Deutsche Demokratische Partei
| Deutsche Demokratische Partei (DDP) | |
| Oprichting | 20 november 1918 |
| Opheffing | juli 1930 |
| Actief in | |
| Richting | Centrum tot centrumlinks |
| Stroming | Liberalisme Sociaalliberalisme Republicanisme |
| Overig | |
| Jongerenorganisatie | Deutsche Jungdemokraten |
| Voorgaande partij(en) | Fortschrittliche Volkspartei |
| Opgegaan in | Deutsche Staatspartei |
| Portaal | |
De Deutsche Demokratische Partei (Duitse Democratische Partij) was een politieke partij in de Weimarrepubliek die tussen 1918 en 1930 bestond. De partij was centrum tot centrumlinks. Het was een van de twee grote liberale partijen in de republiek. De andere liberale partij was de Deutsche Volkspartei (DVP). De DVP was echter centrumrechts en een stuk conservatiever. De DDP was progressief en sociaalliberaal. Ook was de DDP voorstander van de republiek, terwijl de DVP terugverlangde naar de monarchie.
De DDP speelde een belangrijke rol in de Duitse politiek. Tijdens haar bestaan zat de partij vrijwel altijd in de regering. Toch behaalde partij steeds minder stemmen. Waar de DDP in 1919 nog 75 zetels behaalde, waren daar in 1933 nog maar 5 van overgebleven. De partij had voornamelijk aanhang onder geleerden en de bovenklasse. Zo had 40% van de leden een doctoraat. In 1930 ging de DDP samen met het politieke deel van de Jungdeutscher Orden. Hierdoor ontstond de Deutsche Staatspartei (DStP). Die partij was centrum tot centrumrechts en had een nationalistischer karakter. Na de Machtigingswet werd die partij verboden.
Na de Tweede Wereldoorlog werd de Freie Demokratische Partei (FDP) opgericht. Die partij kan als een opvolger van de DDP gezien worden. Toch sloten de meeste DDP-politici zich aan bij de SPD.
Ideologie
De DDP was een centrum tot centrumlinkse partij. De partij bevond zich rechts van de SPD en links van de Zentrumpartei. De DDP was een liberale of sociaalliberale partij. Dat partij was progressiever en linkser dan de Deutsche Volkspartei (DVP), waar voornamelijk conservatieve en rechtse liberalen opstemden. In tegenstelling tot de DVP was de DDP voorstander van de republiek. Sommige leden hadden voorkeur voor een federatie waarin de deelstaten veel zelfbestuur hadden. Andere leden wilden juist een eenheidsstaat met een centraal bestuur. De grote deelstaat Pruisen moest dan in meerdere, kleinere deelstaten opgesplitst worden.
Daarnaast was de partij voorstander van een strikte scheiding tussen kerk en staat. Ook was de DDP een van de partijen die streed voor vrouwenrechten.
De partij was oorspronkelijk een voorstander van de Volkerenbond, de voorloper van de Verenigde Naties (VN). De Volkerenbond was echter niet in het voordeel van Duitsland. De DDP vond dat Duitsland haar verloren gebieden in oosten terug moest krijgen. Ook steunde de partij de heropname van de Vrije Stad Dantzig in Duitsland. Daarnaast wilden veel leden dat Oostenrijk en Duitsland één land werden.
De partij was ook verdeeld over de vlag. De leden uit de noorden vonden dat de vlag behouden moest worden. De zuidelijke leden vonden juist dat de vlag veranderd moest worden.
Electoraat
De DDP deed het voornamelijk goed onder de bovenklasse en hoge middenklasse. De gemiddelde DDP-kiezer was hoogopgeleid en had een hoog inkomen. Voornamelijk industriëlen, bedrijfseigenaars, ondernemers en handelaars stemden DDP. Zij werden in het Duits het Bildungsbürgertum genoemd. 40% van de leden in 1919 had een doctoraat. Hierdoor had de DDP de steun van veel professoren.
Ook veel Joden stemden DDP. De DDP had het hoogste aantal Joodse stemmers van alle partijen. Daardoor werd de partij ook wel spottend de "partij van professoren en Joden" genoemd.