Duits: verschil tussen versies
Regel 70: | Regel 70: | ||
*Alle vrouwelijke zelfstandige naamwoorden krijgen een ''-n'', of (als het nodig is) een ''-en'', achter het woord. Voorbeeld: het woord ''Frage'' (vraag) wordt in het meervoud ''Fragen'', maar het meervoud van het woord ''Antwort'' (antwoord) is ''Antworten''. |
*Alle vrouwelijke zelfstandige naamwoorden krijgen een ''-n'', of (als het nodig is) een ''-en'', achter het woord. Voorbeeld: het woord ''Frage'' (vraag) wordt in het meervoud ''Fragen'', maar het meervoud van het woord ''Antwort'' (antwoord) is ''Antworten''. |
||
*Alle onzijdige zelfstandige naamwoorden krijgen een ''-e'' achter het woord. |
*Alle onzijdige zelfstandige naamwoorden krijgen een ''-e'' achter het woord. |
||
− | Onthoud wel dat alle woorden die eindigen op ''-chen'' of ''-lein'' niet veranderen. Ook mannelijke en onzijdige woorden die eindigen op ''-en'', ''-el'' of ''-er'', |
+ | Onthoud wel dat alle woorden die eindigen op ''-chen'' of ''-lein'' niet veranderen. Ook mannelijke en onzijdige woorden die eindigen op ''-en'', ''-el'' of ''-er'', krijgen geen uitgang (dus bijv. ''Spiegel'' (m) is zowel enkel- als meervoud). Maar soms krijgen ze wel een Umlaut in het meervoud: ''die Äpfel'' (de appels). |
Het onbepaalde lidwoord in het Nederlands is ''een''. In het Duits zijn hiervan twee tegenhangers: ''ein'' en ''eine''. Ook hier wordt het gebruik weer bepaald door het geslacht van het zelfstandig naamwoord: bij mannelijke en onzijdige woorden gebruik je ''ein'', bij vrouwelijke woorden gebruik je ''eine''. |
Het onbepaalde lidwoord in het Nederlands is ''een''. In het Duits zijn hiervan twee tegenhangers: ''ein'' en ''eine''. Ook hier wordt het gebruik weer bepaald door het geslacht van het zelfstandig naamwoord: bij mannelijke en onzijdige woorden gebruik je ''ein'', bij vrouwelijke woorden gebruik je ''eine''. |
Versie van 24 dec 2015 15:07
Het Duits (Deutsch) is een taal, die behoord tot de Germaanse talen. Het is de officiële taal van Duitsland, Oostenrijk en Liechtenstein, en een van de officiële talen van Zwitserland, Luxemburg, België, Denemarken en Italië. In onder meer Namibië (een vroegere Duitse kolonie), het Franse Elzas-Lotharingen (vroeger deel van Duitsland) en landen van het voormalige Oostblok wordt het ook gesproken, maar zonder officiële erkenning.
Wie spreken er allemaal Duits en waar?
Er zijn zo'n 110 miljoen mensen die het Duits als moedertaal hebben. Duits is daarmee in Europa de taal met de meeste moedertaalsprekers. Het is ook buiten Europa een min of meer verspreide taal, al is het aantal sprekers daar wel kleiner. Zo wonen er veel Duitstalige emigranten in de Verenigde Staten, Canada en Latijns-Amerika. Ook in Aziatische landen, die vroeger bij de Sovjet-Unie hoorden, zijn er nog zo'n twee miljoen mensen die Duits spreken. In Namibië (dat vroeger een Duitse kolonie was) heb je ook nog wat Duitstaligen.
In Duitsland zelf spreekt meer dan 95% van de bevolking Duits. In Oostenrijk spreekt bijna iedereen Duits, 97% van de bevolking. In Zwitserland spreekt 63,7% Duits. In België spreekt minder dan 1% van de bevolking Duits, namelijk in de Oostkantons (die tot 1918 bij Duitsland hoorden). Duits is in België wel gewoon een van de drie officiële talen.
Buiten deze vier landen spreekt men in Zuid-Tirol (Italië) voor 69,15% Duits. In Luxemburg spreekt men voor 77% Luxemburgs. Deze taal is sterk verwant aan het Duits. Eigenlijk is het een Duits dialect, maar in Luxemburg vinden ze gewoon dat het hun eigen nationale taal is. En dan heb je in de Verenigde Staten ook nog een soort Duits dat wordt gesproken in Pennsylvania, dat heet daar Pennsylvania Dutch ("Dutch" betekent trouwens eigenlijk Nederlands).
Woorden en uitspraak
Veel woorden in het Duits lijken op Nederlandse woorden, maar dat niet altijd zo. Sommige woorden vanuit het Duits, worden gebruikt in het Nederlands. Voorbeelden hiervan zijn überhaupt, sowieso en Apfelstrudel. Bepaalde Duitse woorden lijken op Nederlandse woorden. Zo lijkt haben veel op hebben. Vaak hebben deze dezelfde betekenis, maar dat is niet altijd zo. Deze woorden heten valse vrienden. Dit betekent dat een woord veel lijkt op een woord vanuit een andere taal, maar het iets (totaal) anders betekend. Een voorbeeld hiervan is het Duitse woord See. Mensen denken dat See zee betekent, maar See betekend meer. Ook het werkwoord "werden", lijkt veel op worden. Dit is ook de betekenis van het woord, maar "werden" betekent ook zullen.
Het alfabet
Heel veel letters vanuit het Duitse alfabet woorden hetzelfde uitgesproken als in het Nederlands. Alleen de c, g, j, q, u, v, w, y en z spreek je anders uit. Deze spreek je alleen zo uit als je de letters apart opnoemt (zoals in het alfabet-lied):
|
|
|
|
Daarnaast is er in het alfabet nog de ringel-s, deze staat in het volgende kopje beschreven.
De ringel-s, sch-, eu en ei
Als je wel is een Duits boek ziet, kan het zijn dat er een hele "rare" letter in staat. Dat is de ß, oftewel de ringel-s. Hoewel deze letter erg lijkt op een B, wordt het uitgesproken als een dubbele S (vandaar de naam dus). Een bekend woord waarin de letter gebruikt wordt is heißen (heten). Maar ook in andere woorden, zoals weiß (wit) en straße (straat) wordt het gebruikt. Vroeger werd het in veel meer woorden gebruikt, waaronder het wordt Schloss (slot). Sinds 1996 is deze regel aangepast, waardoor de letter minder vaak voorkomt.
De sch- en de ei hebben in het Duits een aparte uitspraak. De sch- wordt uit gesproken als een sj, zoals in het woord sjaal. De sch- wordt onder meer gebruikt in schreiben (schrijven). De ei wordt uitgesproken als een ai, zoals in mais. Daarnaast is er nog de eu. Deze wordt weer uitgesproken als een oi, zoals in hoi.
Diakritische tekens
In het Duits zie vaak in woorden op de a, u en o een twee puntjes staan. Dit heten diakritische tekens. De twee puntjes bovenop de letters heten een trema, of in het Duits een Umlaut. In de schrijftaal wordt de umlaut als twee staande streepjes weergegeven, maar dit is op computers en drukpersen niet mogelijk De ä wordt uitgesproken als è of ee. De ü wordt uitgesproken als een uu en de ö wordt uitgesproken als een eu. Daarnaast is er nog de äu, deze wordt uitgesproken als een oi (dat is eigenlijk ook logisch: ä heeft als uitspraak e en eu wordt oi).
Grammatica
Zelfstandig naamwoord en lidwoorden
In het Duits worden zelfstandige naamwoorden altijd met een hoofdletter geschreven, ook als het geen naam is. Namen zoals Deutschland (Duitsland) worden dus sowieso al met een hoofdletter geschreven, maar ook woorden als Kino (bioscoop) en See (meer) worden met een hoofdletter geschreven.
Als een zelfstandig naamwoord geen naam is, moet er vaak een lidwoord voor. In het Nederlands hebben we twee bepaalde lidwoorden, de en het. In het Duits zijn dit er drie: der, die en das. Der is voor mannelijke woorden, die voor vrouwelijke en das voor onzijdige.
Bij een paar woorden is het logisch welk lidwoord erbij hoort. Zo is het der Mann, want "man" is natuurlijk een mannelijk woord, en een moeder (die Mutter), is een vrouwelijk woord. Onzijdig betekent in de taalkunde: grammaticaal niet mannelijk of vrouwelijk. Het is bijvoorbeeld das Kind, want een kind kan zowel een jongen als een meisje zijn. Bij andere woorden is het soms onduidelijk, bijvoorbeeld bij een appel. Je zou denken dat een appel onzijdig is, maar het grammaticale geslacht in het Duits (en trouwens ook in het Nederlands) is mannelijk: der Apfel. Daarom moet je als je van huis uit geen Duits spreekt altijd de lidwoorden erbij leren.
In het meervoud wordt altijd het lidwoord die gebruikt, dus hetzelfde als de vrouwelijke vorm enkelvoud. Het zelfstandig naamwoord verandert (zoals in veel talen) ook van vorm als je het in het meervoud zet, alleen zijn er wel wat uitzonderingen en kleine regeltjes. Vaak is het zo:
- Alle mannelijke zelfstandige naamwoorden krijgen een -e achter het woord en als dat kan een Umlaut op de beklemtoonde lettergreep. Een Umlaut ziet er hetzelfde uit als een trema, dus de twee puntjes, op de a of de e.
- Alle vrouwelijke zelfstandige naamwoorden krijgen een -n, of (als het nodig is) een -en, achter het woord. Voorbeeld: het woord Frage (vraag) wordt in het meervoud Fragen, maar het meervoud van het woord Antwort (antwoord) is Antworten.
- Alle onzijdige zelfstandige naamwoorden krijgen een -e achter het woord.
Onthoud wel dat alle woorden die eindigen op -chen of -lein niet veranderen. Ook mannelijke en onzijdige woorden die eindigen op -en, -el of -er, krijgen geen uitgang (dus bijv. Spiegel (m) is zowel enkel- als meervoud). Maar soms krijgen ze wel een Umlaut in het meervoud: die Äpfel (de appels).
Het onbepaalde lidwoord in het Nederlands is een. In het Duits zijn hiervan twee tegenhangers: ein en eine. Ook hier wordt het gebruik weer bepaald door het geslacht van het zelfstandig naamwoord: bij mannelijke en onzijdige woorden gebruik je ein, bij vrouwelijke woorden gebruik je eine.
Persoonsvormen
In het Nederlands hebben qua persoonsvormen, ik, jij, hij, zij (enkelvoud en meervoud), het, wij, u en hun. In het Duits zijn precies dezelfde personen, alleen heten ze anders:
- Ik is in het Duits ich
- Jij is in het Duits du
- Hij is in het Duits er
- Zij (enkelvoud) is in het Duits sie
- Het is in het Duits es
- Wij is in het Duits wir
- Jullie is in het Duits ihr
- Zij (meervoud) is in het Duits sie
- U is in het Duits Sie (altijd geschreven in deze vorm met hoofdletter!)
Werkwoorden
In het Duits zijn er ook werkwoorden. De meeste werkwoorden gaan op dezelfde manier. Hiervoor gebruik in het Nederlands 't Kofschip, maar in het Duits kun je helemaal afleiden van één werkwoord wohnen (wonen). Als je dit rijtje uit je hoofd kent, hoef je alleen maar het voorste stukje te vervangen door het werkwoord wat je wilt. Als eerste heb je het hele werkwoord nodig, bijv. kaufen (kopen). Hier haal je de -en van af en vervang je door een uitgang (een soort van lettergreep) hieronder uit de tabel. Let wel op dat je de juiste vorm hebt! Hieronder staat het in een tabel:
Vorm | Wohnen | Uitgang |
---|---|---|
Ich (ik) | wohne | -e |
Du (jij) | wohnst | -st |
Er (hij), sie (zij, in enkelvoud) en es (het) | wohnt | -t |
Wir (wij) | wohnen | -en |
Ihr (jullie) | wohnt | -t |
sie (zij, in meervoud) | wohnen | -en |
Sie (u) | wohnen | -en |
De bekendste werkwoorden hebben vaak een eigen vorm. Zo hebben haben (hebben), sein, (zijn), werden (worden, maar ook zullen) een eigen vorm, die je apart uit je hoofd moet leren.
In het Duits is er daarnaast nog een voltooid deelwoord. Deze werkt vaak zo, je haalt de -en van het werkwoord af. Voor het woord zet je ge- en erachter zet je een -t. Als er voor die -t een d, t, n of m staat is het in plaat van -t een -et. Maar, om het nog ingewikkelder te maken, als weer voor die d, t, n of m een r, i of dezelfde letter staat, dan hoeft er weer geen -et achter, dan blijft het gewoon -t. Ook kunnen sommige werkwoorden eindigen op -en, bijv. gefallen (gevallen) of gewesen (geweest). Woorden die beginnen met ver- hoeven geen ge-, dan blijft de ver- gewoon staan. Daarnaast is er nog een uitzondering dat bepaalde woorden geen ge- voorop krijgen.
Bij de 1e persoon enkelvoud (de Ich-vorm) hoort achter de stam eigenlijk een "-e", maar uit "luiheid" doen best veel Duitsers dit tegenwoordig niet meer en wordt best vaak ook alleen de stam (in de tabel dus 'wohn') gebruikt: 'Ich wohn' dus. In het Nederlands doen we dit sowieso al.
Naamvallen
Het Duits onderscheidt zich van andere West-Germaanse talen door het actief gebruik van naamvallen. Naamvallen gebruik je bij lidwoorden (dus der, die en das) en persoonlijke voornaamwoorden (haar, zijn, onze). Ook ein (een) en keine (geen) veranderen per naamval, maar dit gaat op dezelfde manier als de persoonlijke voornaamwoorden. In het Duits zijn er vier naamvallen. De eerste naamval (ook wel de nominatief genoemd) is het makkelijkste. Daarnaast is er nog de tweede naamval (genitief), de derde naamval (datief) en de vierde naamval (accusatief). Hieronder staat een tabel met wat er precies verandert bij de lidwoorden. Om te weten welke naamval je nodig hebt, moet je de zin eerst ontleden (dus wat is het onderwerp, het lijdend voorwerp, etc.). Meer hierover staat onder de tabel.
Naamval | Mannelijk | Vrouwelijk | Onzijdig | Meervoud |
---|---|---|---|---|
eerste naamval | der | die | das | die |
tweede naamval | des | der | des | der |
derde naamval | dem | der | dem | den |
vierde naamval | den | die | das | die |
De eerste naamval wordt het meeste gebruikt en wordt vaak al standaard geleerd. Dit gebruik je bij het onderwerp in de zin. De vierde naamval gebruik je bij het lijdend voorwerp in de zin. De derde naamval gebruik je bij het meewerkend voorwerp en de tweede naamval gebruik je om uit te drukken wie de bezitter is. De tweede naamval wordt haast nooit gebruikt. In het Nederlands kom je de tweede naamval soms nog tegen in vaste uitdrukkingen, zoals de heer des huizes en de tand des tijds.
De tabel voor persoonlijke voornaamwoorden worden (en een en geen). Hier staan de vormen aangegeven met ein (een) en kein (geen, alleen bij de meervoudsvormen). Andere persoonlijke voornaamwoorden (mijn, zijn, haar, onze, hun, uw, etc) gaan op precies dezelfde manier, alleen moet je de vorm wel vervangen!
Naamval | Mannelijk | Vrouwelijk | Onzijdig | Meervoud |
---|---|---|---|---|
eerste naamval | ein | eine | ein | keine |
tweede naamval | eines | einer | eines | keiner |
derde naamval | einem | einer | einem | keinen |
vierde naamval | einen | eine | ein | keine |
De manier waarop je het gebruikt gaat precies hetzelfde als bij de lidwoorden.
Trappen van vergelijking
De trappen van vergelijking zijn er ook in het Duits. Je hebt drie trappen; de stellende trap (groot), de vergrotende trap (groter) en de overtreffende trap (grootst). Om het te gebruiken, heb je eerst een bijvoeglijk naamwoord nodig. Voor het voorbeeld wordt het wordt schön, wat mooi betekend:
- Stellende trap: Het bijvoeglijk naamwoord blijft dan hetzelfde, dus het blijft schön.
- Vergrotende trap: Achter het bijvoeglijk naamwoord komt "-er" te staan, dus het wordt schöner (mooier).
- Overtreffende trap: Achter het bijvoeglijk naamwoord komt "-st" te staan, dus het wordt schönst (mooist). Alleen als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op een -t, wordt het "-est". Dit is om tongbrekers te voorkomen. Als een woord eindigd op een -s of een -ß, komt er alleen een "-t" achter te staan.
De woorden gut (goed), viel (veel) en gern (graag) zijn een uitzondering met eigen vormen, net als in het Nederlands:
- Gut wordt gut (goed) - besser (beter) - best (best)
- Viel wordt viel (veel) - mehr (meer) - meist (meest)
- gern wordt gern (graag) - lieber (liever) - liebst (liefst)
Daarnaast mag in plaats van weiniger (minder) ook minder worden gebruikt.
Duitse woorden & zinnetjes
Nederlands | Duits | Uitspraak |
---|---|---|
Hallo | Hallo | Hallo |
Goedendag | Gutentag | Goetentag |
Hoe heet jij? | Wie heißt du? | Vie haist doe? |
Ik heet ... | Ich heiße ... | Iehg haise |
Wie ben jij? | Wer bist du? | Vo biest doe? |
Ik ben ... | Ich bin ... | Iehg bin |
Hoe oud ben jij? | Wie alt bist du? | Vie alt biest doe? |
Ik ben .. jaar oud | Ich bin ... Jahre alt | Iehg bin ... jaahre ahlt |
Waar woon jij? | Wo wohnst du? | Voo vojnst du? |
Ik woon in ... | Ich wohne in | Iehg vone in ... |
Tot ziens! | Auf wiedersehen! | Auf viederzeehn! |
Getallen
Nederlands | Duits | Uitspraak |
---|---|---|
één | eins | ains |
twee | zwei | tswai |
drie | drei | drai |
vier | vier | vier |
vijf | fünf | foenf |
zes | sechs | segs |
zeven | sieben | sieben |
acht | acht | acht |
negen | neun | neujn |
tien | zehn | zeen |
Voor rangtelwoorden (eerste, tweede, derde) plak je voor een getal onder de 20 -te achter het getal en voor 20 of hoger gebruik je het getal +ste. Uitzonderingen zijn: erste (eerste), dritte (derde) en siebte (zevende).
De taal
Duits wordt in veel landen in en buiten Europa gesproken. Soms wonen er veel Duitstalige emigranten in land of is Duits er zelfs (een van de) officiële talen. Net als in het Nederlands, zijn er in het Duits ook veel dialecten. Daarom is er het zogeheten standaardduits. Standaardduits is wel gebaseerd op het Hoogduits. Dit wordt veel gesproken in Oostenrijk, Zwitserland, Liechtenstein, Italië, zuidelijk Elzas-Lotharingen en Zuid-Duitsland. In Midden-Duits wordt gesproken in Midden-Duitsland, België, noordelijk Elzas-Lotharingen en Luxemburg. Dan is er nog het Nederduits, wat gesproken wordt in Noord-Duitsland. Tussen deze drie verschillende soorten Duits zit weinig verschil en iemand die Nederduits spreekt kan iemand die Hoogduits spreekt (makkelijk) verstaan. Tussen drie groepen zijn twee taalgrenzen, dit zijn de Spierse Linie en de Benrather Linie. Dit is een manier om alle dialecten in te delen in drie grote groepen, maar er is nog een grote groep met overige Duitse dialecten. Maar daarnaast kun je het ook anders bekijken; hoe de dialecten per regio zijn.
In Europa
In Europa is Duits de enige officiële taal van Duitsland, Oostenrijk en Liechtenstein. Daarnaast is het nog één van de officiële talen in Luxemburg, België, Italië, Zwitserland en Denemarken. In Zwitserland spreekt een groot gedeelte van de bevolking Duits, vooral in het noorden en midden van het land. België heeft een eigen Duitstalige Gemeenschap. Deze ligt aan de Duitse en Nederlandse grens in het oosten van het land. In Italië wordt vooral Duits gesproken in de streek Zuid-Tirol. Vroeger hoorde dit bij Oostenrijk-Hongarije, maar na de Eerste Wereldoorlog niet meer. In Denemarken wordt Duits als minderheidstaal gesproken in Zuid-Jutland, wat tot aan de Eerste Wereldoorlog bij Duitsland hoorde. In Nederland is er ook een accent wat veel lijkt op het Duits, het Nedersaksisch, en ook het Limburgs en Luxemburgs komen voort uit het Duits.
In Elzas-Lotharingen wordt soms ook nog Duits gesproken, aangezien het vroeger bij Duitsland heeft gehoord. De Franse regering heeft geprobeerd om Frans populairder te maken in de streek, met succes. In het voormalige Oostblok spreekt men soms ook ook Duits, maar dit wordt niet erkend. In de Europese Unie is Duits een officiële taal.
Buiten Europa
Aan de Zwarte Zee en de Wolga wonen ook veel Duitstaligen. Deze worden de Wolgaduitsers genoemd. Na de Tweede Wereldoorlog werden deze naar de Sovjet-Unie vervoerd om daar te werken en zijn daar blijven wonen. Hierdoor wonen, na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie, ook veel Duitstaligen in Kazachstan (900.000 sprekers), Oezbekistan en Kirgizië (samen ongeveer 100.000). In Afrika had Duitsland vroeger een kolonie, wat tegenwoordig het land Namibië is. Hier is Duits nog altijd een gesproken taal door een minderheid, maar het wordt door de regering niet erkend als taal. In Australië wordt Duits gesproken door minstens 200.000 mensen. In Noord-Amerika zijn dat er ongeveer twee miljoen. In Canada leven de immigranten veel al verspreid. In de Verenigde Staten wordt Duits vooral gesproken in de staten North Dakota en South Dakota. In de staat Pennsylvania is er nog het Pennsylvania Dutch, vroeger werd Duits namelijk in het Engels Dutch genoemd (wat tegenwoordig de naam voor Nederlands is). Dit is eigenlijk afgeleid van het Texasdeutsch, wat ook van het Duits afstamt. Veel religieuze, (ouderwetse) gemeenschappen in Amerika spreken Huttisch, de Amish zijn hier de bekendste van. In Brazilië, Argentinië, Paraguay en Chili wordt voor de rest nog veel Duits gesproken door immigranten.
Dialecten
Het Duits is, zoals eerder gezegd, te verdelen in drie grote groepen. Maar er zijn ook een hoop grote groepen dialecten, hieronder een paar:
Duitse woorden in het Nederlands
Hieronder vindt een korte lijst van de bekendste Duitse woorden in het Nederlands
Links en bronnen
- Het artikel op Wikipedia (kopjes de taal, Duitse woorden in het Nederlands en de inleiding)
- Alles over Duitse grammatica (kopje Grammatica)
- Een online-taalcursus Duits, op Wikibooks. (kopje Woorden en uitspraak)
- Leerboek: Neue Kontakte, niveau vmbo-TL, leerjaar 3 (Kopje Duitse woorden en zinnen en overige aanvullingen)
Noord-Germaanse Talen: Deens · Zweeds · Noors · IJslands · Faeröers |