Max Weber
|
|
| Max Weber | |
| Weber in 1918 | |
| Algemene informatie | |
| Naam voluit | Maximilian Carl Emil Weber |
| Geboren | 21 april 1864 |
| Geboorteplaats | Erfurt |
| Overleden | 14 juni 1920 |
| Nationaliteit | |
| Werk | |
| Beroep | Socioloog, historicus, jurist, econoom |
| Stroming | Continentale filosofie Antipositivisme Liberalisme |
| Belangrijkste ideeën | Protestantse werkethiek Sociale actie Drie componenten van stratificatie Monopolie op geweld |
| Bekende werken | Die protestantische Ethik und der Geist des Kapitalismus |
| Portaal | |
Max Weber (Erfurt, 21 april 1864 - München, 14 juni 1920) was een Duitse socioloog, econoom, historicus en jurist. Weber was een van de grondleggers van de sociale wetenschappen. Hij speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van de sociologie. Naast Karl Marx, Émile Durkheim en Auguste Comte wordt hij gezien als een van de stichters van die wetenschap.
Weber is het best bekend voor zijn protestantse werkethiek. Tussen 1904 en 1905 schreef daar een boek over. Volgens Weber zijn protestanten goed in hard werken en kunnen goed met geld omgaan. Die ethiek komt voort uit het protestantse geloof. In het protestantisme wordt namelijk een nadruk gelegd op sober leven en sterke arbeid. Weber geloofde dat die protestantse werkethiek bijdroeg aan de ontwikkeling van het kapitalisme. Geld werd niet aan luxe dingen uitgegeven, maar juist opnieuw geïnvesteerd. Protestanten deden dat niet voor succes of om te sparen, maar uit een religieuze plicht. Hij zag de economie niet als iets dat uit zichzelf ontwikkelde. De economie was juist iets dat door ideeën en stromingen uit de maatschappij beïnvloed was. Zo was de opkomst van het kapitalisme gelinkt aan het protestantisme in Noord- en West-Europa.
Na de Eerste Wereldoorlog was Weber de medeoprichter van de liberale Deutsche Demokratische Partei (DDP). Ook gaf hij advies voor de grondwet van de Weimarrepubliek. Weber stelde zich verkiesbaar, maar werd niet verkozen. Weber zou in 1920 overleden, vermoedelijk aan de Spaanse griep. Webers ideeën kregen na de Tweede Wereldoorlog nieuwe interesse, voornamelijk in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.
Biografie
Jeugd en opleiding
Weber werd geboren op 21 april 1864 in Erfurt. Die stad behoorde toen nog bij het koninkrijk Pruisen. Webers vader was advocaat en parlementslid. Hij kwam uit een hoogopgeleid gezin. Tijdens zijn jeugd kwamen daar veel bekende geleerden over de vloer. Voorbeelden zijn Wilhelm Dilthey en Theodor Mommsen. Hij was een slimme jongen die zich verveelde op school. In het geheim las hij de werken van Johann Wolfgang von Goethe. Ook las hij veel klassieke werken en filosofische boeken (waaronder die van Immanuel Kant) voordat hij naar de universiteit ging.
In 1882 ging Weber rechten studeren aan de universiteit van Heidelberg. Later studeerde hij ook in Berlijn, Göttingen en Straatsburg. Op de universiteit raakte hij overtuigd van het liberalisme. Hij werd ook kritisch op rijkskanselier Otto von Bismarck. Op de universiteit deed hij ook aan schermen. Hij raakte tijdens een duel gewond in zijn gezicht. Die wond werd uiteindelijk een litteken. In 1889 diende hij zijn doctoraat in.
Huwelijk
Weber was aanvankelijk verloofd met Emmy Baumgarten. Haar mentale gezondheid zorgde ervoor dat Weber en Baumgarten uit elkaar gingen. In 1893 trouwde Weber met Marianne Schnitger. Zij zou later sociologe en vrouwenrechtenactiviste worden. Weber en Schitger kregen geen kinderen.
Carrière
In 1888 werd Weber lid van de Verein für Socialpolitik. De organisatie speelde een belangrijke bij het ontstaan van de sociologie in Duitsland. Weber deed onder meer onderzoek waarom zoveel mensen uit Oost-Duitsland naar het westen van Duitsland trokken. Tussen 1893 en 1899 was Weber ook lid van de Alldeutscher Verband. Die organisatie was tegen de migratie van Polen naar West-Duitsland. Weber vond dat de Polen in Duitsland "Duits gemaakt" moesten worden.
In 1894 verhuisde haar Freiburg, waar hij professor werd aan de plaatselijke universiteit. In 1897 kreeg Weber een ruzie met zijn vader over de manier waarop zijn vader zijn moeder behandelde. Zijn vader zou twee maanden later overlijden. De ruzie werd nooit goedgemaakt. Weber kreeg vervolgens te maken met gezondheidsproblemen en depressie. Bij verbleef daarom in Bad Urach, Corsica en Italië om te herstellen.
Tussen 1904 en 1905 publiceerde Weber zijn bekendste werk: Die protestantische Ethik und der Geist des Kapitalismus. Weber werd een bekende socioloog dankzij het werk. Tijdens de publicatie maakte hij ook een reis naar de Verenigde Staten. Na zijn terugkomst besloot Weber om Russisch te leren. In Rusland had in 1905 een mislukte revolutie plaatsgevonden. Weber vond dat in Rusland een liberale democratie gesticht moest worden.
In 1909 verliet Weber de Verein für Socialpolitik. Hij vond dat de organisatie te conservatief was. Ook zou de organisatie geen methode voor haar onderzoek gebruiken. Weber richtte daarom een nieuwe organisatie op: de Deutsche Gesellschaft für Soziologie.
Eerste Wereldoorlog
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werkte Weber kort in de organisatie van het Duitse leger. Hij steunde eerst Duitsland in de strijd. In 1915 stopte hij echter. Weber was tegen de uitbreiding van het Duitse grondgebied. Ook was hij een fel criticus van de Duitse keizer. Weber uitte openlijk kritiek op de Duitse invasie van België en de onbeperkte zeebotenoorlog. Later pleitte hij voor hervormingen, meer democratie en algemeen stemrecht.
Na de Eerste Wereldoorlog was Weber betrokken bij de oprichting van de Deutsche Demokratische Partei (DDP). Dat was een liberale partij die voor de republiek was. Weber was ook betrokken bij het opstellen van de grondwet van de Weimarrepubliek. Hij probeerde het parlement in te komen, maar kreeg geen zetel.
Latere jaren
Na 1918 ging Weber door met het geven van lezingen. Zo uitte hij kritiek op het socialisme en het communisme. Weber was ook een criticus van extreemrechtse groepen. Nadat de extreemrechtse activist Anton von Arco auf Valley een Beierse minister had vermoord, werd hij vrijgesproken. Weber vond dat de vrijspraak niet kon en de dader voor de rechter moest komen. Die uitspraak zorgde voor protesten voor zijn huis.
Op 4 juni 1920 kreeg Weber een griep, waardoor hij geen les kon kregen. In de dagen daarna werd de griep erger. Hij kreeg een longontsteking, waar hij uiteindelijk aan overleed. Waarschijnlijk heeft Weber de Spaanse griep opgelopen.
Webers ideeën
Invloeden
Webers ideeën zijn beïnvloed door het Duits idealisme. Dat is een stroming binnen de filosofie uit de later 18e en vroege 19e eeuw. De stroming ontwikkelde zich uit de ideeën van Immanuel Kant. Ook de socioloog Georg Simmel had een grote invloed op Weber. Drie andere denkers met een invloed waren Friedrich Nietzsche, Johann Wolfgang von Goethe en Karl Marx.
Protestantse werkethiek
Het meest beroemde boek van Weber is Die protestantische Ethik und der Geist des Kapitalismus (1904-1905). In dat boek introduceert hij het begrip "protestantse werkethiek". Dat begrip is waar Weber het bekendste om staat. Maar wat betekent die ethiek precies?
Webers beeld van het protestantisme was vooral beïnvloed door het calvinisme. Het calvinisme is een protestantse stroming gebaseerd op de ideeën van Johannes Calvijn. In protestantisme spelen zuinigheid, soberheid en hard werken een belangrijke rol. Het calvinisme is hier een stuk radicaler in. Protestantisme geloven dat zuinig en sober leven en hard werken een opdracht van God is. Die ideeën kwamen voort uit de Reformatie. Doorheen de eeuwen leefden mensen in protestantse landen vrij zuinig. In plaats van geld uitgaven aan leuke of luxe dingen, zetten zij het op hun spaarrekening of investeerden zij het in hun bedrijf, landgoed, huis, etc.. Over een periode van honderden jaren ontstond daarom een heleboel opgestapeld geld en opgestapelde waarde.
In het boek koppelt Weber die protestantse werkethiek aan het kapitalisme. De protestantse werkethiek zorgde namelijk voor het ontstaan en de ontwikkeling van het kapitalisme. Succes en ambitie worden namelijk aangemoedigd, terwijl armoede en ijdelheid als tekenen van falen gezien worden.
Religie
In de laatste jaren van zijn leven schreef Weber ook de boekenserie Die Wirtschaftsethik der Weltreligionen. Weber probeerde een overzicht te maken van de grote wereldreligies, hun ethiek en economie. Hij overleed alleen voordat hij de serie kon afmaken. Hierdoor hebben we alleen de boeken over de religies van China (taoïsme en confucianisme), India (boeddhisme en hindoeïsme) en het jodendom Weber plande nog twee werken: eentje over de islam en eentje over het vroege christendom.
De boeken kunnen gezien worden als het vervolg op zijn boek over de protestantse werkethiek. Hij beschrijft hoe de religies de economie van hun regio's beïnvloed hebben. Ook beschrijft hij de invloed van de religies op sociale klasse en status. Hij maakte een model waarin hij de ontwikkeling van religie beschreef als volgt:
- Magie: de samenleving gelooft in magie om het onverklaarbare te verklaren.
- Polytheïsme: de samenleving vervangt magie met meerdere goden. Iedere god is verantwoordelijk voor een ander iets.
- Pantheïsme: de verschillende goden worden vervangen door één god. Die god staat gelijk aan het universum.
- Monotheïsme: er is nog steeds één god, maar die staat los van het universum.
- Ethisch monotheïsme: god is nu enkel nog de bron van normen en waarden in de samenleving.
Politiek
Volgens Weber had de overheid een "monopolie op geweld". Dat betekent dat de overheid als enige geweld mocht gebruiken. Dat geweld moest gebruikt worden om orde te houden. Zo mocht de politie volgens Weber geweld gebruiken om een misdadiger aan te houden. Ook mocht het leger geweld gebruiken om de staat te beschermen.
Daarnaast schreef Weber over autoriteit. Hij onderscheidde drie vormen van autoriteit:
- Charismatische autoriteit: autoriteit op basis van het charisma van een persoon. Die vorm komt vooral voor bij gezinnen en religies. Men kijkt tegen iemand op, vanwege zijn/haar persoonlijkheid. In het christendom is dat bijvoorbeeld het geval met Jezus Christus.
- Traditionele autoriteit: autoriteit op basis van tradities in een samenleving. Zo heeft een koning autoriteit, omdat de monarchie een traditie is. Weber zag het patriarchisme als de belangrijke vorm. Traditioneel werd de vader als hoofd van het gezin gezien. Hij had de autoriteit, omdat dat de traditie was.
- Rationeel-wettelijke autoriteit: autoriteit van de wet. Dat is de modernste vorm van autoriteit. Die vorm ontwikkelde zich ook beetje bij beetje. De wet kan bestaan zonder traditie en zonder charismatische personen.
Die laatste vorm van autoriteit was volgens Weber de beste. Hij zag bureaucratie als de beste vorm van bestuur. Bureaucraten hadden namelijk veel discipline en hadden de protestantse werkethiek.
Sociale stratificatie
Sociale stratificatie betekent dat je groepen mensen indeelt op basis van hiërarchie. Hiërarchie is een volgorde van hoog naar laag; een soort van piramide. Iedere groep komt in een andere laag van een piramide. Hierdoor kun je laten zien of een groep hoger of lager staat dan de ander.
Volgens Weber bestonden er drie soorten sociale stratificatie:
- Sociale klasse: de positie in de maatschappij op basis van economische situatie.
- Status: de positie in de maatschappij op basis van eer en aanzien.
- Partij: de politieke ideologie waartoe men behoort.
Die drie soorten kunnen gekoppeld worden aan het idee over Gemeinschaft (gemeenschap) en Gesellschaft (maatschappij) van Ferdinand Tönnies. Een Gemeinschaft bestaat is een groep mensen die op een emotionele manier met elkaar verbonden zijn. Een voorbeeld is een klein dorpje waarin elkaar kent en helpt. Iedereen heeft een bepaald aanzien. Status komt dus voort uit de Gemeinschaft. Een Gesellschaft is het geheel alle Gemeinschaften. Hierin spelen economische banden en concurrentie een belangrijke rol. Sociale klasse kwam dus voort uit Gemeinschaft. De derde soort (partij) komt voort uit beide groepen.
Volgens Weber was sociale klasse dus niet hetzelfde als status. Een persoon kon tot een lagere klasse behoren, maar alsnog veel status hebben. Ook kon een persoon uit een hoge klasse komen, maar weinig status hebben. Volgens Weber waren die begrippen ook niet vast. Men kreeg in het leven kansen om naar een hogere klasse op te klimmen (sociale mobiliteit).
Nalatenschap
Weber wordt vandaag de dag gezien als een van de grondleggers van de sociologie. Zijn ideeën hadden invloed op latere denkers als Theodor Adorno, Jürgen Habermas, Mark Horkheimer en György Lukács.
Direct na zijn dood hadden Webers ideeën weinig invloed. De Weimarrepubliek was instabiel, waardoor de steun voor democratie laag was. Nadat de nazi's aan de macht kwamen, verlieten veel van Webers aanhangers Duitsland. Zij gingen naar het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. De professoren zetten zich in om de werken van Weber te vertalen naar het Engels. Pas na de Tweede Wereldoorlog zouden Webers ideeën meer aanhang krijgen.
Boeken
De volgende boeken van Weber zijn vertaald naar het Nederlands:
- Wetenschap als beroep en roeping
- Gezag en bureaucratie
- Politiek als beroep
- De protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme