Mythologie: verschil tussen versies
Regel 44: | Regel 44: | ||
*[[Egyptische mythologie]] |
*[[Egyptische mythologie]] |
||
*[[Hettitische mythologie]] |
*[[Hettitische mythologie]] |
||
− | * [[Abrahamitische |
+ | * [[Abrahamitische religies]] |
− | ** |
+ | **[[Jodendom|Joodse godsdienst]] |
**[[Christendom|Christelijke godsdienst]] |
**[[Christendom|Christelijke godsdienst]] |
||
** [[Islam|Mohammadaanse godsdienst]] |
** [[Islam|Mohammadaanse godsdienst]] |
Versie van 5 dec 2023 12:31
Mythologie is zeg maar het onderzoeken van mythische verhalen, meestal in het Grieks, of het Latijn. De verhalen gaan vaak over goden, fabeldieren en legendarische helden. We nemen aan dat deze verhalen zijn ontstaan omdat de mensen van toen (nog) niet snapten waar bijvoorbeeld de bliksem vandaan kwam. Dus gingen ze er verhalen over bedenken. Mythen hebben dan ook vaak iets bovennatuurlijks. Mythen staan bol van de symbolen.
Betekenis
Mythe betekent gesproken woord, logos betekent zoiets als kennis of de waarheid. Mythologie gaat niet alleen over dagelijkse en praktische dingen maar ook over dingen waarvan we niet weten wat het is. Al sinds het bestaan van de mens zoekt de mens verklaringen naar alles wat we om (en in) ons heen waarnemen. Aan al die dingen geven we een naam zodat we ze aan elkaar kunnen duiden en erover kunnen vertellen. Daar komen ook de begrippen noemen, benoemen en aanduiden vandaan. Ook het woord aanname (hypothese) lijkt er mee verband te houden.
Vroege mens
Voor de vroege mens was er veel waar te nemen, maar voor veel dingen hadden ze geen idee wat het betekende. De zon kwam en ging dagelijks, maar hoe dat kon ... ze hadden geen idee. Toch had men in de gaten dat de zon een zekere kracht had. Het gaf licht, warmte en na verloop van tijd begreep men dat het iets met de groei van planten te maken had. Dat heeft iets magisch, iets machtigs.
Nog altijd kennen we het gezegde "Al doende leert men". Dat was toen en dat is nog steeds zo. Voor een kind dat opgroeid is de wereld om hem heen een fascinerend iets, maar in het begin begrijpt het jonge kind er nog niet veel van. Het ervaart ook de wereld om hem of haar heen als iets magisch. Hier zie je de parallel tussen de ontwikkeling van de mensheid en de ontwikkeling van een kind.
Duiden
Duiden of labelen wil zeggen dat we (voorlopig) namen aan dingen en gebeurtenissen geven, ook als we (nog) niet precies weten wat het is. Eigenlijk doen we dat nog steeds. Denk aan nieuwe ziektes, of zaken als zwarte gaten en ook vragen als: "Waarom bestaan we?", "Waar komt de mens vandaan?", "Wie of wat is God?", "Hoe konden de Egyptenaren ineens zoveel meer ontwikkeld zijn dan andere volken elders?" en "Leven er ergens in het heelal nog andere mensen?" Daarvoor zoeken we verklaringen en doen we dus aannames. Maar we moeten oppassen dat we met de kennis van nu niet zomaar een oordeel geven over hoe de mens toen leefde en dacht.
Het is aannemelijk (eigenlijk ook een aanname dus) dat de vroege mens naar dingen wees en met klanken het 'benoemde' (vergelijk het met een baby die net begint te praten). Al die 'klankwoorden' vormden op den duur een taal. Met die taal kun je gebeurtenissen navertellen. De jager die onderweg iets zag, kon het 'thuis' navertellen. De ander die er niet bij was, kreeg zo toch een beeld, idee, wat er gebeurde tijdens de jacht. Zo zijn waarschijnlijk de verhalen ontstaan. Misschien zelfs met de nodige overdrijving. Of dat werkelijk zo gegaan is, zullen we nooit zeker weten. Wij waren er immers niet bij. Maar ook toen al moest degene die het verhaal aanhoorde de ander op zijn woord geloven.
Van beeldtaal naar schrift
Het schrift kwam pas veel later. Van verschillende volkeren zijn er tekeningen en tekens aangetroffen (bij opgravingen en zo) die zich langzaam zouden ontwikkelen tot een echt schrift. Denk hierbij aan de rotstekeningen en de Egyptische hiërogliefen. Ook kreeg je het spijkerschrift en runen en nog weer later het Arabische schrift zoals we dat nu nog gebruiken. In China kreeg je weer een heel ander schrift. Daarmee kon men de verhalen vastleggen. De hiërogliefen waren zeg maar de eerste stripverhalen.
Vertellers
Het vertellen en het opschrijven van verhalen was belangrijk. Op die manier werd er kennis van generatie op generatie doorgegeven. Zeg maar het eerste thuisonderwijs. Wat bij de meeste volkeren opvalt, is dat er vrijwel altijd een wijze man of vrouw was. Vaak waren dat ook raadgevers voor diegene die de leiding hadden. Op den duur wisten deze wijzen veel over de bewegingen van de zon en de sterren. Ook hadden ze de kennis over geneeskrachtige kruiden en dergelijke. De kennis hoe je moet overleven in de wildernis is immers best belangrijk. Nog altijd zie je bij zogeheten natuurvolkeren hoe een dergelijk persoon ook de verhalenverteller is. Dit wordt onderzocht door volkenkundigen (antropologen).
Om verhalen te kunnen onthouden is zingen ook een goed hulpmiddel. Opnieuw is het aannemelijk dat mensen daarom al lang zongen en muziek maakten. Archeologen hebben hele oude muziekinstrumenten gevonden die je als een bewijs hiervan kunt zien.
Toen men eenmaal kon schrijven werden er ook bibliotheken gemaakt waar oude boeken werden bewaard. Maar zijn de oude geschriften zoals de Tenach (met daarin de Thora), Bijbel en de Koran dan geschiedenisboeken? Nee, maar je zou het soms wel denken. Het zijn vooral verhalen waarin de lezer (of luisteraar) wordt duidelijk gemaakt wat goed en fout is. Er staan vaak levenslessen in. In een aantal gevallen kun je spreken van wetten of leefregels. Sommige gebeurtenissen die beschreven zijn hebben wetenschappers wel in de tijd kunnen plaatsen en er zijn ook andere bronnen gevonden die er over vertellen. Ook archeologische vondsten kunnen sommige dingen bevestigen, maar veel ook niet.
Godsdiensten
De aannames die de vroege volkeren deden en ze onderling aan elkaar vertelden veranderden in een soort godsdienst. Natuurverschijnselen werden gekoppeld aan (verzonnen) personen of dieren. Soms heb je wezens die half mens, half dier zijn en iets monsterachtigs hebben. De zon werd een zonnegod, de donder zou iets met een oorlogsgod te maken kunnen hebben en voor zoiets 'onduidelijks' als de liefde bedacht men ook een god. Allerlei goden dus. Bij de oude volken als de Egyptenaren, Kelten, Grieken, Romeinen, Germanen en Vikingen zien we dan ook meerdere goden (polytheïsme). Opmerkelijk hierbij is dat een aantal van die goden en verhalen (mythen) met elkaar overeenkwamen. Hoe kan dat? We weten nu dat de hiervoor genoemde volkeren niet allemaal precies in dezelfde periode leefden, en ook niet op dezelfde plek woonden. We weten wel dat sommigen elkaar op een gegeven moment ontmoet hebben. Je kunt aannemen (alweer) dat er op zo'n moment een kennisoverdracht heeft plaatsgevonden. In eerste instantie zal er een taalprobleem zijn geweest en zullen ze (net zoals dat nu nog gebeurt) met handen en voeten dingen aan elkaar duidelijk hebben gemaakt. De woorden duiden en duidelijk hebben dus veel met elkaar te maken. En als ze elkaar niet begrepen, dan kon dat voor oorlog zorgen. Maar ze zagen dingen van elkaar (zoals wapens, gereedschappen en gebruiken) die ze van elkaar overnamen. Zo zijn er ook ideeën en verhalen van elkaar overgenomen. Ze namen dus dingen van elkaar aan. Maar hoe het nou kwam dat de Joden en later de Christenen en Mohamadanen maar in één God (monotheïsme) geloofden is niet helemaal duidelijk. Een vroege monotheïst was Amenhotep IV, een Egyptische farao uit de 18e dynastie (ca. 1351-1333 v.Chr.). Hij schafte alle goden af behalve de zonnegod Aton. De aardsvader Abraham (Ibrahim in de Islam) moest ook niets hebben van de dwaasheid van de afgodendienst en had het ook maar over één god. Maar wanneer Abraham precies leefde is niet bekend. Abraham wordt ook wel de aardsvader genoemd en zou aan het begin staan van het Jodendom. Dat wordt geschat op 3000-4000 jaar oud. Reken je dat terug vanaf het heden, dan kom je ongeveer uit in de periode van Amenhotep IV. Toeval? We weten het niet. Ook van Mozes die contacten had met de Egyptische koningen (farao's) en die uit Egypte vertrok, heeft men getracht te achterhalen wanneer dat was.
Archeologen hebben de steen van Rosetta gevonden met daarop drie talen. Je zou kunnen zeggen dat dit het eerste woordenboek was. Na de vondst van deze steen konden ze namelijk de oude talen met elkaar vergelijken en beter begrijpen. Zelfs de hiërogliefen konden toen weer ontcijferd worden.
Sprookjes, sagen, legenden en fabels
Veel volksverhalen lopen als het ware parallel aan het geloof/godsdienst. Vaak worden er deugden in verteld en is er sprake van een moraal. De luisteraar wordt op een meer eenvoudig te begrijpen (volkse) manier duidelijk gemaakt hoe je je dient te gedragen. Doe je dat niet, dan loopt het slecht met je af. Vrijwel altijd zijn er goede en slechte personen (personages) in het verhaal. Het karakter van elk van de personen wordt ook wel archetype genoemd. Soms moet de hoofdpersoon een soort zoektocht doen. Dit wordt een queeste genoemd. Volksverhalen zijn nog altijd een belangrijke bron voor boeken, stripverhalen en films. Ook videogames zijn er door geïnspireerd.
Mythologieën en godsdiensten
Zie ook het navigatie sjabloon onderaan de pagina
Arabische landen (Midden Oosten)
- Mesopotamische mythologie
- Kanaänitische mythologie
- Egyptische mythologie
- Hettitische mythologie
- Abrahamitische religies
Europa
- Griekse mythologie
- Germaanse mythologie
- Romeinse mythologie
- Etruskische mythologie
- Keltische mythologie
- Noordse mythologie of het Asengeloof
- Ierse mythologie
- Welshe mythologie
Noord-, Midden en Zuid Amerika
Afrika bezuiden de Sahara
Azië
Oceanië
Zie ook