Paard

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Paard
Equus ferus caballus

Voorbeeldplaatje.jpg

Niet bedreigd
Leefgebied Wereldwijd
Leefomgeving rijdier, trekdier, lastdier, tuigpaarden, veelzijdigheidspaarden en sportpaarden
Behoort tot de Equidae
Portaal Portal.svg Biologie

Een paard (Equus ferus caballus) is een zoogdier met vier benen (poten) en een hoofd. Het maakt deel uit van de familie van paardachtigen (Latijn: Equides). Paardenrassen zijn door de mens gefokt in allerlei soorten en maten (zie ook verderop).

Paarden worden vaak door mensen gebruikt om erop te kunnen rijden of om spullen ermee te kunnen verplaatsen. Dit komt omdat paarden sterk en snel zijn, en goed kunnen bewegen. Ook worden met paarden wedstrijden (paardensporten) verreden en wordt er voor het plezier op paarden gereden. Bekende onderdelen uit zulke wedstrijden zijn dressuur, paardspringen en crosscountry. Op maneges kunnen mensen leren paardrijden.

Termen

De schofthoogte van een paard is de lengte van het paard en dat meet je bij de schoft, vandaar schofthoogte.

Een paard is een zogenaamd edel dier. Dit komt omdat mensen het altijd gebruikt hebben en dus veel hulp hebben gehad van het paard. Daarom heeft een paard een hoofd en benen en geen kop en poten.

Verder bestaan er nog meer termen voor paarden:

Een pony is vaak een lespaard en wordt dus bijna alleen maar gebruikt voor paardrijlessen. Pony's worden bijna nooit verkocht.

Geschiedenis

Paarden bestaan al zo'n 70 miljoen jaar. Maar het paard gebruik als last- of weekdier en vervoermiddel begon veel later.

De paarden van toen hadden een heel ander uiterlijk. Vele oersoorten zijn uitgestorven. Toch heeft de mens het paard veel later leren gebruiken. Men vermoedt dat dit 3500 jaar v. Chr. begon. Het domesticeren (tam maken) van deze dieren was een moeilijke taak. Hoe en wanneer paarden werden gedomesticeerd, daar wordt over gediscussieerd. Het duidelijkste bewijs van vroeg gebruik van het paard als vervoermiddel is van zogeheten wagenbegrafenissen van rond 2.000 v. Chr. Echter, een toenemende hoeveelheid bewijs ondersteunt de gedachte dat paarden werden gedomesticeerd in de Euraziatische steppen ongeveer 3500 v.Chr.;  recente ontdekkingen bij de Botai-cultuur laten mogelijk zien dat Botai-nederzettingen in de provincie Akmola in Kazachstan de plekken zijn van de vroegste domesticatie van het paard.

Het aanvankelijk gebruik van paarden verspreid over Eurazië was voor transport, landbouwwerk en oorlogsvoering. Bij paarden en muilezels in de landbouw gebruikten men eerst een tuigage van het type borstplaat of een juk dat eigenlijk meer geschikt was voor ossen, en wat niet zo efficiënt was in het benutten van de volledige kracht van de dieren als de later uitgevonden gewatteerde paardenhalsband die enkele honderden later ontstond. Gebruik van paarden verspreid over Eurazië voor transport, landbouwwerk en oorlogsvoering.

Nadat een aantal wilde paarden getemd waren, ging men er mee fokken. Hierbij wordt er geselecteerd op bepaalde eigenschappen. Daardoor kan men bij de opgravingen op een gegeven moment verschillen zien in de botten van de wilde paarden en de gefokte paarden. Na verloop van tijd ontstonden de paardenrassen. De aanwezigheid van bitslijtage bij de gevonden paardenresten is mogelijk een aanwijzing dat er op een paard is gereden. Ook het verzamelen en verwijderen van paardenmest (wat als grondlaag is gevonden) geeft mogelijk aan dat paarden werden opgesloten in kralen of stallen.

Maar het is maar goed dat paarden zich hebben laten tam maken, want anders waren ze nu allemaal uitgestorven. Aan het einde van de laatste ijstijd stierven namelijk paardachtigen op het westelijk halfrond uit, zoals in Amerika (pas met de komst van de Spanjaarden in de 16e eeuw werden er weer paarden ingevoerd, waarvan sommige verwilderde tot de mustang). Mogelijk door het vangen van wilde paarden voor het vlees ontstond de domesticatie van de paarden. Mogelijk dat veulens als huisdier werden gebruikt en dat deze jonge dieren zich hechtte aan de mens. En als je veulens hebt, heb je ook paardenmelk.

De eerste paarden waren een stuk kleiner en wogen gemiddeld 37 en een halve kilogram. Ook hadden ze bij hun voorbenen voor 4 tenen en achter 3 tenen. Voor mensen die een hond hebben, paarden hadden vroeger net zulke kussentjes onder hun voeten. Dit was om zich gemakkelijker door het oerwoud te verplaatsen.

Ja, je leest het goed, de paarden leefden in oerwouden. Dit komt doordat er geen vlaktes waren. Het paard was er helemaal aan aangepast om te leven in een oerwoud. Levend van blaadjes en vruchten. In z'n uppie redde hij het makkelijk. Maar ongeveer 20.000.000 jaar geleden veranderde de aarde: er kwamen meer grasvlaktes en het oerwoud verminderde onwijs. Sommige paarden gingen op grasvlaktes leven, andere bleven in het overgebleven oerwoud. Maar de paarden op de vlaktes moesten zich aanpassen. Ze konden geen heerlijke vruchten en bladeren meer eten, maar moesten het met gras doen. Door dat gras werden de dieren groter en zwaarder.

Op een gegeven moment waren de zwaarste paarden 500 kilo. En roofdieren konden paarden simpel vinden op vlaktes, daardoor bedacht de natuur dat paarden maar zouden moeten gaan rennen in plaats van zich verstoppen. De voeten van paarden werden steeds meer hoeven, waarbij de tenen als het ware samengroeide. Zo konden ze zich sneller verplaatsen. Maar dit gebeurde natuurlijk allemaal in de loop van duizenden jaren.

Rassen

Je hebt verschillende soorten paardenrassen. Je hebt een shetlander, een pony en een paard. Een pony is een paard wanneer deze een stokmaat heeft van 1,47. Dit wordt gemeten bij de schoft. Een voorbeeld van een Nederlands ras is de Fries.

Paarden hebben ook aftekeningen op het hoofd en benen. Op het hoofd heb je een stervormige bol, blaarkop, maanoog, smalle bles, sneb en de brede bles. De standaardkleuren van een paard of pony zijn: zwart, donkerbruin, lichtbruin, voskleurig en bruin. Er bestaan witte paarden. Die worden schimmels genoemd. Vrijwel alle lipizzaners zijn schimmels. Een paard met een lichte vacht wordt als lichtgrijs gezien.

Aan het gebit van een paard of pony kun je zien hoe oud hij/zij is. Er was ook een oerpaard die net zo groot was als een hond. Een van de wildste nog levende soorten paarden is het Prezwalski-paard. Sommige mensen denken dat hij regelrecht afstamt van het oerpaard. Met maximaal 76 cm is de palomino het kleinste ras.

Enkele stevige rassen zijn .

En het bekendste ras: het KWPN

Er zijn ook miniatuurpaardjes, de naam van dit ras is een shetlander, die worden vaak gebruikt voor therapie en ze vinden het vaak het leukste van de dag. Ze mogen maar 2 keer per week therapie geven, maar ze vinden het geweldig!

Ze woorden ook gewoon gehouden om mee te kunnen knuffelen.

Voor veel meer paardenrassen, kijk op Wikipedia.

Eigenschappen

Zintuigen

Het hoofd van een paard

Hieronder staan de 5 zintuigen beschreven. Je kunt er vinden hoe de zintuigen werken en welke (aangepaste) functies deze hebben. De persoonlijkheid van het paard bestaat uit diepgewortelde instincten die zich tijdens de evolutie hebben ontwikkeld. Paarden hebben net als mensen 5 zintuigen; horen, zien, reuk, tast en smaak. De zintuigen zijn over het algemeen veel verder ontwikkeld dan bij de mens. Ze beschikken zelfs over een zesde zintuig.

Horen

Het bouw van het oor bestaat uit 3 (basis) delen; het buitenoor, middenoor en het binnenoor. Het buitenoor bestaat uit de oorschelp en de gehoorgang. Het middenoor bestaat uit de gehoorbeentjes; hamer, aambeeld en stijgbeugel. De laatste, het binnenoor, bestaat uit het slakkenhuis en labyrint. Zodra er een geluid te horen is, komt deze binnen via de oorschelp. De geluidsgolven gaan door de gehoor en het trommelvlies begint te trillen. Deze trilling worden opgevangen door de gehoorbeentjes, hierdoor wordt het geluid versterkt. Zodra het bij het slakkenhuis is wordt het omgezet in signalen doordat de haarcellen in het slakkenhuis gaan trillen. Via het gehoorzenuw wordt het signaal doorgegeven naar de hersenen. Paarden kunnen hun oren volledig ronddraaien. Zo kunnen paarden geluid van alle kanten opvangen en geluiden die naderen lokaliseren. Ze kunnen als het ware 'diepte luisteren', zoals je ook diepte kunt zien met twee ogen.

Zien

Het zichtvermogen van paarden werkt hetzelfde als bij de mens. Paarden hebben de grootste oogbol van alle zoogdieren. Kunnen ze hierdoor ook 'groots' zien? Paarden hebben een speciale manier ontwikkelt om te kijken. De meeste herbivoren hebben een monoculair gezichtsvermogen. Dit wil zeggen dat ze de omgeving in de gaten kunnen houden. Hierdoor kunnen paarden bijna alles zien, zelfs achter hen. Zie A voor een monoculair gezichtsvermogen. Paarden kunnen ook binoculair zien. Dit is een gedeelte van het gezichtsveld waarbij beide ogen de omgeving kunnen waarnemen, tegelijkertijd. Hierdoor is er zich op diepte (3D). Zie B voor het binoculair gezichtsvermogen. In tegenstelling tot de mens staan hun ogen meer op de zijkant van het hoofd. Ze ervaren daardoor ook beter wat er achter hen gebeurd. Hieraan herken je ook dat het eerder een prooidier is.

Reuk

Paarden hebben meer slijmvlies in de neusholtes dan waar dan ook. Door dit slijmvlies pakken de paarden meerdere geuren op en kunnen hierdoor beter ruiken. Het reukvermogen heeft meerdere functies; veiligheid, communicatie en gespecialiseerd ruiken. Door meerdere reukreceptoren te hebben, creëren ze veiligheid. Ze kunnen dan precies ruiken welke planten gegeten kunnen worden of juist niet. Ook ruiken ze vanaf een grootte afstand of er iets nadert en of dit naderende object bekend is. Om kennis te maken met nieuwe paarden of paarden te herkennen waar al een keer kennis mee is gemaakt, blazen de paarden in elkaars neus. Daarna wordt bepaald of het een negatieve of positieve ontmoeting was. Daarnaast trekken paarden hun lip omhoog, flehmen. Paarden hebben een speciaal orgaan onderin de neusholte, orgaan van Jacobson. Hiermee kunnen paarden specifieker ruiken en geuren herkennen.

Tast

Paarden gebruiken hun tastzintuig om onderlinge communicatie uit te wisselen. De lippen en neus zijn hiervoor het meest geschikt en ook het meest gevoelig. Aan de neus zitten een paar fijne snorharen ook wel tastharen genoemd. Deze tastharen zorgen ervoor dat voorwerpen of anderen worden geïdentificeerd. De tastharen geven een signaal door aan de hersenen. De hersenen verwerken de informatie door het te object te herkennen of als nieuw op te slaan. De lippen in combinatie met de tastharen kunnen er zelfs voor zorgen de medicijnen pillen in de bak te laten liggen, terwijl de brokken zijn opgegeten.

Smaak

Het smaakzintuig van paarden staat nauw in verbinding met het reukzintuig. Hierbij geldt weer dat de veiligheid voorop staat. Ook met smaak kan worden vastgesteld of het voedsel veilig is om te eten. Je merkt dat wilde paarden nog erg bezig zijn met bepalen van geschikt of niet. Paarden die tam zijn, kijken ook naar of ze het lekker vinden of niet. Naast de verbinding met het reukzintuig staat smaak ook in verbinding met het tastzintuig. Er is verder weinig bekend over de smaakpapillen. Ze vinden zoet in ieder geval erg lekker.

Waarnemingsgevoel

Het zesde zintuig is het waarnemingsvermogen waarbij ze aanvoelen wanneer er gevaar dreigt. Daarnaast zijn ze overgevoelig voor de stemming van hun trainers en ruiters. Paarden zijn dieren die je gevoelens kunnen voelen, dus paarden voelen het als je blij bent of een ander gevoel hebt. Je kunt paarden eigenlijk altijd wel vertrouwen.

Tanden

Een paard heeft tanden. Veulens en paarden jonger dan 5 jaar hebben melktanden. Vier snijtanden en vier kiezen. Vanaf 6 tot 8 jaar is er het blijvende gebit. Er zitten dan in elke kaak 6 snijtanden en 12 kiezen. Op latere leeftijd laat het paard de onderlip vallen, men geeft dit een leuke benaming, namelijk een centenbakje. Ook krijgt het kuiltjes boven de ogen met daarin grijze haartjes. De grijzen haren merken we dan ook op in de manen en de staart. Aan de slijtage van het gebit kan men de ouderdom bepalen.

Voortplanting

Als de merrie drachtig (zwanger) is van een veulentje, duurt de zwangerschap 11 maanden. Meteen na de geboorte drinkt het veulen biest (de eerste moedermelk). De biest bevat veel voedingsstoffen en daar zitten beschermende stoffen in. Het is niet goed om een drachtig paard, dat langer dan 9 maanden drachtig is te verplaatsen, omdat er op de andere plek andere virussen en ziektes heersen, daar moet de merrie antistoffen tegen maken zodat die antistoffen ook in de biest komen. Als de moeder aan het bevallen is, zit er nog een klein vliesje rond het veulentje; dat wordt de placenta genoemd. Het beschermt het veulentje als het nog in de buik zit. Het veulentje blijft 5 tot 6 maanden bij de moeder. In vergelijk met mense kan een veulen al vrij snel na de geboorte op de eigen benen staan en lopen. Hieraan kun je nog zien dat het van oorsprong prooi- en vluchtdieren waren.

Wij kunnen ook paardenmelk drinken. Deze melk is zeer krachtig en zoet. Het smaakt heel anders dan koeienmelk. Deze melk is duurder dan gewone melk en je mag er niet zoveel van drinken. Er bestaan dus paardenmelkerijen. In Lint (nabij Lier) vind je zo een paardenmelkerij.

Verzorging

Voedsel

Een paard is een planteneter. Hij eet gras, hooi, haver, brokken, stro en af en toe wel eens een appeltje of wortel of een ander soort fruit. Als je een paard eten wil geven, doe je dat door je hand plat te leggen en het paard het rustig te laten opeten zodat hij je vingers er per ongeluk niet afbijt. Soms zien ze die aan voor een wortel. In de wei neemt een paard het gras met zijn lippen beet. Een paard drinkt veel. Gemiddeld zo'n 30 tot 50 liter water per dag. Heel veel mensen geven paarden ook suikerklontjes, maar dat is helemaal niet goed voor ze! Hoe lekker paarden het ook vinden het is heel slecht voor hun tanden, dus geef geen suikerklontjes!

Paarden hebben een heel lang maag-darmstelsel. In verhouding tot de mens veel langer. Een koe en andere graseters hebben dat ook en omdat gras taai is en hoewel ze goed kauwen, heeft het wel een lange weg nodig. Er zit ook veel vocht in gras dus je moet een paard ook niet al te veel water geven. 30 tot 50 liter is heel veel. Er zijn (delen van) planten die heel giftig zijn voor paarden, zoals de taxus en de bessen ervan.

Kleding voor het paardrijden

Charlotte Dujardin en Valegro, dressuur op de Olympische Spelen in London 2012

Het is belangrijk dat je geen wapperende kleding aan hebt, zoals een sjaal of een loshangende jas. De paarden kunnen daar van schrikken en het kan gevaarlijk zijn voor jou. Op het hoofd draagt men een cap(tok). Een paar rubberen of leren laarzen en een rijbroek. Je kan ook chaps en joppers dragen. Dit zijn schoenen met een verlenging er aan om de kuit te beschermen. Het is belangrijk dat als je met zadel rijdt, dat je nooit gympen aan trekt! Deze schoenen zijn te breed, dit betekent als je paard schrikt en je valt dat je kan blijven hangen in de beugels. Bovendien krijg je geen bescherming bij je kuit. Als je zonder zadel rijd kan je wel gympen dragen. De cap dient vooral voor de veiligheid als een soort van valhelm. Het beschermt je tegen takken bij een ritje in de natuur of bij een eventuele val. Een zweep gebruik je voor aanwijzingen, zoals 'loop door' of 'naar links/rechts' maar ook als je paard niet luistert kan een zweep handig zijn. De rijlaarzen passen perfect aan het been. Achteraan kun je sporen bevestigen. Dat zijn een soort ijzeren punten waarmee je jouw paard beter naar je been kan laten luisteren. Het word vaak gebruikt in het hogere dressuur. Een ruiterbroek zorgt ervoor dat men zich niet doorrijdt. (d.w.z. dat men geen wonden krijgt door het schuren). Naast een cap worden op steeds meer maneges verplicht gesteld om een bodyprotector te dragen. Dit ziet er uit als een kogelvrijvest van de politie. Het beschermt je rug bij een val. In de cross is het verplicht en bij springen of een buitenrit wordt het aangeraden. Als je leert paardrijden heb je deze kledij echt nodig.

Een heel belangrijk deel van paardrijden is dat je je paard goed kan schoonhouden. je hebt daar speciale spullen voor nodig. Bijvoorbeeld: water, borstel, harde borstel, zachte borstel, hoevekrabber, rubberen roskam, zachte doek, kam en schoonmaak spullen met spons en stofborstel.

Opzadelen

Als je gaat opzadelen begin je met poetsen. Voordat je gaat poetsen moet je je paard eerst vastzetten met een halster en een halstertouw aan bijvoorbeeld een ring aan de muur. Dit is belangrijk vooral voor je eigen veiligheid. Ook al is het paard het makste paard van stal, hij kan nog schrikken en een onverwachte beweging maken waardoor je gewond kan raken. Vergeet niet dat een paard zwaar is en je makkelijk kan wegdrukken. Ook het gaat slaan met de benen van schrik kan dit hard aankomen. Poetsen is belangrijk voor de bloedsomloop. En zo worden de spieren alvast warm. Ook zorg je ervoor dat er geen vuil kan gaan schuren onder het zadel of hoofdstel. Als je klaar bent met poetsen ga je beginnen met het zadel. Maar je moet wel oppassen. Om te checken of hij niet gaat trappen ga je naast de stal staan en geef je een tikje op de kont. Als hij zijn oren in zijn nek legt, haal dan er een volwassene bij. Als hij dat niet doet dan is het veilig. Loop dan gewoon op hem af en wees niet bang. Dan ga je hem singelen. Dit is de riem die over de buik loopt. Je doet de singel op het eerste gaatje. Het kan zijn dat dat niet lukt. Dan geef je een tikje op de buik of laat hem een stapje om doen omdat hij dan lucht in zijn buik doet. Lukt het misschien dan nog niet, dan doe je de singel aan de andere kant een gaatje losser. Vervolgens doe je het hoofdstel in. Ga dan aan de linkerkant staan en doe hem in. Als hij zijn mond niet open wil doen, doe dan je vinger in zijn mond. Dan doe je de neusriem vast. Dan zorg je dat er tussen de neusriem en de neus 2 platte vingers tussen kunnen. Dan doe je de keelriem en daar moet een vuist tussen kunnen.

Je hebt ook verschillende hoofdstellen zoals een Halster, een Trens, Dubbel hoofdstel en een Pelham. Je hebt ook verschillende bitten zoals : een Rubbertrens, Bustrens, Thiedemann-bit, Pelham en een Weymouther.

Paardrijden

Als je paard gaat rijden zorg je er natuurlijk voor dat je paard goed gepoetst is, opgezadeld is en dat jij zelf veilig bent! Dus vergeet nooit je cap!

Bij het rijden zijn er 4 gangen: Stap, draf, galop en rengalop. Alleen zijn er ook uitzonderingen voor: bijvoorbeeld de Fjord en de IJslander. Die hebben nog twee gangen genaamd tolt en teltgang. De meeste paarden kunnen ook in rengalop, maar dat doe je niet tijdens het rijden in de bak (daar is de bak vaak te klein voor). Dit kun je wel doen in een weiland of op een lang recht pad.

De stap is een viertakt. Dat betekent dat een paard alle 4 zijn voeten om de beurt op de grond zet. Je hoort stap - stap - stap - stap. De draf is een tweetakt. In de draf zet een paard namelijk 2 voeten tegelijk op de grond. De galop (voor de meeste ruiters de lekkerste gang) is een drietakt. Een paard zet in de galop 3 voeten op de grond en heeft ook nog eens een zweefmoment, dan zijn alle 4 de benen 'in de lucht'. Je hoort zeg maar 'rataplof'.

In de paardensport heb je verschillende 'takken' van sport. Dressuur, springen, voltige, endurance en Western zijn daar voorbeelden van. In de les rij je meestal dressuur. Dressuur zijn eigenlijk loopfiguren en het netjes leren rijden. Soms ga je springen. Western wordt bijna nooit gedaan op maneges. Zo noemen ze lessen voor beginners ook wel draflessen. Wat het belangrijkste is, zijn de onderdelen: stap, draf en de galop.

Er zijn verschillende soorten paardrijden

Kijk voor de verschillende sporten met paarden bij paardensporten, bijvoorbeeld: dressuur, springen, racen, western, voltige en nog wel een paar.

Blessures

Een veel voorkomende blessure bij paarden is een blessure aan een pees of meerdere of pezen.

Peesblessure

Een pees is een verbinding tussen een spier en een bot. Een pees brengt de kracht van de spieren over op de botten. Ze zorgen ervoor dat je kan bewegen. Door de pezen in je lichaam kun je lopen, springen, dansen, fietsen of iets vastpakken. Je kan dus echt niet zonder. Bij paarden zitten de pezen door het hele lichaam net zoals bij mensen. Er zijn twee soorten pezen:

  • Extensoren (draagpezen): dragen het been bij het lopen. Als deze pezen teveel worden gerekt kunnen ze scheuren.
  • Flexoren (strekpezen): lopen bij een paard aan de voorkant van het been. Ze worden gebruikt om het been op te tillen. Deze pezen dragen geen gewicht en worden niet uitgerekt als het been wordt neergezet. Daardoor zijn ze minder blessuregevoelig.

Ontstaan

Als je te veel gekke bewegingen maakt of te hard sport kan je pees worden overbelast en ontstaat er een peesblessure. Bij paarden ontstaat het vaak doordat ze gek doen in de wei of tijdens de training, maar ook een trap van een ander paard of als het paard zichzelf raakt met zijn andere been kan ervoor zorgen dat de pezen beschadigen. Een pees kan een beetje beschadigt zijn, maar er kan ook een scheur inzitten

Sommige omstandigheden zorgen ervoor dat een paard sneller een peesblessure kan krijgen. Enkele voorbeelden hiervan zijn: een afwijkende bouw, verkeerde stand van voeten en benen, rugklachten, een slechtpassend zadel, onjuist bekappen/beslaan van de hoeven met hoefijzers, verkeerde training en slechte bodemkwaliteit.

Iedere pees in een paardenlichaam kan geblesseerd raken, maar de belangrijkste pezen waar paarden regelmatig blessures hebben, zitten aan de achterzijde van het pijpbeen. Ten eerste omdat paarden vaak het actiefst zijn met hun benen. Daarnaast lopen hier ook de draagpezen. Als deze bij herhaling te veel worden gerekt kunnen ze scheuren. Daarom gaan we het vooral hebben over de pezen in de onderbenen van de paarden.

Een peesblessure bij een paard kan worden herkend doordat dat deel van het been dik en warm wordt. Als een paard lang op stal staat en niet veel beweegt kan het ook dikkere benen krijgen. Dus kijk of het paard na het rijden nog steeds een dik been heeft. Een zware peesblessure is te herkennen als het paard kreupel gaat lopen. Het paard wil dan niet op het zere been staan. Ze tillen dan het been minder hoog of minder snel op.

Het is heel belangrijk om bij een peesblessure zo snel mogelijk een dierenarts of de eigenaar van de manege te waarschuwen. Als je er te lang mee door blijft rijden kan de schade alleen maar groter worden.

Het eerste waar een dierenarts mee begint (als je met een paard komt) is een klinisch onderzoek. Ze bekijken hoe kreupel het paard is. Dit doen ze vaak door een buigproef bij het paard te doen. Ze tillen het been op en buigen het. Zo worden de gewrichten en de pezen aangespannen. Na een minuut het been gebogen vastgehouden te hebben moet het paard wegdraven. Het paard mag niet meer dan 3 of 4 passen kreupel wegdraven. Anders zit er iets niet goed in dat been. De dierenarts let hierbij op de gevoeligheid tijdens het buigen en de manier waarop het dier wegloopt.

Met behulp van een echo (peesscan), dit is een soort groot fototoestel waarmee ze de pezen kunnen zien, kijken ze hoe erg de pezen zijn beschadigd en of er een scheur in zit. Het is heel belangrijk om zo’n echo te laten maken, want dan weet je precies op welke plaats de blessure zit. Daarna wordt er tussen elke vier tot twaalf weken weer een echo gemaakt om te kijken of de pees zich weer hersteld.

Behandeling

Bij een peesblessure is het koud afspuiten van het been (minimaal 15 minuten per keer) en boxrust erg belangrijk. Vervolgens kijken ze naar hoe groot de beschadiging of scheur is om een volgend plan te bedenken. Een pees kan worden ingespoten met iets om de beschadiging of scheur te herstellen. Dit kan met PRP (bloedplasma) en/of stamcellen.

  • Bij het PRP wordt er bloed afgenomen en op een speciale manier bewerkt, zodat je alleen bloedplaatjes overhoud. Bloedplaatjes zorgen ervoor dat alles in je lichaam sneller geneest. De bloedplaatjes spuiten ze dan precies bij de peesblessure. Hier gebruiken ze de echo weer voor. Ze kunnen dan precies zien op het scherm waar ze prikken met de naald.
  • Bij stamceltherapie halen ze stamcellen uit het beenmerg van een paard. Stamcellen kunnen zich nog tot elk soort cel vormen, ook peescellen. Deze peescellen zorgen ervoor dat de beschadiging of scheur weer weg gaat. Deze therapie werkt goed, maar is wel heel duur.
  • Shockwave, Er worden schokjes gegeven op de plek van de peesblessure. Hierop reageert het lichaam en maakt allemaal stoffen vrij. Het kan de pijn wegnemen, herstelt de pezen en laat het bloed beter door zijn been stromen.
  • Vaak wordt er speciaal beslag geadviseerd om de pees te ontlasten. Voor elke pees is dit een ander soort type beslag. Je moet dus eerst van de dierenarts weten over welke pees het gaat door een echo gemaakt te hebben en dit communiceer je door aan de hoefsmid. Zo kan een dierenarts een speciale hoefijzer eronder laten zetten, maar hij kan ook een rubbertje tussen het hoefijzer en de hoef zetten. Hierdoor zal het paard minder pijn voelen van de pezen.

Na de behandeling is het belangrijk dat een paard gecontroleerde bewegingen maakt op een gelijke grond. Meestal gebeurt dit door middel van een stapschema. De dierenarts geeft dan aan hoelang en waarop een paard mag stappen. De tijd verschilt vaak, maar het is altijd verstandig om zoveel mogelijk rechtuit te lopen waardoor die kleine draaien maakt met zijn benen.

Bij de meeste peesblessures duurt het ongeveer drie maanden voor dat de beschadiging of de scheur helemaal weg is en soms duurt het meer dan een jaar. Je moet vaak terug voor controle naar de dierenarts om te zien hoe het is hersteld en om eventueel het trainingsschema wat op te bouwen. Ze kijken dan of je weer mag draven en misschien wel weer mag galopperen.

Media

Zie ook

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Paard&oldid=898550"