de spelen kregen een olijfkrans en werden als sterren onthaald overal in het land. De stad gaf hun geld en de burgers overlaadden hun met geschenken. De atleten deden zonder kleren mee, omdat ze dan geen last hadden van hun kleren.
De onderdelen
Looponderdelen
Er is in het wedstrijdregelement vastgelegd wat de verschillende categorieën atleten moeten lopen. Soms wordt hier vanaf geweken, omdat indoor (binnen) vaak weinig ruimte is.
Sprint
- 40/60/80/100/... meter
- 60/80/100/110/150/... meter horden
- 150 meter
- 200 meter
- 400 meter
Middenlange afstand
Hier vallen alle afstanden onder tussen de 400 meter en de 5 kilometer.
- 600 meter
- 800 meter
- 1000 meter
- 1500 meter
- 3000 meter
Lange afstand
- 5000 meter
- 10000 meter
- Halve marathon op de weg
- Marathon (42,195 km) op de weg
Estafette
Bij de estafette is het de bedoeling om met een groepje van 3/4 mensen een stuk zo snel mogelijk te lopen. Ze lopen bijvoorbeeld allemaal 200 meter om de beurt. Als de volgende persoon is geeft de ander een stokje over. Hieronder staan de estafette-onderdelen.
- 3 x 60 meter estafette
- 4 x 80 meter estafette
- 4 x 100 meter estafette
- 4 x 200 meter estafette
- 4 x 400 meter estafette
- 4 x 800 meter estafette
- 4 x 1500 meter estafette
- Ekiden op de weg, een marathon in estafettevorm.
- Zweedse estafette; 1e loper 400 m, 2e 300m, 3e 200m, 4e 100m.
Crossen
In de winter worden er buiten op de baan geen wedstrijden meer gehouden, omdat dit te koud is. De enige wedstrijden die dan nog gehouden worden zijn de crosswedstrijden. De atleten lopen dan een afstand (dit kan variëren tussen de 600 meter en 5, 10 of zelfs 15 kilometer. De afstand die gelopen wordt is afhankelijk van de leeftijdscategorie en het soort wedstrijd waarin een atleet meedoet.
Crosswedstrijden worden gelopen op niet verharde wegen, meestal grasvelden, bospaadjes (al dan niet over heuvels), akkers en zandpaadjes. Het lopen van een cross is veel zwaarder dan het lopen van die afstand op de rondbaan van het atletiekveld.
Springnummers
- Hoogspringen; Bij dit onderdeel moet je over een lat springen. Degene die het hoogst springt is de winnaar. Volgens de regelementen heeft iedereen 3 pogingen per hoogte. Wanneer drie keer achter elkaar de lat is gevallen, mag de atleet niet meer verder springen. Het resultaat van die atleet is de laatste hoogte die de atleet heeft gehaald (waar de lat er dus niet is afgevallen).
- Polsstokhoogspringen (In belgië polstokspringen); Bij polsstokhoogspringen is het net zoals bij hoogspringen de bedoeling om zo hoog mogelijk te springen. Polsstokhoogspringen wordt echter met een polsstok gedaan. Hiervoor is dus een andere techniek vereist en kun je veel hoger komen. Polsstokhoogspringen wordt beoefent op een speciale mat (die veel dikker is en veel langer dan een normale hoogspringmat). Hierbij heb je een stok vast, loop je aan, zet je de stok op de grond en springt.
- Verspringen; Bij verspringen loop je aan over een aanloopbaan. Je zet af op het witte gedeelte van een balk en probeert zo ver mogelijk te springen in de zandbak.
- Hink-stap-springen; Hink-stap-springen doe je op dezelfde baan als verspringen. De balk zit dan verder van de bak vandaan. De atleet zet bij die balk af, doet een hink, daarna een stap en springt daarna zo ver mogelijk in de zandbak.
De werpnummers
- Kogelstoten; Bij het kogelstoten moet de atleet een ronde, ijzeren kogel wegstoten. De kogel wordt vanuit een ring in een driehoekig veld gestoten. Je kan met een aanloopje stoten of uit stand. Des te ouder je bent des te meer kg weegt de kogel.
- Discuswerpen; Het discuswerpen gebeurd vanuit een discuskooi. De atleet moet vanuit een ring een discus (een ronde, platte schijf) wegwerpen (al draaiend of uit stand, des te groter je bent des te beter je gaat gooien, des te meer de discus weegt en je dus best al draaiend werpt). De discuskooi is ter bescherming van de omstanders.
- Kogelslingeren (in belgië hamerslingeren); Kogelslingeren gebeurd vanuit dezelfde discuskooi als hierboven staat. De atleet gooit hierbij een kogel aan een ijzeren draad zo ver mogelijk het veld in.
- Gewichtwerpen; Gewichtwerpen gebeurd ook vanuit de discuskooi. Bij gewichtwerpen moet de atleet een (zwaarder) gewicht aan een kortere draad het veld in werpen.
- Speerwerpen; Speerwerpen gebeurd vanaf een aanloopbaan aan de rand van het grasveld. De atleet moet een metalen speer vanuit het `afwerpvlak` in het veld gooien.
- Hockeywerpen; Hockeywerpen is de voorganger van het speerwerpen. Hierbij heb je een plastieken of tennisbal vast en werp je op dezelfde manier als bij het speerwerpen. Dit doen meestal de benjamins en de pupillen (6-11jaar), dit is minder gevaarlijk. Speerwerpen doe je dan vanaf de miniemen (vanaf 12jaar).
Leeftijdscategorieën
Binnen atletiek wordt er met leeftijdscategorieën gewerkt. Als er een wedstrijd gedaan wordt, dan doe je die wedstrijd alleen tegen mensen in je eigen categorie. De categorieën hebben in Nederland en België andere namen. Hieronder staat een schema.
Nederland | België | Geboortejaar |
---|---|---|
Master | Master | Vanaf 35ste verjaardag |
Senior | Senior | 2005 t/m 1990 |
Junior-A | Juniores | 2006 en 2007 |
Junior-B | Scholieren | 2008 en 2009 |
Junior-C | Cadetten | 2011 en 2011 |
Junior-D | Miniemen | 2013 en 2013 |
Pupil-A | Pupillen | 2015 en 2015 |
Pupil-B | Benjamins | 2016 |
Pupil-C | Benjamins | 2017 |
Minipupil | Benjamins | 2018 of later |
Atleten worden ingedeeld aan de hand van hun geboortejaar. Een atleet gaat naar de volgende leeftijdscategorie als het 1 november is. Dit is zo gekozen, omdat dan het nieuwe cross-seizoen begint. Anders zouden de atleten naar een nieuwe categorie gaan midden in het nieuwe cross-seizoen, wat niet de bedoeling is.
Wedstrijden
Er bestaan twee soorten wedstrijden, namelijk:
- Meerkampen
- Wedstrijden met 'losse' onderdelen
Meerkampen
Meerkampen zijn wedstrijden waar meerdere onderdelen plaatsvinden. Voor het beste resultaat per onderdeel krijg je punten. De winnaar is degene die meeste punten heeft behaald over alle onderdelen.
Pupillen (in België niet) kunnen alleen meedoen aan wedstrijden als ze een zogenaamde driekamp doen. Dit is een meerkamp waar je drie onderdelen doet, namelijk: Een sprintonderdeel, een werponderdeel en een springonderdeel. Vaak kunnen de atleten hierna nog een lange afstand lopen, maar die wordt niet samen gerekend met de andere onderdelen.
Voor Junior-D (Miniemen) en ouder zijn er ook grotere en andere meerkampen mogelijk, bijvoorbeeld: Werpdriekamp (alleen werponderdelen) en 4,5,6-kamp. De grootste meerkampen zijn de tienkampen, ook wel Decatlon genoemd. Deze wordt verdeeld over twee dagen.
Losse onderdelen
Voor Junior-D (België altijd) en ouder is het ook mogelijk om zich te specialiseren (bekwamen) in één of een aantal onderdelen. Voor diegene worden er ook wedstrijden georganiseerd waar je één of meer onderdelen kan doen. Er wordt dan per onderdeel gekeken wie het beste resultaat heeft.
Competities
Naast 'gewone' wedstrijden zijn er ook zogenaamde competities. Deze worden een keer per jaar gehouden. Per leeftijdscategorie komen atleten uit voor hun club. Anders dan met gewone wedstrijden tellen hierbij de resultaten van het team waarin de atleet meedoet samen. Ook wordt er een estafette gelopen. Door middel van een 'gebiedsfinale' en een 'finale' wordt de beste ploeg van Nederland/België gezocht. Bij pupillen is het ook mogelijk om zich individueel te klasseren, naast de ploegen (teams) die zich kunnen klasseren.
Er bestaat voor elke leeftijdscategorie een competitie, met uitzondering van de mini-pupillen en jonger (7 jaar en jonger). Zij kunnen meedoen bij de competitie van de C-Pupillen (Benjamins). Het is echter onmogelijk voor hen om mee te doen aan de finale als zij zich daar voor klasseren.
Externe link
- Klokhuisfilmpje deel 1
- Klokhuisfilmpje deel 2
- Willem Wever: Waarom kunnen jongens sneller rennen dan meisjes?
- Weetje atletiek
Olympische sporten | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|