Koloniën van Weldadigheid
Koloniën van Weldadigheid | |
Wilhelminaoord in Westerveld, Drenthe | |
Land | ![]() ![]() |
UNESCO-regio | Europa en Noord-Amerika |
Eigenschappen | |
Werelderfgoed sinds | 2021 |
Status | Niet-bedreigd |
Type | Cultureel |
Meer informatie | www.unesco.org |
Werelderfgoedlijst van UNESCO |
De Koloniën van Weldadigheid zijn zeven complexen in Nederland en België. De koloniën waren in het bezit van de Maatschappij van Weldadigheid. Dat was een organisatie die zich inzette om arme gezinnen en personen uit de grote steden te helpen. Zij werden op kosten van de organisatie naar de koloniën gestuurd. Die koloniën lagen in de provincies Overijssel, Drenthe en Antwerpen. De organisatie werd in 1818 opgericht. In die tijd was België nog onderdeel van Nederland.
De arme gezinnen en personen kregen een huisje met een stukje land. Het idee was om de mensen herop te voeden. De arme gezinnen hadden vaak te maken met slechte invloeden zoals alcoholisme en onbeleefd gedrag. Die heropvoeding moest er ook voor zorgen dat de armen zelfvoorzienend werden. Ze leerden een beroep en hoe zij zich netjes moesten gedragen. Er waren zowel vrije als onvrije koloniën. In de vrije koloniën lag de nadruk voorop voor zelfvoorziening en het leren van een beroep. In de onvrije koloniën was er sprake van dwangarbeid. Die koloniën waren bedoeld om de kolonisten discipline bij te brengen.
De Maatschappij van Weldadigheid werd opgericht door Johannes van den Bosch. Op zijn initiatief kwam kritiek van allerlei kanten. In 1859 werden de koloniën overgenomen door de overheid. Dat betekende ook het einde van het systeem. De koloniën van Weldadigheid waren de oorsprong van de Nederlandse verzorgingsstaat. Sinds 2021 staan de zeven complexen op de werelderfgoedlijst van UNESCO.
Naam
De koloniën van Weldadigheid zijn vernoemd naar de maatschappij van Weldadigheid. Die organisatie bezat en regelde de koloniën. Het woord weldadigheid betekent zoiets als goedheid of liefdadigheid. De organisatie wilde namelijk mensen in armoede helpen. Op die manier wilden zij iets goeds doen voor de maatschappij. De organisatie was dus een goed doel.
Bij het woord kolonie wordt vaak gedacht aan een overzees gebied dat in handen was van een ander land. De koloniën van Weldadigheid bevonden zich niet overzees, maar in het eigen land. In deze naam betekent het woord "kolonie" eerder nederzetting of dorpje. De inwoners werden "kolonisten" genoemd. Men koos ervoor om een landelijk stuk grond te "koloniseren".
Geschiedenis
Armoede in de 19e eeuw
In het begin van de 19e eeuw was Nederland een arm land. Het land was nog steeds aan het verstellen van de oorlogen tegen Napoleon Bonaparte. Ook barstte in 1815 de Tamora in Nederlands-Indië uit. De vulkaan spuwde zoveel as uit dat 1815 bekend staat als het jaar zonder zomer. De as zorgde er namelijk voor dat er veel minder zon was. Hierdoor was het ook een stuk minder warm. Minder zon en warmte zorgden ervoor dat de gewassen niet goed konden groeien. Dat was niet alleen het geval in Nederlands-Indië, maar ook in grote delen van Europa. Overal waren misoogsten, waardoor armoede en honger groeiden. Vooral mensen die al in armoede leefden werden getroffen. Onder hen ook veel weeskinderen.
Johannes van den Bosch was een van de eerste die dit probleem erkende. Hij was ontdaan door de armoede in de Nederlandse steden. Door de industriële revolutie waren in de steden namelijk arme wijken ontstaan. Mensen verhuisden van het platteland naar de stad. De arme wijken waren smerig, gebouwen stonden dicht op elkaar en grote gezinnen leefden in kleine huizen. Armoede bestond ook voor de verstedelijking. Toch maakte de verstedelijking armoede een stuk zichtbaarder. Steden waren daarom in enige mate het symbool van de armoede. In die tijd was er nog geen sociaal vangnet. Kerken, religieuze organisaties en liefdadigheidsinstellingen deden wel werk, maar niet op een hele grote schaal.
Oprichting
Van den Bosch kreeg het idee om daarom koloniën op het platteland van Drenthe te stichten. Drenthe had namelijk heel weinig inwoners en veel ruimte. Van den Bosch kocht in 1817 het landgoed Westerbeeksloot in de provincie. Eén jaar later richtte hij de "Maatschappij van Weldadigheid" op. Vanuit dat landgoed werd de organisatie bestuurd. Op de grond van het landgoed werd de eerste kolonie gebouwd: Frederiksoord. De kolonie werd vernoemd naar prins Frederik, de tweede zoon van koning Willem I.
De organisatie richtte zich aanvankelijk alleen op de Noordelijke Nederlanden (het huidige Nederland). In 1821 of 1822 werd ook een zuidelijke afdeling geopend voor de Zuidelijke Nederlanden (het huidige België). Toch was de organisatie vooral actief in het noorden. De Zuidelijke Nederlanden splitsten zich namelijk in 1830 tijdens de Belgische Revolutie af van Nederland.
Het geld van de organisatie kwam binnen door lidmaatschap. Personen uit de middenklasse en bovenklasse konden lid worden van de maatschappij voor één stuiver (5 cent) in de maand. Lidmaatschap werd bovendien aangemoedigd door koning Willem I. Hierdoor stroomde het geld binnen en kon de eerste kolonie gesticht worden.
Verloop

Op 25 augustus 1818 werd begonnen met de aanleg van Frederiksoord. De eerste 52 gezinnen arriveerden op 29 oktober 1818. Vier jaar later kwamen er nog 42 andere gezinnen naar de kolonie. Frederiksoord stond ook bekend als de proefkolonie. Van den Bosch experimenteerde namelijk met hoe hij het beste de koloniën kon vormgeven. Frederiksoord heette ook kolonie 1 en 2. De kolonisten arriveerden namelijk in twee gedeelten, waardoor de kolonie later uitgebreid moest worden. Eerst waren dat twee aparte koloniën, maar vrij snel werden zij samengevoegd.
In 1820 werd in Overijssel Willemsoord gesticht. Eén jaar volgde in Drenthe de kolonie Wilhelminaoord. De twee koloniën werden vernoemd naar koning Willem I en zijn overleden moeder, Wilhelmina van Pruisen. Zij overleed namelijk een jaar eerder. In 1818 had Van den Bosch ook nog de kolonie Boschoord opgericht. Die kolonie werd naar hemzelf vernoemd. In 1822 werd de eerste Belgische kolonie geopend, de Wortel-Kolonie. Die kolonie werd gesloten na de Belgische Revolutie. In 1824 volgde de Merkplas-Kolonie.
Later schakelde de organisatie ook over naar onvrije koloniën. Hier werden misdadigers naartoe gestuurd. Ook kolonisten uit de vrije koloniën die zich niet gedroegen moesten naar die koloniën. In 1819 werd de koloniën Ommerschans en Veenhuizen geopend.
Einde


Het project strandde na enkele decennia. Hiervoor zijn verschillende redenen. De organisatie had te maken met financiële problemen. Het runnen van de koloniën was erg duur en de opbrengsten waren niet groot. Ook verdween na verloop van tijd de discipline en raakte de grond uitgeput. De koloniën waren namelijk gebouwd op zandgrond met een laagje veen. Die grond is niet erg vruchtbaar. Het gebrek aan discipline leidde ook tot interne spanningen. In de maatschappij veranderden ook de opvattingen over armoedebestrijding. In plaats van mensen te werk te zetten wilden men ze individueel helpen. Ook was er veel kritiek op de levensomstandigheden in vooral de onvrije koloniën.
Ondertussen was Van den Bosch ook bezig met een ander project. De Nederlandse koning had hem gevraagd om Nederlands-Indië winstgevend te maken. Hiervoor bedacht hij het cultuurstelsel. Hier werd hij ook gouverneur-generaal. Van den Bosch had hierdoor ook minder tijd voor de koloniën van Weldadigheid. Toen hij terug kwam naar Nederland, was de organisatie in een zeer slechte staat. Van den Bosch probeerde de organisatie te redden door mensen aan het werk te zetten in de weverijen.
In 1859 kwam er een einde aan het project toen de Nederlandse overheid de onvrije koloniën overnam. De organisatie schafte vervolgens het koloniegeld voor de andere koloniën af. Hierdoor werden die koloniën min of meer normale dorpen. In 1842 was de organisatie in België al opgehouden met bestaan.
Overzicht
Hieronder vindt je een overzicht van de zeven koloniën van Weldadigheid:
Daarnaast is ook het dorpje Boschoord een van de koloniën, maar die wordt vaak niet aangeduid.
Niet alle koloniën staan op de werelderfgoedlijst van UNESCO. Alleen Frederiksoord, Wilhelminaoord, Veenhuizen en de Wortel-Kolonie zijn werelderfgoed.
Leven in de koloniën
Selectie en regels
De inwoners van de koloniën werden geselecteerd. De organisatie had in iedere stad en regio een subcommissie. Die subcommissie maakte een lijst van personen die in aanmerking kwamen. Vervolgens werd die lijst naar de landelijke leiding gestuurd. Dat bestuur koos uit de mensen uit die lijsten.
Bij aankomst in de kolonie kregen de kolonisten ook een lijst met huisregels. Hier moesten zij een handtekening onderzetten. Een van de regels was een verbod op alcohol, schelden en kwaad spreken over anderen. Ook konden mensen de koloniën niet zomaar verlaten. Als je probeerde te vluchten uit de kolonie, werd je bestraft. De koloniën maakten gebruik van lijfstraffen, opsluitingen en het krijgen van minder eten.
Vrije koloniën
Naar de vrije koloniën mochten arme gezinnen en personen (min of meer) vrijwillig wonen. Zij kregen een paar hectare grond, een huisje, geld voor levensonderhoud en onderwijs. Die personen hadden vaak geen baan of geld. Van den Bosch wilde door onderwijs het leven van de personen verbeteren. Als de personen een baan zouden hebben, konden konden zij voor zichzelf zorgen en zelfvoorzienend zijn. De kolonie was dus eigenlijk een nieuwe start voor de gezinnen. Volgens Van den Bosch was dat niet alleen beter voor de gezinnen, maar ook voor het land.
De vrije koloniën werden vormgegeven als dorpjes met vrijstaande huizen met een stuk grond. Deze huizen stonden langs kaarsrechte wegen. Naast huizen waren er ook enkele publieke gebouwen zoals kerken, een dorpshuis, een huisarts en winkels. De dorpjes hadden eigen scholen waar de kinderen onderwijs kregen. In de koloniën was onderwijs verplicht voor alle kinderen. Dat was zo'n 80 jaar voordat de leerplicht werd ingevoerd. Ook waren er rusthuizen voor ouderen, wat vrij modern voor die tijd was. In die tijd waren ouderen namelijk afhankelijk van hun gezin.
Ook volwassenen kregen onderwijs. Volgens de organisatie was het probleem dat mensen geen beroep hadden. Daarom gaven zij alle volwassenen een beroepsopleiding. Hierdoor konden zij zelfvoorzienend worden. Tussen 1823 en 1859 werd de organisatie daarvoor samen met het Instituut voor de Landbouw. Om in de kolonie te wonen moesten de gezinnen koloniegeld betalen. Dat was een klein geldbedrag dat zij met hun loon moesten betalen.

In de koloniën werd goed bedrag beloond. Kolonisten konden een zilveren of gouden medaille krijgen. Mensen die konden aantonen dat zij zelfvoorzienend waren, kregen zo'n medaille en mochten vrijboer worden. Zij konden ook de functie van wijkmeester krijgen of tuinman op de onvrije koloniën worden.
Onvrije koloniën
Later werden er ook onvrije koloniën gesticht. Dat waren meer gevangenissen. Hier waren landlopers, bedelaars en onwillige weeskinderen naartoe gestuurd. Deze mensen hadden vaak last van een verslaving en/of waren crimineel. Ook mensen uit de vrije koloniën die vaak de regels overtraden, konden naar de onvrije koloniën gestuurd worden. In de onvrije koloniën werd meer de nadruk gelegd op het bijbrengen van discipline. Mensen werden continue gemonitord om te voorkomen dat ze terug zouden vallen in de criminaliteit, drugs, seks of alcohol.
De onvrije koloniën waren geen dorpjes. Veenhuizen was meer een kamp met meerdere gebouwen, terwijl Ommerschans een groot fort was. De levensomstandigheden waren ook anders. Ook kwamen lijfstraffen daar nog meer voor.
Kritiek op de koloniën
Op de Maatschappij van Weldadigheid was ook een heleboel kritiek. Een groot deel van de kritiek was op het strenge bestuur en de zware straffen. In de koloniën werden mensen gedwongen om te werken (dwangarbeid). Bewoners hadden een zeer beperkte vorm van vrijheid. In de vrije kolonies hadden mensen nog een vorm van vrijheid. In de onvrije koloniën werden zij 24 uur per dag bewaakt. Contact tussen bewoners werd beperkt en soms zelf verboden. Dit zorgde voor isolatie en vervreemding. Daarnaast werden gezinnen uit elkaar gehaald.
Conservatieve christenen hadden daarnaast nog kritiek op de organisatie zelf. De Maatschappij van Weldadigheid was een niet-religieuze organisatie. De christenen vonden dat alleen kerkelijke organisaties zulke hulp moesten aanbieden.
Tegenwoordig
Tegenwoordig zijn de koloniën van Frederiksoord, Wilhelminaoord, Willemsoord en Boschoord gewone woondorpen. Ook Veenhuizen is grotendeels een woondorp geworden. Na 1859 werd Veenhuizen een gevangenis, maar inmiddels is die naar een moderner gebouw verplaatst. Het dorp werd pas in 1981 vrij toegankelijk. Daarvoor woonden er alleen gedetineerden en gevangenispersoneel. Ommerschans werd in 1890 gesloten en vervolgens volledig afgebroken. Ook van de Merkplas-Kolonie en de Wortel-Kolonie is weinig meer over.
De Maatschappij van Weldadigheid is vandaag een stichting die zorgt voor de monumenten. Daarnaast zijn er nog twee musea over de koloniën:
De archieven van de maatschappij liggen vandaag de dag in het Drents Archief in Assen.
Links
- De website van de Koloniën van Weldadigheid
- Aflevering "Land zonder paupers" van De IJzeren Eeuw
- "Heropvoeding in Drenthe" van Welkom in de IJzeren Eeuw
Werelderfgoed in Nederland | |||
---|---|---|---|
Grachtengordel van Amsterdam - Droogmakkerij De Beemster - Ir. D.F. Wouda-gemaal te Lemmer - Stelling van Amsterdam - Molens bij Kinderdijk-Elshout - Rietveld Schröderhuis te Utrecht - Schokland en Omgeving - Van Nellefabriek te Rotterdam - Historische binnenstad van Willemstad te Curaçao - Waddenzee - Koloniën van Weldadigheid - Nieuwe Hollandse Waterlinie - Neder-Germaanse limes |