Joegoslavië
Joegoslavië is een voormalig land dat ontstond aan het eind van de Eerste Wereldoorlog. Joegoslavië lag op de Balkan. Het omvatte de huidige landen Slovenië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Servië, Kosovo, Montenegro en Noord-Macedonië.
Servië en Montenegro werden toen samengevoegd met delen van Oostenrijk-Hongarije, dat na de Eerste Wereldoorlog uiteengevallen was, tot Joegoslavië. Joegoslavië begon als een koninkrijk. Het was tussen 1918 en 1929 een parlementaire monarchie. In 1929 werd het een dictatuur onder een koning en vervolgens weer een parlementaire monarchie. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het land binnengevallen door de Asmogendheden en bezet. Na de Tweede Wereldoorlog ontstond Joegoslavië opnieuw; dit keer als communistisch land onder Josip Broz Tito. Het land had echter veel conflicten tussen de verschillende volkeren. In de jaren 1990 waren er daarom veel oorlogen en viel Joegoslavië uiteen. In 2003 hield Joegoslavië uiteindelijk op met bestaan. Tegen die tijd had het land het grootste gedeelte van zijn grondgebied verloren.
De naam "Joegoslavië" ontstond pas in 1929. Het bestaat uit twee delen; "Joego" betekent "zuid" en "Slavië" verwijst naar de Slavische volkeren. In Joegoslavië leefden namelijk vooral de zuidelijke Slavische volkeren, zoals de Serven, Slovenen en Kroaten. Daarnaast waren er ook andere minderheden in het land, zoals Albanezen, Hongaren en Roma. De bevolking sprak verschillende grote Zuid-Slavische talen en tal van minderheidstalen. Er werden twee verschillende alfabetten gebruikt: het Latijnse en het Cyrillische. Bovendien was de bevolking sterk religieus verdeeld tussen katholieke christenen, orthodoxe christenen en soennitische moslims.
Geschiedenis
Ottomanen en Oostenrijkers
In de 14e eeuw waren de Ottomanen de baas over de Balkan. Dat is 500 jaar zo gebleven. Maar in de 19e eeuw werden de Ottomanen steeds zwakker; het Ottomaanse Rijk verloor steeds meer macht op de Balkan. Ten noorden van de Balkan was een ander land in opkomst; Oostenrijk-Hongarije. Oostenrijk-Hongarije veroverde in de 19e eeuw Kroatië, Slovenië en in 1878 ook Bosnië. Servië en Montenegro werden ondertussen onafhankelijk van het Ottomaanse Rijk. Zij waren zelfstandige landen met een eigen monarchie. Aan het einde van de 19e eeuw vreesden Servië en Montenegro de macht van Oostenrijk-Hongarije. Beide landen waren bang door Oostenrijk-Hongarije opgeslokt te worden.
Dit gebeurde ook in de Eerste Wereldoorlog. Toen viel Oostenrijk-Hongarije Servië en Montenegro binnen en bezette beide landen. Dit gebeurde nadat een Serviër de Oostenrijk-Hongaarse kroonprins in Sarajevo had vermoord. Oostenrijk-Hongarije werd door de Geallieerden verslagen. Na de oorlog viel het land uiteen. Na de oorlog ontstond de vraag wat er met de volkeren op de Balkan moest gebeuren. In de 19e eeuw was er al het idee van een "Balkanfederatie". Dit was een land, waar alle Balkanvolkeren onderdeel van waren.
De Kroaten, Bosniërs en Slovenen stichtten in 1918 de tijdelijke Staat van Slovenen, Kroaten en Serven. De volkeren wilden samen een land vormen met Servië en Montenegro. Later dat jaar werd besloten dat dit land ook gesticht werd. Hierdoor ontstond het "Koninkrijk der Slovenen, Kroaten en Serven"; wat vanaf 1929 het koninkrijk Joegoslavië heette.
Koninkrijk
Het koninkrijk der Slovenen, Kroaten en Serven werd geleid door de koning van Servië; koning Peter I. Koning Peter I was al vrij oud en had een zwakke gezondheid. Hierdoor regeerde zijn zoon, Alexander, voor hem. Toen koning Peter I in 1921 overleed, volgde Alexander I hem op. Joegoslavië was een constitutionele monarchie met een democratie en parlement. De koning had weinig macht. Het politieke systeem werkte slecht en rolde van de ene in de andere crisis. Politici van de verschillende bevolkingsgroepen maakten voortdurend ruzie. De Kroaten en Slovenen wilden meer zelfbestuur. Ook erkenden de Montenegrijnen de Joegoslavische monarchie niet.
Op 6 januari 1929 greep koning Alexander de macht en hernoemde het land tot het Koninkrijk Joegoslavië. Het werd een persoonlijke dictatuur van de koning. Alexander I wilde een Joegoslavisch nationalisme maken. Volgens hem waren de verschillende volkeren niet zo verschillend. Alexander I was niet populair, aangezien hij het land met harde hand regeerde. In 1934 werd hij in Marseille vermoord. Hij werd opgevolgd door zijn zoon, Peter II. Peter II was te jong om te regeren, waardoor zijn oom Paul regent werd. De conflicten tussen de groepen namen toe.
Tweede Wereldoorlog
Ondertussen werd het bestaan van Joegoslavië bedreigd door nazi-Duitsland en fascistisch Italië. Zij wilden de Balkan overnemen. Regent Paul wilde eerst samenwerken met de nazi's. Hij werd in 1941 omvergeworpen door koning Peter II, die de macht greep. Peter II koos de kant van de Geallieerden en werd bondgenoten met de Britten. De Britten konden alleen niet Joegoslavië verdedigen. Later dat jaar werd Joegoslavië binnengevallen door het Duitse, Italiaanse, Hongaarse en Bulgaarse leger. De koninklijke familie vluchtte naar Kenia.
Joegoslavië werd opgedeeld in kleinere landen, waaronder de Onafhankelijke Staat Kroatië en de Onafhankelijke Staat Montenegro. De Kroatische fascistische organisatie Ustaša was bondgenoten met de nazi's. De organisatie voerde ook etnische zuiveringen uit op onder andere Servische minderheden. Toch wilden veel Joegoslaven zich niet overgeven. Er was veel verzet tegen de bezetting in Joegoslavië, onder andere door de Četniks (Servische monarchisten) en de Joegoslavische partizanen (communisten). Vooral de laatste groep was erg succesvol. Tijdens de Joegoslavische revolutie in 1942 creëerden zij Joegoslavië opnieuw. De partizanenleider Josip Broz Tito wist zelfs door de Geallieerden erkend te worden als leider van Joegoslavië.
Communisme
Na de Tweede Wereldoorlog bleef Joegoslavië daardoor bestaan, maar dit maal werd het een republiek. In 1945 werd de monarchie afgeschaft. Joegoslavië werd een communistisch land onder Josip Broz Tito en behoorde tot de invloedsfeer van de Sovjet-Unie. Joegoslavië was eerst goede vrienden met de Sovjet-Unie. Dit veranderde in 1948, toen Tito en Jozef Stalin ruzie kregen. Vanaf 1948 was Joegoslavië een neutraal land. Hierdoor had Joegoslavië goede banden met het westen en het oosten. Het communisme in Joegoslavië werkte anders, aangezien het een middenweg was tussen communisme en kapitalisme (marktsocialisme).
Net na de Tweede Wereldoorlog hadden de mensen in Joegoslavië ruzie met elkaar, omdat Kroatië en Slovenië voor de Duitsers hadden gevochten. Servië en Macedonië waren voor Rusland. Bosnië en Herzegovina, Montenegro en Kosovo waren voor de Verenigde Staten van Amerika. Daardoor sloten ze elkaar buiten. Maar maarschalk Josip Broz Tito werd de baas in het land, en hij zorgde ervoor dat het weer rustig werd. Hij kon er voor zorgen dat de volken niet gingen vechten. Dit deed hij op verschillende manieren. Zo werd discriminatie van bevolkingsgroepen verboden, werden protesten de kop ingedrukt en kregen de volkeren meer zelfbestuur. Dit werkte tot de dood van Tito in 1980.
Na 1980 ontstonden problemen, aangezien er geen opvolger voor Tito was. Hierdoor ontstonden politieke instabiliteit. Gedurende de jaren 1980 ging ook de economie achteruit. Er was een grote staatsschuld en sprake van hyperinflatie. Dit betekende dat er weinig werk was in het land en geld snel minder waard werd. De bevolkingsgroepen kregen ook steeds meer ruzie. In 1989 viel het communisme in Oost-Europa en hield het nationalisme en de religies niet meer in toom.
Joegoslavische oorlogen
Iedere bevolkingsgroep wou een eigen land. Er volgde een jarenlange, bloedige oorlog tussen de verschillende deelrepublieken. Het begon in 1991, toen Slovenië en Kroatië zich afsplitsten van Joegoslavië. Het Joegoslavische leger probeerde Slovenië en Kroatië te heroveren, maar dat mislukte. Het leger viel uiteen en bestond steeds meer alleen nog maar uit Servische soldaten. In 1992 trok het Joegoslavische leger zich terug uit Kroatië, maar Servische rebellen in Kroatië bleven doorvechten tot 1995. Ondertussen verklaarde Macedonië zich ook onafhankelijk, maar daarbij greep het leger niet in.
In 1992 verklaarde de regering van Bosnië en Herzegovina, waarin vooral Bosniakken (moslims) en Kroaten (katholieken) zaten, zich ook onafhankelijk. Omdat er ook veel Serviërs (orthodoxen) in Bosnië woonden, was Servië hier fel tegen en stuurde het leger om het land erbij te houden. De Bosnische Burgeroorlog werd het bloedigste van allemaal, omdat hier ook burgers tegen elkaar gingen strijden. Vooral tussen de Bosniakken en de Bosnische Serviërs ging het er hard aan toe. De Bosnische Serviërs gebruikten veel geweld, ook tegen burgers. Veel landen, zoals Nederland, vonden dat dit echt niet kon. De Verenigde Naties zette daarom een missie op in Bosnië, maar deze was niet altijd succesvol. Een bekende gebeurtenis uit de oorlog is de val van Srebrenica, waarbij meer dan 8000 Bosniakse mannen en jongens door Servische militairen werden vermoord. De Bosnische Burgeroorlog had vele oorlogsmisdaden, waaronder genocide (volkerenmoord). Uiteindelijk werd vrede gesloten in 1995 met het verdrag van Dayton.
Hierdoor bestond Joegoslavië alleen nog maar uit Servië en Montenegro. In 1992 werd het land veranderd naar de Federale Republiek Joegoslavië; het was niet communistisch meer. In 1997 werd Slobodan Milošević president en regeerde het land als een dictator. Kosovo was toen een provincie van Servië. In Kosovo wonen de Kosovaren, die meestal Albanees spreken en moslim zijn. In 1998 wilden zij zich onafhankelijk verklaren, maar het Servische leger greep hard. Dit leidde tot de Kosovo-oorlog. Kosovo werd gesteund door Albanië en de NAVO. Aangezien er sprake was van oorlogsmisdaden tegen de Kosovaren, waren er internationale sancties tegen Joegoslavië. Hierdoor ging het economisch steeds slechter met de land. In 1999 besloot de NAVO om steden in Servië te bombarderen tijdens Operatie Allied Force. Dit dwong Servië om de strijd op te geven. In 2000 werd Milošević afgezet na grote protesten.
Einde
Alleen Servië en Montenegro bleven nog over onder de naam Joegoslavië. In 2003 werd Joegoslavië hernoemd tot Servië en Montenegro. Door de vele oorlogen had de naam "Joegoslavië" een slecht imago gekregen. Met de naamswijzigingen wilde het land een nieuwe start maken. In 2006 kozen de Montenegrijnen bij een stemming voor onafhankelijkheid, dat heeft Servië aanvaard. In 2008 verklaarde Kosovo zich eenzijdig onafhankelijk van Servië, maar Servië is het daar nog steeds niet mee eens. Nog altijd ziet Servië Kosovo als onderdeel van zijn grondgebied.
In 1991 werd het Joegoslaviëtribunaal opgericht om de daders van de oorlogsmisdaden in Joegoslavië te berechten. In 2017 hield dit tribunaal op met bestaan.