Jacht
De jacht is het opjagen en uiteindelijk proberen te doden van wilde dieren:
- vanuit een behoefte aan voedsel
- ter bestrijding van schade of overlast,
- als sport
- of als natuurbeheersmaatregel.
Soms wordt hierbij ook een jachthond gebruikt. Iemand die jaagt wordt wel een jager genoemd. Meestal wordt gebruikgemaakt van vuurwapens bij de jacht. Een schot hagel wordt soms voor klein wild gebruikt: de munitie bestaat dan uit vele kleine kogeltjes zodat de kans groter is dat de prooi wordt geraakt.
Wapens van vroeger
In de steentijd gebruikten mensen bij de jacht veel wapens, zoals pijlpunten, pijl en boog en scherpe stenen. De wapens gebruikten ze meestal om de dieren te doden of om hen te vangen. De dieren aten ze daarna op. De wapens maakten ze helemaal zelf; ze werden gemaakt van riet, hout en steen. Om de pijlpunten in de houten stokken vast te zetten, gebruikten ze pek. Pek is een soort lijm. Grote beesten vingen ze door heel veel pijlen op hen te schieten, vissen werden gevangen in netten van riet. Meestal waren alle mannen bijna de hele dag op jacht. Zij kwamen ’s avonds met hun vangst weer bij het kamp. Vervolgens waren de mannen, vrouwen en kinderen bezig om het dode dier schoon te maken en te ontvellen. Dit deden ze ook met gereedschap, bijvoorbeeld stenen mesjes en slijpmesjes.