Paleolithicum
Het Paleolithicum wordt ook wel de oude steentijd (van het Grieks Palaios - oud, litho's - steen) genoemd. Het is een periode in de prehistorie waarbij de oorspronkelijke ontwikkeling van stenen werktuigen die ca. 99% van de periode van de menselijke technologische prehistorie van belang zijn. Het strekt zich uit vanaf het vroegst bekende gebruik van stenen werktuigen door mensachtigen van ca. 3,3 miljoen jaar geleden, tot het einde van het Pleistoceen ca. 11.650 jaar voor Christus.
Het paleolithische tijdperk in Europa ging vooraf aan het mesolithische tijdperk, hoewel de datum van de overgang enkele duizenden jaren varieert als je naar verschillende werelddelen kijkt. Tijdens het paleolithische tijdperk groepeerden mensachtigen zich in kleine samenlevingen zoals een familie of clan en leefden ze van het verzamelen van planten, vissen en jagen of opjagen van wilde dieren. Het paleolithische tijdperk wordt gekenmerkt door het gebruik van gekapte stenen werktuigen, hoewel mensen in die tijd ook werktuigen van hout en been gebruikten. Andere organische goederen werden aangepast voor gebruik als gereedschap, met inbegrip van leer en plantaardige vezels. Vanwege het snel vergaan zijn deze echter niet vaak bewaard gebleven en daarom niet gevonden door archeologen.
Ongeveer 50.000 jaar geleden vond een duidelijke toename van verschillende gebruiks- en siervoorwerpen plaats. In Afrika verschijnen botvoorwerpen en de eerste vormen van kunst in het archeologische archief. Het eerste bewijs van menselijke visserij wordt ook gevonden, van voorwerpen in plaatsen zoals de Blombos-grot in Zuid-Afrika. Archeologen plaatsen de voorwerpen van de afgelopen 50.000 jaar in veel verschillende categorieën (groepen), zoals projectielpunten (pijlpunten en harpoenen), graveergereedschappen, mesbladen en boor- en piercinggereedschappen.
De mensheid evolueerde (ontwikkelde) geleidelijk van vroege leden van het geslacht Homo - zoals Homo habilis, die eenvoudige stenen werktuigen gebruikte - tot meer moderne mensen en gedragsmatig moderne mensen door het Laatpaleolithicum. Tijdens het einde van het paleolithische tijdperk, met name het midden- of Laatpaleolithicum, begonnen mensen de vroegste kunstwerken te maken en gingen ze religieus (godsdienstig) of spiritueel gedrag vertonen, zoals begrafenissen en rituelen. Tijdens het paleolithische tijdperk was er sprake van een reeks glaciale (ijstijden) en interglaciale (niet- of tussen ijstijden) perioden waarin het klimaat in perioden schommelde tussen warme en koude temperaturen. Archeologische en genetische gegevens (eigenschappen die het kind van de ouders krijgt en doorgeeft aan zijn kinderen) laten zien dat de vroege populaties (groepen) van paleolithische mensen overleefden in dun beboste gebieden en ze zich verspreidden door gebieden met veel zaden, noten en vruchten, terwijl ze liever niet in dichte bosbedekking kwamen. Het waren dus vooral jager-verzamelaars.
Ongeveer 50.000 - ca. 40.000 voor Chr., zette de eerste mensen voet aan wal in Australië. Vermoedelijk zijn kleine groepen met bootjes of andere drijvende middelen vanaf wat we nu als Indonesië kennen daar terecht gekomen. Vanaf 45.000 voor Chr. leefden mensen tot op 61° noorderbreedte in Europa (Oslo, Helsinki). Vanaf ca. 30.000 voor Chr. werd Japan bereikt, en vanaf ca. 27.000 voor Chr. waren er mensen aanwezig in Siberië, boven de poolcirkel. Aan het einde van het Laatpaleolithische Tijdperk stak een groep mensen de Beringstraat (nu een zee tussen Rusland en Alaska) over en breidde zich snel uit over Amerika.