Renaissancemuziek

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Een concert van renaissancemuzikanten (schilder: Gerard van Honthorst, 1623)

Renaissancemuziek is gezongen en instrumentale muziek die tijdens de renaissance in Europa is geschreven en uitgevoerd. Het begint met het einde van de middeleeuwen rond 1400 en het eindigt met het begin van de barok rond 1600. De muzikale renaissance begint dus ongeveer honderd jaar na het begin van de renaissance zoals die bij de bouw- en schilderkunst wordt gesteld.

Muziek raakte in toenemende mate bevrijd van middeleeuwse beperkingen veroorzaakt door de kerk. Er werd meer variatie mogelijk wat de muziek zelf betreft, maar er ontstonden ook meer mogelijkheden door de verbeterde muziekinstrumenten. In de renaissance werd muziek een 'voertuig' (middel) voor persoonlijke expressie. De muziek werd dus meer een wereldlijk iets en niet meer alleen iets van de kerk. Er werd niet alleen meer in het latijn gezongen (gregoriaans), maar ook steeds meer in de volkstaal. Componisten hebben manieren gevonden om de gezongen muziek expressiever te maken. De wereldlijke muziek haalde in het begin nog technieken uit gewijde (kerkelijke) muziek, maar doordat er steeds meer mogelijk werd, kom je de verbeteringen ook weer tegen in de kerkelijke muziek. Het chanson en madrigaal (meerstemmig zingen) verspreid zich over heel Europa. Omdat steden steeds zelfstandiger werden, wilde men ook meer zelf kunnen doen. Dat uit zich ook in de muziek. Steden (stadsbesturen) hadden eigen artiesten in dienst, zowel zangers als instrumentalisten. Bijvoorbeeld om zaken aan te kondigen, de tijd aan te duiden, maar ook voor waarschuwingssignalen bij brand. Men had hiervoor stadpijpers (fluitspelers) en/of schalmijers (schalmei-spelers, hoboïsten) en/of trompers (trompettisten) in dienst. Deze muzikanten moesten ook 'optreden' als er belangrijke gebeurtenissen waren of als er een hooggeplaatst persoon de stad bezocht. Het sprookje van de 'Bremer stadsmuzikanten' van de gebroeders Grimm verwijst hiernaar. Muziek werd ook meer iets om zelf te kunnen doen doordat muziek meer en meer in gedrukte vorm beschikbaar kwam (uitvinding van de boekdrukkunst in 1439).

Instrumenten

Taborspeler met fluit

Voorlopige versies van veel bekende moderne instrumenten (waaronder de viool- , gitaar- , luit- en toetsinstrumenten) ontwikkelden zich tijdens de renaissance tot nieuwe vormen. Deze instrumenten werden aangepast om te kunnen gebruiken bij de veranderende muzikale ideeën. Ook konden ze beter op elkaar worden afgestemd (stemmen naar gelijke toonhoogte). En ze boden nieuwe mogelijkheden voor componisten en muzikanten om uit te proberen (iets wat veel later in de popmuziek met elektronische instrumenten opnieuw gebeurde). Vroege vormen van moderne houtblazers en koperblazers zoals de dulciaan, voorloper van de fagot en de sackbuts, voorloper van de trombone verschenen ook. Hierdoor ontstonden er meer klankkleuren. Ook werd het geluid van instrumenten nieuwer en de mogelijkheden voor ensembles/orkesten groter. De zogeheten modi (soort toonladders) werden steeds uitgebreider. De polyfonie (het gebruik van vier of meerdere, onafhankelijke melodielijnen) die er aan het einde van de middeleeuwse muziek er al was, werd steeds ingewikkelder. Ook werden sommige noten langer aangehouden waardoor de muziek vloeiender werd. Melodieën en basbegeleiding kregen meer variatiemogelijkheden. Ook dat zie je later weer terug in de popmuziek doordat er dan nóg meer mogelijk wordt om met de instrumenten aan geluiden te maken. Eveneens nieuw is het carillon, veelal in een kerk- of klokkentoren. Het is een groep van klokken met verschillende tonen die eerst met hamers werden bespeeld en later via een ingenieus touwen- en/of kettingensysteem wat verbonden was aan toetsen. Iemand die het carillon bespeeld noem je een beiaardier of beiaard. De pijporgels in de kerken en basilieken werden steeds uitgebreider en kregen meer groepen van instrumenten. De kleine (ketel)trom of tabor werd samen met een fluit vooral voor militaire doeleinden als marsen gebruikt.

Kerkorgel in Hoogland (ca 1565)

Bekende renaissancemuziek

Door de bladmuziek kennen we uit het renaissancetijdperk grote hoeveelheden genoteerde wereldse en religieuze (kerkelijke) muziek, inclusief zang en instrumentale werken en gemengde zang/instrumentale werken. Een aantal kerstliederen komt uit deze tijd, zoals "O kerstnacht, schoner dan de dagen" met een tekst van Joost van den Vondel. Ook het bekende Engelse "Greensleves" komt uit deze periode. Het lied "In dulci jubilo (singet ende weset vro)" (15e eeuw) is bewerkt door Johann Sebastian Bach, maar ook door Mike Oldfield in 1975. Er ontstaan in de renaissance tal van nieuwe muziekstijlen en genres, waaronder missen (kerkelijk muziekstuk voor koor en orgel), motetten (zangstukken), madrigalen (wereldlijke zangmuziek), chansons, ballades, begeleide liederen, instrumentale dansen en vele anderen. De vraag naar muziek als amusement en als vrijetijdsbesteding voor geschoolde amateurs nam toe met de opkomst van een burgerlijke klasse (tegelijkertijd met de opkomst van steden). In Italië ontstaat bijvoorbeeld de opera. Veel volksliedjes ontstaan of worden bewerkt. Zo ook het Geuzenlied het Wilhelmus, dat pas in 1932 het nationale volkslied van Nederland wordt.

Reformatie

Door de protestantse reformatie waren er geestelijken die vonden dat de beleving van de (eerst nog) katholieke godsdienst anders moest. Dit had ook invloed op de muziek binnen de kerk. Luther vond het gebruik van het kerkorgel, welke aanvankelijk gebruikt werd voor het begeleiden van het koor, maar niks. Hij vond het te Rooms (te katholiek), net als de pracht en praal van heiligenbeelden en dergelijke (zie beeldenstorm). De mens moest volgens Luther zélf de godsdienst kunnen beleven. Een aantal kerkorgels werden in de Noordelijke Nederlanden dan ook vernield (de Zuidelijke Nederlanden bleven Katholiek). De Calvinisten kwamen daar later (ca. 1580) tegen in opstand. Het orgel werd in ere hersteld, maar nog niet direct gebruikt om de lekenzang (mensen die de mis bezoeken en meezingen) te begeleiden. Mogelijk heeft dit ook te maken met het feit dat de orgels vaak eigendom van de stad waren en de organist en degene die de blaasbalg bedient ook in dienst van stad waren. Het orgel werd voor en ná de mis op zondag gebruikt om er psalmen op te spelen als een soort van mini-concert. Uit deze zondagse mini-concerten zijn de openbare bespelingen ontstaan in de 17e eeuw.

Dansen in de renaissance

Galliard in de 15e eeuw

Dansen (met voorbeelden op YouTube) gespeeld door instrumentale ensembles of soms gezongen omvatten:

  • basse danse (It. Bassadanza ) ofwel "lage dans", was een populaire hofdans in de 15e en vroege 16e eeuw, vooral aan het Bourgondische hof. Het woord basse beschrijft de aard van de dans, waarbij de partners rustig en gracieus (sierlijk) in een langzame glijdende of lopende beweging bewegen zonder de vloerlos te laten, terwijl bij levendiger dansen beide voeten met sprongen of sprongen van de grond kwamen.
  • tourdion, is een levendige dans, vergelijkbaar van aard met de galliard en populair van het midden van de 15e tot de late 16e eeuw, eerst aan het Bourgondische hof en dan in het hele Franse koninkrijk.
  • saltarello, is een muzikale dans die oorspronkelijk uit Italië komt. Het werd meestal gespeeld in een snelle driekwartsmaat en is genoemd naar zijn eigenaardige sprongstap, naar het Italiaanse werkwoord saltare ("springen").
  • pavane, is een langzame processie dans gebruikelijk in Europa tijdens de 16de eeuw. De vroegst bekende muziek hiervan werd in Venetië gepubliceerd door Ottaviano Petrucci, in Joan Ambrosio Dalza 's Intabolatura de lauto libro quarto in 1508, is een bezadigde en waardige dans voor het paar , vergelijkbaar met de 15e-eeuwse basse danse. De muziek die het begeleidde lijkt oorspronkelijk snel of matig snel te zijn, maar werd, net als veel andere dansen, in de loop van de tijd langzamer.
  • galliard, een dan met tevoren bedachte danspatronen. Populair in heel Europa in de 16e eeuw. Het wordt vermeld in danshandleidingen uit Engeland, Portugal, Frankrijk, Spanje, Duitsland en Italië.
  • allemande, is een Duitse dans uit de late renaissance en barok en een van de meest populaire instrumentale dansstijlen in de barokmuziek, met opmerkelijke voorbeelden van Couperin, Purcell, Bach en Händel. Hierbij vormden de dansers een rij paren die elkaars hand vasthielden en door de kamer liepen, drie treden lopend en dan balancerend op één voet. Het is vaak het eerste deel van een barokke danssuite, gecombineerd met een daaropvolgende courante, hoewel het soms wordt voorafgegaan door een inleiding of prelude. Een heel andere, later, Allemande, zo genoemd in de tijd van Mozart en Beethoven, leeft nog steeds in Duitsland en Zwitserland en is een levendige drievoudige sociale dans gerelateerd aan de wals en de Ländler .
  • courante, het betekent letterlijk "rennen", en in de latere renaissance en Barok werd de courante gedanst met snelle rennende en springende passen in een 3/2 maat.
  • bransle, is een type Franse dans populair vanaf het begin van de 16e eeuw tot heden, gedanst door koppels in een lijn of een cirkel. De term verwijst ook naar de muziek en de kenmerkende pas van de dans. Het Franse werkwoord branler (schudden, zwaaien, zwaaien, kwispelen, wiebelen), verwijsd naar de zij-aan-zij beweging van een cirkel of ketting van dansers die elkaars hand vasthouden of armen verbinden.
  • canarie, is geïnspireerd op een inheemse dans en zang van de Canarische eilanden (waarschijnlijk die bekend als Tajaraste ) die populair werd in heel Europa aan het einde van de 16e en begin 17e eeuw.
  • piva, is een dans die mogelijk afkomstig is van het boerendansen op de begeleiding van de doedelzak.
  • lavolta, is een verengelste naam voor een dans voor koppels die populair was tijdens de latere renaissance. Deze dans werd vergeleken met de galliard en uitgevoerd op dezelfde soort muziek. De hoofdfiguur bestond uit een draai en lift in een soort gesloten positie, die zowel naar rechts als naar links kon worden gedaan. Het wordt ook wel La volta, Volta, Volte genoemd.

Muziek van vele genres kunnen worden gearrangeerd voor een solo-instrument zoals de luit, vihuela (soort gitaar), harp of klavecimbel (ziet eruit als een piano, echter worden de snaren getokkeld ofwel getrokken in plaats van aangeslagen).

Renaissancemuziek in het heden

Vanaf het einde van de 20e eeuw werden talrijke ensembles voor oude muziek gevormd die met dit oude materiaal aan de slag gaan. Ensembles die gespecialiseerd zijn in muziek uit het renaissancetijdperk, geven concertreizen en maken opnames, waarbij ze moderne reproducties (nagebouwde exemplaren) van historische instrumenten gebruiken en zang- en speelstijlen gebruiken waarvan musicologen (muziekwetenschappers) denken dat ze in de renaissance werden gebruikt.

Het Festival Oude Muziek Utrecht is het grootste festival in zijn soort ter wereld. Eind augustus is de Utrechtse binnenstad tien dagen lang het centrum van de internationale oude muziek sector. In meer dan 250 concerten en evenementen presenteert het Festival Oude Muziek Utrecht sinds de eerste keer in 1982 muziek en zang uit de middeleeuwen, renaissance en de Barok.

Links

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Renaissancemuziek&oldid=853643"