Micha vertelt de Joden dat zich beter aan de wetten van God moeten houden
De profeet Micha leefde in de 8e eeuw voor Christus. Hoewel hij preekte voor zijn tijdgenoten, is het mogelijk dat zijn woorden in de 4e eeuw zijn vertaald naar de toenmalige joodse taal. Hij zegt dat er een hoop ellende over de Joden komt omdat ze onrecht hebben gepleegd op de zwakken in de samenleving, met name de weduwen en de wezen. De rijke mensen pakken de spullen af van de arme mensen (Micha 2: 1-2). Hij klaagt de rechters aan omdat ze oneerlijk zijn en zich laten omkopen. Ook de priesters vertellen over God in ruil voor geld. Micha is het hier niet mee eens (Micha 3: 11) en schrijft dat ze ervoor zullen worden gestraft.
Micha zegt dat de stad Jeruzalem zal worden veroverd door een vreemd volk. Dat is later ook zo gebeurd. Het meeste kostbare bezit van de Joden, namelijk de tempel, zal vernietigd worden. Micha geeft het volk ook weer hoop, want alles zal weer worden opgebouwd door een latere generatie.
In het boek Micha staan geen verhalen, zoals dat wel in veel andere boeken van Bijbel is. Hij is erg boos op de leiders van Juda, omdat ze vooral aan zichzelf denken, terwijl een groot deel van de bevolking in armoede moet leven.
Beroemdste zin
In hoofdstuk 5, vers 1 doet Micha ineens een vreemde voorspelling. Hij zegt dat in Bethlehem een leider geboren zal worden. Hij zal als een herder zijn volgelingen leiden en hij zal hen rust geven (Micha 5: 1-4). Later zal in het evangelie van Mattheüs deze zin gebruiken als voorspelling over Jezus Christus, die eeuwen later zou worden geboren.