Barokmuziek

Uit Wikikids
Versie door Hanssain (overleg | bijdragen) op 8 jan 2021 om 13:55 (Aanvullingen)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Under construction icon-red.svg Werk in uitvoering!
Aan dit artikel wordt de komende uren of dagen nog gewerkt.
Belangrijk: Laat dit sjabloon niet langer staan dan nodig is, anders ontmoedig je anderen om het artikel te verbeteren.
De maximale houdbaarheid van dit sjabloon is twee weken na de laatste bewerking aan het artikel.
Kijk in de geschiedenis of je het artikel kunt bewerken zonder een bewerkingsconflict te veroorzaken.
Under construction icon-red.svg
Dit artikel is nog niet af.
Johann Sebastian Bach op 61 jarige leeftijd (1685-1750)

Barokmuziek is een periode of stijl van de westerse kunstmuziek welke werd gemaakt tijdens de barok die duurde van ongeveer 1600 tot 1750. Dit tijdperk volgde de Renaissance (muziek) tijdperk en werd gevolgd door het klassieke tijdperk ofwel Classicisme. De barokperiode is verdeeld in drie hoofdperioden: vroeg, midden en laat. Ze overlappen elkaar in de tijd en worden veelal gedateerd van 1580 tot 1650, van 1630 tot 1700 en van 1680 tot 1750. Barokmuziek behoort voor een groot deel tot de klassieke muziek en wordt ook nu nog op grote schaal bestudeerd, uitgevoerd en beluisterd. De term "barok" komt van het Portugese woord barroco, wat "misvormde parel" betekent. Belangrijke componisten uit de barok zijn onder meer Johann Sebastian Bach, Antonio Vivaldi, George Frideric Händel, Claudio Monteverdi, Domenico Scarlatti, Alessandro Scarlatti, Henry Purcell, Georg Philipp Telemann, Jean-Baptiste Lully, Jean-Philippe Rameau, Marc-Antoine Charpentier, Arcangelo Corelli, François Couperin, Giuseppe Tartini, Heinrich Schütz, Dieterich Buxtehude en anderen. In Nederland is Jan Pieterszoon Sweelinck (ook Swelingh, Swelinck e.a.) een Nederlands componist, organist, klavecibel-speler, muziekleraar, muziekorganisator en ensembleleider. Hij geldt als de belangrijkste (Noord)Nederlandse componist van de Vroegmoderne Tijd, in de overgang van renaissance (muziek) naar barokke muziek.

In de barokperiode ontstond een tonaliteit in de muziek. Dit is een manier van het schrijven van muziek waarin een lied of stuk in een bepaalde toonsoort is geschreven. Dit type harmonie (wanneer er een aantal verschillende tonen tegelijk klinken, bijvoorbeeld als drieklank) wordt nog steeds op grote schaal gebruikt in westerse klassieke en populaire muziek. Tijdens de baroktijd werd van beroepsmuzikanten verwacht dat ze goed konden improviseren bij zowel solo melodielijnen als begeleidingspartijen. Barokconcerten werden meestal begeleid door een zogeheten basso continuo- groep (bestaande uit muzikanten die akkoorden spelen, zoals klavecimbelspelers en luitspelers die akkoorden improviseren) terwijl een groep basinstrumenten zoals viool, cello, contrabas - de baslijn speelden. Een kenmerkende barokke vorm was de danssuite (soort dansmuziek voor een dans met vaste patronen). Terwijl de stukken in een danssuite waren geïnspireerd op echte dansmuziek, werden danssuites puur ontworpen om naar te luisteren, niet om dansers te begeleiden.


Gedurende de barok experimenteerden componisten met het vinden van een voller geluid voor elke instrumentale partij (en zo creëerden ze het orkest). Ze brachten veranderingen aan in de muzieknotatie (zie bladmuziek). Omdat er in een bepaalde toonsoort werd gespeeld kon men makkelijker bepalen welke noten als bas of drieklank gebruik moesten worden. Verder ontwikkelde men nieuwe instrumentale speeltechnieken. Barokmuziek werd groter in omvang. Ook werd de instrumentale uitvoering ingewikkelder. Zo ontstonden er gemengde gezongen / instrumentale vormen zoals de opera, cantate (koorzang) en oratorium (muziek, koorzang en solisten) en de instrumentele vormen van het solo concerto en sonate (gezongen stuk) als muzikale genres. Net als bij de renaissance (muziek) was er sprake van polyfone (meerstemmige) muziek, maar dan ingewikkelder. Er ontstaan stukken met meerdere onafhankelijke melodielijnen die tegelijkertijd werden uitgevoerd (een populair voorbeeld hiervan is de fuga). Deze ingewikkelder polyfonie was een belangrijk onderdeel van veel barokke koor- en instrumentale werken. Over het algemeen was barokmuziek een manier voor expressie en communicatie. Nieuw is bijvoorbeeld dat er binnen een muziekstuk van toonsoort wordt veranderd (modulatie). Ook kan een drieklank niet helemaal zuiver klinken, "wringen" zeg maar (dissonantie). Ook laat men bepaalde tonen trillen (vibrato of tremolo), bijvoorbeeld op viool of fluit.

Instrumenten

Dubbelhandig klavecimbel door Vital Julian Frey, naar Jean-Claude Goujon (1749)

De lijst van muziekinstrumenten wordt steeds groter, doordat er meer variaties op instrumenten ontstaan en ook nieuwe instrumenten worden ontwikkeld. Je krijgt meerdere soorten snaarinstrumenten, zoals Violino piccolo, Viool, Viol, Altviool, Viola d'amore, Viooltje pomposa, Tenor viool, Cello, Violone, Bas viool en Contrabas. Verder verschillende vormen luiten en andere gitaar-achtige instrumenten als de Theorbo, Archluit, Mandora, Bandora, Angélique, Mandoline, Cittern, Gitaar, Harp en Hurdy-draailier.

Bij de houtblazers krijg je naast de fluit en dwarsfluit de Barok fluit, Chalumeau, Cortol (ook bekend als de familie Cortholt, Curtall, Hobo), Dulcian, Musette de cour, Barok hobo, Rackett, Recorder en Fagot.

Bij de koperblazers (ook wel messing instrumenten) krijg je de Cornett, Natuurlijke hoorn, Barokke trompet, Tromba da tirarsi (ook wel tromba spezzata genoemd ), Platte trompet, Slang, Trombone (16e en vroege 17e eeuw Engels naam voor de Franse saquebute, saqueboute; Spaanse sacabuche; Italiaanse trombone; Hoogduitse busaun, Busine, busune en Duitse (sinds het begin van de 17e eeuw) Posaune) en de moderne Trombone (Engelse naam voor hetzelfde instrument, uit het begin van de 18e eeuw).

Ook het aantal soorten toetsinstrumenten werd steeds uitgebreider (en vaak ook imposanter, grootser) zoals de Clavichord, Tangent piano, Fortepiano (en vroege versie van de piano / vleugel uitgevonden ca. 1700, maar werd niet populair tijdens de barok), Klavecimbel en Orgel.

Binnen de orkesten die ontstaan, komt ook een slagwerk- of percussiegroep met Pauken, Tamboerijn en Castagnetten. Bij de straatmuzikanten werden ook (ketel)trommels gebruikt.

Perioden

In de vroege periode (1580 tot 1650) ontstond er een heropleving voor de klassieke oud-Griekse muziek. Men werd terughoudender wat betreft de polyfonie. Een solozang begeleid door een enkele gitaar is daar een voorbeeld van. Dit zal ook de aanzet zijn tot de opera. Zoals gezegd wordt de harmonie in de muziek belangrijker.

Tonen dienen goed op elkaar afgestemd te zijn in een stuk. Zo ook de in een akkoord (drie-of vierklank) gespeelde noten. Om van het ene gedeelte van een muziekstuk naar een andere gedeelte over te gaan, werden zogeheten septiemakkoorden gebruikt (dit gebeurt tegenwoordig nog bijvoorbeeld bij de overgang van couplet naar refrein). Ook om een stuk af te sluiten gebruikte men een afwijkend akkoord (cadans). Ook het gebruik van basklanken wordt steeds belangrijker. Instrumenten als de contrabas en cello zorgden voor de baslijn, wat overeenkomt met het spel van de linker hand op bijvoorbeeld een piano. Vaak zorgt de baslijn er ook voor om de maat (het ritme) vast te houden. Dit alles maakte de muziek wat evenwichtiger, minder rommelig.

In de middenperiode (1630 tot 1700) ontstaan er plekken waar concerten kunnen worden gegeven zoals later het speciaal daarvoor ontworpen concertgebouw. Die van Amsterdam is geopend in 1888. In het begin maakte men gebruik van kerken of zalen behorende bij bijvoorbeeld een café. Het gebouw Felix Meritis (1787) te Amsterdam is het eerste Nederlandse gebouw dat vanaf het begin een concertzaal heeft gekend. Veelal was het geluid (de akoestiek) nog niet heel geweldig. Ook huiskamers diende als 'concertzaal'. Daar stamt de term kamermuziek vanaf.

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Barokmuziek&oldid=640340"