Joegoslavische partizanen
De Joegoslavische partizanen, vaak gewoon partizanen genoemd, was een communistische verzetsgroep in Joegoslavië tijdens de Tweede Wereldoorlog. De partizanen vochten tegen de Asmogendheden (voornamelijk de Nazi's) en werden later bondgenoten van de Geallieerden. De partizanen waren een van de grootste en meest succesvolste verzetsorganisaties tijdens de oorlog. Op het hoogtepunt had de groep maar liefst 648.000 leden. De partizanen werden geleid door Josip Broz Tito en werden na de oorlog erkend als de regering van Joegoslavië. Joegoslavië werd hierdoor een communistisch land; de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië.
Geschiedenis
Ontstaan
Na de invasie van Joegoslavië in 1941 door de Asmogendheden viel het land uiteen. De Asmogendheden verdeelden het land en maakten er kleinere landjes van, die vaak bondgenoten waren met de Asmogendheden. Een voorbeeld hiervan is de Onafhankelijke Staat Kroatië. De regering van Joegoslavië ging toen in ballingschap. Toch hadden de Asmogendheden niet de volledige controle in de regio. Joegoslavië had namelijk veel verzet tegen de Asmogendheden. Deze verzetsgroepen hadden ook sommige (vaak bergachtige) regio's onder hun controle.
Er waren er verschillende verzetsgroepen in Joegoslavië. De belangrijkste hiervan waren de partizanen. Dit waren communisten die van Joegoslavië een communistisch land zonder monarchie wilden maken. De laatste groep werd kort na de invasie gesticht door leden van de Communistische Partij van het land. Josip Broz Tito werd de leider van deze groep. De partizanen richten zich tegen de alle leden van de Asmogendheden. Dit waren niet alleen de nazi's, maar ook de Italiaanse, Hongaarse en Bulgaarse bezetters en de Kroatische fascistische organisatie Ustaša.
Begin van de oorlog
De partizanen breidden zich eerst uit over Joegoslavië. Enkele maanden na de invasie begonnen de eerste verzetsacties. Een van de bekendste acties was een algemene opstand in Servië in juli 1941. Deze opstand werd echter hard neergeslagen door de nazi's en vele partizanen werden hierbij gedood. Het bekendste slachtoffer hiervan is de Joegoslavische communist Stjepan Filipović. Toen hij de doodstraf kreeg, schreeuwde hij de zin "Smrt fašizmu, sloboda narodu!" (Dood aan het fascisme, vrijheid aan het volk!) momenten voordat hij werd opgehangen. De zin werd vervolgens het motto van de partizanen. Het werd zelfs door partizanen gebruikt om elkaar te begroeten.
De partizanen werkten aanvankelijk samen met de Četniks. Dit waren Servische nationalisten die de Joegoslavische monarchie terugwilden. De Četniks voerden echter ook oorlogsmisdaden uit tegen Kroatische burgers en etnische moslims (waaronder de Bosniakken). Dit was uit wraak, aangezien de Onafhankelijke Staat Kroatië weer een genocide op de Servische minderheid in Kroatië uitvoerde. Tito stelde ook allerlei eisen aan de Četniks, waar zij niet aan wilden voldoen. Ook werden er steeds afspraken geschonden door de Četniks. Uiteindelijk vielen de Četniks in 1941 het hoofdkantoor van de partizanen binnen, waarna de samenwerking eindigde. Later zouden tienduizenden Četniks overstappen naar de partizanen.
De Četniks werden echter gesteund door de Joegoslavische overheid, maar waren niet erg succesvol. De partizanen wisten tijdens de oorlog meer steun onder het volk te krijgen en waren veel succesvoller. Vanaf augustus 1941 verenigden zij zich onder één naam; de partizanen. De partizanen waren beter georganiseerd dan de Četniks, aangezien de Četniks nog steeds veelal losse groepen waren.
Verloop van de oorlog
De partizanen voerden verzet door middel van guerrilla-oorlogsvoering. Dit waren veelal kleine groepen die probeerden de Asmogendheden terug te dringen of te verslaan. Gebieden die onder de controle van de partizanen stonden mochten vaak op democratische wijze meebeslissen. De partizanen hadden ook enkele voordelen. Veel leden hadden ervaring opgedaan in de Spaanse Burgeroorlog. Ook waren de partizanen niet verenigd op basis van afkomst, maar eerder op basis van ideologie. De meerderheid van de partizanen was weliswaar Servisch, maar er waren ook groepen groepen Kroaten, Slovenen, Hongaren, Kosovaren, Bosniërs, Macedoniërs, Montenegrijnen, Roma en zelfs Italianen lid van de groep.
Tito wist ook de steun van de Geallieerden te krijgen, mede door het succes van hun acties. De Geallieerden steunden partizanen met geld en wapens. Ook dwongen ze de Joegoslavische regering in ballingschap hun banden met de Četniks te verbreken. De partizanen werden hierdoor uiteindelijk gezien als de officiële vertegenwoordiging van Joegoslavië in 1943. Jozef Stalin was namelijk bondgenoten met de partizanen, waardoor uiteindelijk ook de rest van de Geallieerden hun steun gaf aan de partizanen. Het Rode Leger is van grote betekenis geweest voor de steun aan de partizanen.
Vanaf 1943 werd de partizanen steeds groter en succesvoller. Vanaf 1944 wisten zij steeds meer gebieden te bevrijden. In 1945 versloegen ze uiteindelijk de Onafhankelijke Staat Kroatië en verdreven de Wehrmacht uit Slovenië. Hierdoor was heel Joegoslavië bevrijd. De bevrijding van Joegoslavië is bijzonder, aangezien het land grotendeels zichzelf heeft bevrijd. Het kreeg weliswaar steun van de Geallieerden, maar er waren bijna geen Geallieerde soldaten in Joegoslavië voor de bevrijding.
Na de oorlog
De partizanen hielden hun controle over Joegoslavië na de oorlog. In de oorlog was afgesproken dat er pas na de oorlog duidelijk werd wat er met het land ging gebeuren. Vrijwel direct na de oorlog werd de monarchie afgeschaft. Joegoslavië werd een communistisch land onder de naam Socialistische Federale Republiek Joegoslavië. Hier was weinig kritiek op, aangezien de partizanen zowel goede banden hadden met het oosten als het westen.