Paard
Een paard is een edel dier. Bijvoorbeeld wat wij een poot noemen bij een hond noemen wij bij een paard gewoon een been en wat wij een kop noemen heet bij een paard een hoofd. Dat noemen wij zo, omdat een paard een edel dier is. Een paard wordt meestal gebruikt als rij- en trekdier. Maar ze kunnen ook zonder ruiter springen en dressuur doen dat heet vrijspringen en vrijdressuur.
Termen
- Hengst = Mannetjes paard
- Ruin = Mannetjes paard die geen testikels meer heeft (gecastreerd)
- Merrie = Vrouwtjespaard
- Veulen = Paard tot één jaar oud
- Jaarling of Enter = Paard van 1 jaar oud
- Twenter = Paard van 2 jaar oud
- Paard = een paard is groter dan 1,4 meter.
- Pony = een pony is kleiner dan 1,4 meter.
Een pony is vaak een lespony hij/zij word bijna nooit verkocht
Geschiedenis
Paarden bestaan al zo'n 70 miljoen jaar. Maar het paard gebruik als last- of weekdier en vervoermiddel begon veel later.
De paarden van toen hadden een heel ander uiterlijk. Vele oersoorten zijn uitgestorven. Toch heeft de mens het paard veel later leren gebruiken. Men vermoedt dat dit 3500 jaar v. Chr. begon. Het domesticeren (tam maken) van deze dieren was een moeilijke taak. Hoe en wanneer paarden werden gedomesticeerd, wordt over gediscussieerd. Het duidelijkste bewijs van vroeg gebruik van het paard als vervoermiddel is van zogeheten wagenbegrafenissen van rond 2.000 v. Chr. Echter, een toenemende hoeveelheid bewijs ondersteunt de gedachte dat paarden werden gedomesticeerd in de Euraziatische steppen ongeveer 3500 v.Chr.; recente ontdekkingen bij de Botai-cultuur laten mogelijk zien dat Botai-nederzettingen in de provincie Akmola in Kazachstan de plekken zijn van de vroegste domesticatie van het paard.
Het aanvankelijk gebruik van paarden verspreid over Eurazië was voor transport, landbouwwerk en oorlogsvoering. Bij paarden en muilezels in de landbouw gebruikten men eerst een tuigage van het type borstplaat of een juk dat eigenlijk meer geschikt was voor ossen, en wat niet zo efficiënt was in het benutten van de volledige kracht van de dieren als de later uitgevonden gewatteerde paardenhalsband die enkele honderden later ontstond. Gebruik van paarden verspreid over Eurazië voor transport, landbouwwerk en oorlogsvoering.
Nadat een aantal wilde paarden getemd waren, ging men er mee fokken. Hierbij wordt er geselecteerd op bepaalde eigenschappen. Daardoor kan men bij de opgravingen op een gegeven moment verschillen zien in de botten van de wilde paarden en de gefokte paarden. De aanwezigheid van bitslijtage bij de gevonden paardenresten is mogelijk een aanwijzing dat er op een paard is gereden. Ook het verzamelen en verwijderen van paardenmest (wat als grondlaag is gevonden) geeft mogelijk aan dat paarden werden opgesloten in kralen of stallen.
Maar het is maar goed dat paarden zich hebben laten tam maken, want anders waren ze nu allemaal uitgestorven. Aan het einde van de laatste ijstijd stierven namelijk paardachtigen op het westelijk halfrond uit. Mogelijk door het vangen van wilde paarden voor het vlees ontstond de domesticatie van de paarden. Mogelijk dat veulens als huisdier werden gebruikt en dat deze jonge dieren zich hechtte aan de mens.
De eerste paarden waren een stuk kleiner en wogen gemiddeld 37 en een halve kilogram. Ook hadden ze bij hun voorbenen voor 4 tenen en achter 3 tenen. Voor mensen die een hond hebben, paarden hadden vroeger net zulke kussentjes onder hun voeten. Dit was om zich gemakkelijker door het oerwoud te verplaatsen.
Ja, je leest het goed, de paarden leefden in oerwouden. Dit komt doordat er geen vlaktes waren. Het paard was er helemaal aan aangepast om te leven in een oerwoud. Levend van blaadjes en vruchten. In z'n uppie redde hij het makkelijk. Maar ongeveer 20.000.000 jaar geleden veranderde de aarde: er kwamen meer grasvlaktes en het oerwoud verminderde onwijs. Sommige paarden gingen op grasvlaktes leven, andere bleven in het overgebleven oerwoud. Maar de paarden op de vlaktes moesten zich aanpassen. Ze konden geen heerlijke vruchten en bladeren meer eten, maar moesten het met gras doen. Door dat gras werden de dieren groter en zwaarder.
Op een gegeven moment waren de zwaarste paarden 500 kilo. En roofdieren konden paarden simpel vinden op vlaktes, daardoor bedacht de natuur dat paarden maar zouden moeten gaan rennen in plaats van zich verstoppen. De voeten van paarden werden steeds meer hoeven. Zo konden ze zich sneller verplaatsen. Maar dit gebeurde natuurlijk allemaal in de loop van duizenden jaren.
Rassen
Je hebt verschillende soorten paarden. Je hebt een shetlander, een pony en een paard. Een pony is een paard wanneer hij langer is dan een lengte van 1,47. Je hebt ook paardenrassen. Een Nederlands ras is de Fries. Als je wil paardrijden moet je een cap, laarzen en een zweepje (een zweepje is niet altijd nodig) en als het kan is het ook handig om een beschermvest te halen. en een heel belangrijk deel van paardrijden is dat je je paard goed kan schoonhouden. je hebt daar speciale spullen voor nodig. Bijvoorbeeld: water, borstel, harde borstel, zachte borstel, hoevekrabber, rubberen roskam,zachte doek,kam en schoonmaak spullen met spons en stofborstel.
Je hebt een hoofdstel zadel en nog heel veel meer Je hebt ook verschillende paardensporten, bijvoorbeeld: dressuur, springen, racen, western, voltige en nog wel een paar. Paarden hebben ook aftekeningen op het hoofd en benen. Op het hoofd heb je een stervormige bol, blaarkop, maanoog, smalle bles, sneb en de brede bles. De standaard kleuren van een paard of pony zijn: zwart, donkerbruin, lichtbruin, voskleurig en bruin. Er bestaan witte paarden. Die worden schimmels genoemd. Een paard met een lichte vacht wordt als lichtgrijs gezien. Aan het gebit van een paard of pony kun je zien hoe oud hij/zij is. Je hebt ook verschillende geslachten. Een hengst is een mannetjespaard, een merrie is een vrouwtjespaard en een mannetjespaard zonder ballen is een ruin. Je hebt ook verschillende hoofdstelen zoals een Halster, een Trens, Dubbel hoofdstel en een Pelham. Je hebt ook verschillende bitten zoals : een Rubbertrens, Bustrens, Thiedemann-bit, Pelham en een Weymouther was ook een oerpaard die was net zo groot als een hond. Een van de wildste soorten paarden is het Prezwalski-paard. Sommige mensen denken dat hij regelrecht afstamt van het oerpaard. Met maximaal 76 cm is de palomino het kleinste ras.
Enkele stevige rassen zijn .
- Ardenner+/- 1000 kg. De Ardenner is een paard dat uit de Ardennen komt. Het is een trekpaard en zijn kleur is meestal bruin.
- Boulonnais+/-1000 kg
- Brabander (of Belgisch trekpaard)+/-1100 kg
- Breton+/-900 kg
- Jutlander+/-900 kg
- Percheron+/-1000 kg
- Fjord +/-550 kg
- Tinker +/-650 kg
- Arabier +/- 600 kg
- Fries +/- 500 tot 700 kg
En het bekendste ras: het KWPN
Er zijn ook miniatuurpaardjes, die worden vaak gebruikt voor therapie en ze vinden het vaak het leukste van de dag. Ze mogen maar 2 keer per week therapie geven, maar ze vinden het geweldig!
De Ardenner is een koudbloed paardenras afkomstig uit de Ardennen
Het Belgisch trekpaard, Brabants trekpaard of Brabander is een paardenras afkomstig uit België.
De Jutland paard of Jutlander (Deens : Den Jyske hest ) is een trekpaard ras van oorsprong uit Denemarken, vernoemd naar het schiereiland Jutland
De Percheron is een trekpaard dat zijn oorsprong vindt in de Huisne- riviervallei in het westen van Frankrijk, een deel van de voormalige provincie Perche waarvan het ras zijn naam kreeg.
Het paard van de Fjord of kortweg Fjord (Noors : fjordhest ) is een relatief kleine, maar zeer sterk paardenras uit de bergachtige regio's van het westen van Noorwegen.
De Fries is een paardenras van oorsprong uit Friesland, in Nederland.
Voor veel meer paardenrassen, kijk op Wikipedia.
Eigenschappen
Zintuigen
Hieronder staan de 5 zintuigen beschreven. Je kunt er vinden hoe de zintuigen werken en welke (aangepaste) functies deze hebben. De persoonlijkheid van het paard bestaat uit diepgewortelde instincten die zich tijdens de evolutie hebben ontwikkeld. Paarden hebben net als mensen 5 zintuigen; horen, zien, reuk, tast en smaak. De zintuigen zijn over het algemeen veel verder ontwikkeld dan bij de mens. Ze beschikken zelfs over een zesde zintuig.
Horen
Het bouw van het oor bestaat uit 3 (basis) delen; het buitenoor, middenoor en het binnenoor. Het buitenoor bestaat uit de oorschelp en de gehoorgang. Het middenoor bestaat uit de gehoorbeentjes; hamer, aambeeld en stijgbeugel. De laatste, het binnenoor, bestaat uit het slakkenhuis en labyrint. Zodra er een geluid te horen is, komt deze binnen via de oorschelp. De geluidsgolven gaan door de gehoor en het trommelvlies begint te trillen. Deze trilling worden opgevangen door de gehoorbeentjes, hierdoor wordt het geluid versterkt. Zodra het bij het slakkenhuis is wordt het omgezet in signalen doordat de haarcellen in het slakkenhuis gaan trillen. Via het gehoorzenuw wordt het signaal doorgegeven naar de hersenen. Paarden kunnen hun oren volledig ronddraaien. Zo kunnen paarden geluid van alle kanten opvangen en geluiden die naderen lokaliseren.
Zien
Het zichtvermogen van paarden werkt hetzelfde als bij de mens. Paarden hebben de grootste oogbol van alle zoogdieren. Kunnen ze hierdoor ook 'groots' zien? Paarden hebben een speciale manier ontwikkelt om te kijken. De meeste herbivoren hebben een monoculair gezichtsvermogen. Dit wil zeggen dat ze de omgeving in de gaten kunnen. Hierdoor kunnen paarden bijna alles zien, zelfs achter hen. Zie A voor een monoculair gezichtsvermogen. Paarden kunnen ook binoculair zien. Dit is een gedeelte van het gezichtsveld waarbij beide ogen de omgeving kunnen waarnemen, tegelijkertijd. Hierdoor is er zich op diepte (3D). Zie B voor het binoculair gezichtsvermogen.
Reuk
Paarden hebben meer slijmvlies in de neusholtes dan waar dan ook. Door dit slijmvlies pakken de paarden meerdere geuren op en kunnen hierdoor beter ruiken. Het reukvermogen heeft meerdere functies; veiligheid, communicatie en gespecialiseerd ruiken. Door meerdere reukreceptoren te hebben, creëren ze veiligheid. Ze kunnen dan precies ruiken welke planten gegeten kunnen worden of juist niet. Ook ruiken ze vanaf een grootte afstand of het naderende object bekend is. Om kennis te maken met nieuwe paarden of paarden te herkennen waar al een keer kennis mee is gemaakt, blazen de paarden in elkaars neus. Daarna wordt bepaald of het een negatieve of positieve ontmoeting was. Daarnaast trekken paarden hun lip omhoog, flehmen. Paarden hebben een speciaal orgaan onderin de neusholte, orgaan van Jacobson. Hiermee kunnen paarden specifieker ruiken en geuren herkennen.
Tast
Paarden gebruiken hun tastzintuig om onderlinge communicatie uit te wisselen. De lippen en neus zijn hiervoor het meest geschikt en ook het meest gevoelig. Aan de neus zitten een paar fijne snorharen ook wel tastharen genoemd. Deze tastharen zorgen ervoor dat voorwerpen of anderen worden geïdentificeerd. De tastharen geven een signaal door aan de hersenen. De hersenen verwerken de informatie door het te object te herkennen of als nieuw op te slaan. De lippen in combinatie met de tastharen kunnen er zelfs voor zorgen de medicijnen pillen in de bak te laten liggen, terwijl de brokken zijn opgegeten.
Smaak
Het smaakzintuig van paarden staat nauw in verbinding met het reukzintuig. Hierbij geldt weer dat de veiligheid voorop staat. Ook met smaak kan worden vastgesteld of het voedsel veilig is om te eten. Je merkt dat wilde paarden nog erg bezig zijn met bepalen van geschikt of niet. Paarden die tam zijn, kijken ook naar of ze het lekker vinden of niet. Naast de verbinding met het reukzintuig staat smaak ook in verbinding met het tastzintuig. Er is verder weinig bekend over de smaakpapillen. Ze vinden zoet in ieder geval erg lekker.
Waarnemingsgevoel
Het zesde zintuig is een waarnemingsvermogen waarbij ze aanvoelen wanneer er gevaar dreigt. Daarnaast zijn ze overgevoelig voor de stemming van hun trainers en ruiters. Paarden zijn dieren die je gevoelens kunnen voelen, dus paarden voelen het als je blij bent of een ander gevoel hebt. Je kunt paarden eigenlijk altijd wel vertrouwen.
Tanden
Een paard heeft tanden. Veulens en paarden jonger dan 5 jaar hebben melktanden. Vier snijtanden en vier kiezen. Vanaf 6 tot 8 jaar is er het blijvende gebit. Er zitten dan in elke kaak 6 snijtanden en 12 kiezen. Op latere leeftijd laat het paard de onderlip vallen, men geeft dit een leuke benaming, nl. een centenbakje. Ook krijgt het kuiltjes boven de ogen met daarin grijze haartjes. De grijzen haren merken we dan ook op in de manen en de staart. Aan de slijtage van het gebit kan men de ouderdom bepalen.
Voortplanting
Als de merrie drachtig (zwanger) is van een veulentje, duurt de zwangerschap 11 maanden. Meteen na de geboorte drinkt het veulen biest (de eerste moedermelk). De biest bevat veel voedingsstoffen en daar zitten beschermende stoffen in. Het is niet goed om een drachtig paard, dat langer dan 9 maanden drachtig, is te verplaatsen, omdat er op de andere plek andere virussen en ziektes heersen, daar moet de merrie antistoffen tegen maken zodat die antistoffen ook in de biest komen. Als de moeder aan het bevallen is zit er nog een klein vliesje rond het veulentje; dat wordt de placenta genoemd. Het beschermt het veulentje als het nog in de buik zit. Het veulentje blijft 5 tot 6 maanden bij de moeder.
Wij kunnen ook paardenmelk drinken. Deze melk is zeer krachtig en zoet. Het smaakt heel anders dan koeienmelk. Deze melk is duurder dan gewone melk en je mag er niet zoveel van drinken. Er bestaan dus paardenmelkerijen. In Lint (nabij Lier) vind je zo een paardenmelkerij.
Verzorging
Voedsel
Een paard is een planteneter. Hij eet gras, hooi, haver, brokken, stro en af en toe wel eens een appeltje of wortel of een ander soort fruit. Als je een paard eten wil geven, doe je dat door je hand plat te leggen en het paard het rustig te laten opeten zodat hij je vingers er per ongeluk niet afbijt. Soms zien ze die aan voor een wortel. In de wei neemt een paard het gras met zijn lippen beet. Een paard drinkt veel. Gemiddeld zo'n 30 tot 50 liter water per dag. Heel veel mensen geven paarden ook suikerklontjes, maar dat is helemaal niet goed voor ze! Hoe lekker paarden het ook vinden het is heel slecht voor hun tanden, dus geef geen suikerklontjes!
Paarden hebben een heel lang maag-darmstelsel. Veel langer. Een koe heeft dat ook en andere graseters omdat gras taai is en hoewel ze goed kauwen, een lange weg heeft het wel nodig. Er zit ook veel vocht in gras dus je moet een paard ook niet al te veel water geven. 30 tot 50 liter is heel veel.
Kleding voor het paardrijden
Het is belangrijk dat je geen wapperende kleding aan hebt, zoals een sjaal of een loshangende jas. De paarden kunnen daar van schrikken en het kan gevaarlijk zijn voor jou. Op het hoofd draagt men een cap(tok). Een paar rubberen of leren laarzen en een rijbroek. Je kan ook chaps en joppers dragen. Dit zijn schoenen met een verlenging er aan om de kuit te beschermen. Het is belangrijk dat als je met zadel rijd dat je nooit gympen aan trekt! Deze schoenen zijn te breed, dit betekent als je paard schrikt en je valt dat je kan blijven hangen in de beugels. Bovendien krijg je geen bescherming bij je kuit. Als je zonder zadel rijd kan je wel gympen dragen. De cap dient vooral voor de veiligheid. Het beschermt je tegen takken bij een ritje in de natuur of bij een eventuele val. Een zweep gebruik je voor hulpen, zoals 'loop door' of 'naar links/rechts' maar ook als je paard niet luistert kan een zweep handig zijn. De rijlaarzen passen perfect aan het been. Achteraan kan je sporen bevestigen. Dat zijn een soort ijzeren punten waarmee je jouw paard beter naar je been kan laten luisteren. Het word vaak gebruikt in het hogere dressuur. Een ruiterbroek zorgt ervoor dat men zich niet doorrijdt. (d.w.z. dat men geen wonden krijgt door het schuren). Naast een cap worden op steeds meer maneges verplicht gesteld om een bodyprotector te dragen, dit ziet er uit als een kogelvrijvest vast de politie, het beschermt je rug bij een val. In de cross is het verplicht en bij springen of een buitenrit wordt het aangeraden. Als je leert paardrijden heb je deze kledij echt nodig.
Opzadelen
Als je gaat opzadelen begin je met poetsen. Voordatje gaat poetsen moet je, je paard eerst vast zetten met een halster en een halstertouw. Dit is belangrijk vooral voor je eigen veiligheid. Ook al is het paard het makste paard van stal, hij kan nog schrikken en een onverwachte beweging maken waardoor je gewond kan raken. Poetsen is belangrijk voor de bloedsomloop. En zo worden de spieren alvast warm. Ook zorg je ervoor dat er geen vuil kan gaan schuren onder het zadel of hoofdstel. Als je klaar bent ga je beginnen met het zadel. Maar je moet wel oppassen. Om te checken of hij niet gaat trappen ga je naast de stal staan en geef je een tikje op de kont. Als hij zijn oren in zijn nek legt, haal dan er een volwassene bij. Als hij dat niet doet dan is het veilig. Loop dan gewoon op hem af en wees niet bang. Dan ga je hem singelen. Je doet de singel op het eerste gaatje. Het kan zijn dat dat niet lukt. Dan geef je een tikje op de buik of laat hem een stapje om doen omdat hij dan lucht in zijn buik doet. Dan lukt het misschien nog niet. Doe je de singel aan de andere kant een gaatje losser. Dan doe je het hoofdstel in ga dan aan de linkerkant staan en doe hem in. Als hij zijn mond niet open wil doen, doe dan je vinger in zijn mond. Dan doe je de neusriem vast. Dan zorg je dat er tussen de neusriem en de neus 2 platte vingers tussen kunnen. Dan doe je de keelriem en daar moet een vuist tussen kunnen.
Paardrijden
Als je paard gaat rijden zorg je er natuurlijk voor dat je paard goed gepoetst is, opgezadeld is en dat jij zelf veilig bent! Dus vergeet nooit je cap! Bij het rijden zijn er 4 gangen: Stap, draf, galop en rengalop,aleen zijn er ook uitzonderingen voor bijv. de fjort die heeft nog een gang genaamt tolt. De meeste paarden kunnen ook in rengalop maar dat doe je niet tijdens het rijden (daar is de bak vaak te klein voor). Dit kun je wel doen in een weiland of een lang recht stuk strook. De stap is een viertakt. Dat betekent dat een paard alle 4 zijn voeten om de beurt op de grond zet. De draf is een tweetakt. In de draf zet een paard namelijk 2 voeten tegelijk op de grond. De galop (voor de meeste ruiters de lekkerste gang) is een drietakt. Een paard zet in de galop 3 voeten op de grond en heeft ook nog eens een zweefmoment, dan zijn alle 4 de benen 'in de lucht'. In de paardensport heb je verschillende 'takken'. Dressuur, springen en western zijn daar voorbeelden van. In de les rij je bijna altijd dressuur. Dressuur zijn eigenlijk figuren en het netjes leren rijden. Soms ga je springen. Western wordt bijna nooit gedaan op maneges. Zo noemen ze lessen voor beginners ook wel draflessen. Wat het belangrijkste is, zijn de onderdelen: stap, draf en de galop.
Er zijn verschillende soorten paardrijden.
Racen
Bij het racen is het belangrijk om zo snel mogelijk over de finish te komen. De ruiters worden jockeys genoemd en deze hebben erg korte beugels. In Engeland is deze sport erg populair, maar in Nederland is dit wat minder. Jockeys zijn vaak een klein en licht, zodat ze hun paard minder hinderen en dus harder kunnen. Deze vorm van paardenrace wordt ook wel Derby genoemd.
Dressuur
Als mens is het belangrijk dat we fit en sterk zijn en een goede conditie hebben. Als je hieraan wilt werken, ga je naar de sportschool of naar gymnastiek. Daar doe je oefeningen om soepel en sterk te worden en train je om je conditie te verbeteren. Dat betekent dat je langer achter elkaar kunt sporten. Een paard kan natuurlijk niet naar de sportschool, maar het is voor paarden net zo belangrijk om fit, soepel en sterk te zijn als dat het voor mensen is. Dressuur is dus eigenlijk de sportschool voor het paard.
Ook oefen je tijdens het dressuur rijden het samenwerken met je paard. Het paard moet goed begrijpen wat hij moet doen en ook braaf doen wat de ruiter zegt. De ruiter moet netjes zitten en het paard duidelijke signalen geven. Dat is niet zo eenvoudig als het misschien lijkt. Om aan het paard duidelijk te maken wat hij moet doen, geeft de ruiter het paard hulpen. Dit zijn signalen die het paard begrijpt en waardoor hij weet wat hij moet doen. Die hulpen moet een paard eerst wel leren begrijpen, want paarden spreken geen mensentaal. Tijdens een dressuurtraining besteedt een ruiter dus ook veel tijd aan het uitleggen wat een hulp betekent. Dit gaat hetzelfde wanneer een hond gaat leren een poot te geven. Een hond snapt in het begin natuurlijk niet wat het woord poot betekent. Door het veel te herhalen en te belonen, snapt een hond of een paard dat hij het goed doet.
Rijbaanrijden
Als een ruiter dressuur gaat rijden dan rijdt hij of zij meestal in een rijbaan. Dit is een egaal stuk zand met een hek er omheen. Meestal is een rijbaan 20 meter breed en 40 meter lang, maar er komen ook rijbanen voor van 60 meter lang. Daarin rijden ruiters die al een hoog niveau hebben. In die rijbaan kunnen ruiter met hun paard allerlei figuren rijden, zoals grote rondjes, dit noem je voltes. Maar ook diagonale lijnen en allerlei bochtjes. Zo oefenen ruiters en paarden om goed naar elkaar te luisteren en samen te werken, maar het helpt ook om het paard soepeler te maken. Als een paard een volte loopt, dan moet hij zijn lichaam buigen. Bij een kleine volte moet hij meer buigen dan bij een grote volte. Als een paard eerst linksom door de rijbaan rijdt en dan (bijvoorbeeld via een schuine lijn) rechtsom gaat rijden dan noem je dat van hand veranderen. Dat is ook een goede oefening om een paard soepeler te maken.
Het is natuurlijk ook belangrijk dat je paard goed luistert als je wilt stoppen of harder wilt gaan. Dit oefent de ruiter door met het paard overgangen te rijden. Bijvoorbeeld door vanuit de stap naar de draf te gaan, maar ook van de draf weer naar de stap. Het paard moet dan goed opletten en precies doen wat de ruiter zegt. Zulke overgangen zijn ook nog eens hard werken voor de spieren van het paard omdat hij hard moet afzetten, dus door veel overgangen te maken word het paard steeds sterker.
De ruiter kan ook verschillende snelheden rijden in een gang. Een paard kan heel langzaam draven maar ook heel hard. Het gewone tempo waarop een paard draaft (maar in stap of galop werkt dat hetzelfde) noem je de arbeidsdraf. Als het paard langzamer draaft en kleinere pasjes maakt noem je dat een verzamelde draf en een draf waarin het paard grote stappen zet en veel harder gaat, noem je middendraf of uitgestrekte draf. Door soms langzaam te gaan en soms juist harder, traint de ruiter het paard weer om goed op te letten en braaf te luisteren. Dit schakelen (harder of langzamer gaan in een gang) maakt het paard ook sterker. Paarden die al heel goed getraint zijn kunnen hun draf zo ver verzamelen (kleine pasjes maken) dat ze op één plek blijven staan. Dat noem je de Piaffe. Dit kost heel veel kracht en is heel lastig voor een paard.
Zijgangen
Er zijn ook allerlei oefeningen waarbij het paard zijwaarts gaat en de benen moet kruisen. Dit lijkt heel erg op rekken en strekken wat mensen vaak doen. Daar worden je spieren soepel en los van en dat is bij een paard precies hetzelfde. Het is voor ruiters best lastig om het paard zijwaarts te laten gaan, maar het is wel heel erg goed voor het lichaam van het paard.
Dressuurwedstrijden
Je kunt ook meedoen aan dressuurwedstrijden. Je rijdt dan een proef. Dit is een soort uitgeschreven dans met allerlei oefeningen achter elkaar. Elke ruiter wordt ingedeeld in een klasse, zodat iedereen tegen andere ruiters en paarden rijdt die hetzelfde niveau hebben. Voor elk niveau zijn er andere proeven. Hoe beter je wordt, hoe lastiger de proeven worden, doordat er lastigere oefeningen in worden gevraagd. Je kunt de proef uit je hoofd leren als je een dressuurwedstrijd gaat rijden, maar de meeste ruiters nemen iemand mee die de proef voorleest. Alle ruiters krijgen een kort moment in de rijbaan om de proef te doen. Daar zit dan een jury naar te kijken die alle onderdelen van de proef een cijfer geeft op een protocol. Als een ruiter de beste is van alle mensen uit zijn of haar klasse, dan wint hij. Maar winnen is bij dressuurwedstrijden niet zo belangrijk als je denkt. Wanneer je genoeg goede cijfers hebt gekregen van de jury, dan krijg je een winstpunt of misschien wel twee. Die winstpunten maken dat je een klasse hoger mag.
De eerste klasse waarin ruiters rijden die net begonnen zijn met dressuur rijden heet de BB. Je rijdt dan voor spek en bonen en krijgt geen winstpunten. In deze klasse kun je oefenen met op wedstrijd gaan. Sommige paarden kunnen het spannend vinden om op een andere plek een proef te rijden, dus dan kan het slim zijn om even voor spek en bonen te oefenen. Ruiters kunnen natuurlijk ook zenuwachtig zijn.
Als je voor het echie een dressuurwedstrijd gaat rijden, dan rijdt je in de klasse B (van Basis). Wanneer je 10 winstpunten hebt in de B mag je maar de L1. De L staat voor Licht. Daarin moet je eerst weer 10 winstpunten verdienen en dan mag je naar de L2. Vervolgens komt de M van Middel en die bestaat uit M1 en M2. Al het je lukt om ook 10 winstpunten in de M1 en M2 te halen dan mag je in het Z1 starten. Daarna komt de Z2. De Z staat voor Zwaar. Er bestaat ook nog de zeer zwaar: ZZ. Als je ook dat gehaald hebt, dan rijd je grand prix. Dat bestaat ook uit verschillende niveaus, maar die rijden allemaal proeven die op elkaar lijken. De jury wordt natuurlijk wel steeds strenger.
Bekende dressuurruiters zijn:
Springen
In een springwedstrijd is het de bedoeling om zo snel mogelijk een parcours met hindernissen te springen, zonder dat je een balk eraf gooit. Naarmate het niveau hoger wordt, worden de parcoursen moeilijker en de hindernissen hoger. Het vergt dus veel tijd en training. Degene wie de snelste tijd heeft, en geen balken om gooit gaat naar de barrage. Degene die daar foutloos en het snelste is, wint de wedstrijd. Je kunt ook strafpunten krijgen, bijvoorbeeld als je paard weigert voor de hindernis of de balk aantikt met zijn been waardoor de balk op de grond valt.
Cross country
Bij cross country springt het paard net zoals bij springen over hindernissen. Maar het grootste verschil zit bij de hindernissen, bij dit soort paardrijden springt het paard over onder andere hooibalen en hekjes. Dit zijn enge hindernissen voor het paard, dus hier schrikken ze rapper van. Hierdoor zijn deze zulke onderdelen gevaarlijker.
Blessures
Een veel voorkomende blessure bij paarden is een blessure aan een of meerdere pees of pezen.
Peesblessure
Een pees is een verbinding tussen een spier en een bot. Een pees brengt de kracht van de spieren over op de botten. Ze zorgen ervoor dat je kan bewegen. Door de pezen in je lichaam kan je lopen, springen, dansen, fietsen of iets vastpakken. Je kan dus echt niet zonder. Bij paarden zitten de pezen door het hele lichaam net zoals bij mensen. Er zijn twee soorten pezen:
- Extensoren (draagpezen): dragen het been bij het lopen. Als deze pezen teveel worden gerekt kunnen ze scheuren.
- Flexoren (strekpezen): lopen bij een paard aan de voorkant van het been. Ze worden gebruikt om het been op te tillen. Deze pezen dragen geen gewicht en worden niet uitgerekt als het been wordt neergezet. Daardoor zijn ze minder blessuregevoelig.
Ontstaan
Als je te veel gekke bewegingen maakt of te hard sport kan je pees worden overbelast en ontstaat er een peesblessure. Bij paarden ontstaat het vaak doordat ze gek doen in de wei of tijdens de training, maar ook een trap van een ander paard of als het paard zichzelf raakt met zijn andere been kan ervoor zorgen dat de pezen beschadigen. Een pees kan een beetje beschadigt zijn, maar er kan ook een scheur inzitten
Sommige omstandigheden zorgen ervoor dat een paard sneller een peesblessure kan krijgen. Enkele voorbeelden hiervan zijn: een afwijkende bouw, verkeerde stand van voeten en benen, rugklachten, een slechtpassend zadel, onjuist bekappen/beslaan van de hoeven, verkeerde training en slechte bodemkwaliteit.
Iedere pees in een paardenlichaam kan geblesseerd raken, maar de belangrijkste pezen waar paarden regelmatig blessures hebben, zitten aan de achterzijde van het pijpbeen. Ten eerste omdat paarden vaak het actiefst zijn met hun benen. Daarnaast lopen hier ook de draagpezen. Als deze bij herhaling te veel word gerekt kunnen ze scheuren. Daarom gaan we het vooral hebben over de pezen in de onderbenen van de paarden.
Een peesblessure bij een paard kan worden herkend doordat dat deel van het been dik en warm wordt. Als een paard lang op stal staat en niet veel beweegt kan het ook dikkere benen krijgen. Dus kijk of het paard na het rijden nog steeds een dik been heeft. Een zware peesblessure is te herkennen als het paard kreupel gaat lopen. Het paard wil dan niet op het been staan, omdat dit zeer doet. Ze tillen dan het been minder hoog of minder snel op.
Het is heel belangrijk om bij een peesblessure zo snel mogelijk naar een dierenarts te gaan. Als je er te lang mee door blijft rijden kan de schade alleen maar groter worden.
Het eerste waar een dierenarts mee begint als je met een paard komt is een klinisch onderzoek. Ze bekijken hoe kreupel het paard is. Dit doen ze vaak door een buigproef bij het paard te doen. Ze tillen het been op en buigen het. Zo worden de gewrichten en de pezen aangespannen. Na een minuut het been gebogen vastgehouden te hebben moet het paard wegdraven. Het paard mag niet meer dan 3 of 4 passen kreupel wegdraven. Anders zit er iets niet goed in dat been. De dierenarts let hierbij op de gevoeligheid tijdens het buigen en de manier waarop het dier wegloopt.
Met behulp van de echo (peesscan), dit is een soort grote foto toestel waarmee ze de pezen kunnen zien, kijken ze hoe erg de pezen zijn beschadigd en of er een scheur in zit. Het is heel belangrijk om zo’n echo te laten maken, want dan weet je precies op welke plaats de blessure zit. Daarna wordt er tussen elke vier tot twaalf weken weer een echo gemaakt om te kijken hoe de pees zich weer hersteld.
Behandeling
Bij een peesblessure is het koud afspuiten van het been (minimaal 15 minuten per keer) en boxrust erg belangrijk. Vervolgens kijken ze naar hoe groot de beschadiging of scheur is om een volgend plan te bedenken. Een pees kan worden ingespoten met iets om de beschadiging of scheur te herstellen. Dit kan met PRP (bloedplasma) en/of stamcellen.
- Bij het PRP wordt er bloed afgenomen en op een speciale manier bewerkt, zodat je alleen bloedplaatjes overhoud. Bloedplaatjes zorgen ervoor dat alles in je lichaam sneller geneest. De bloedplaatjes spuiten ze dan precies bij de peesblessure. Hier gebruiken ze de echo weer voor. Ze kunnen dan precies zien op het scherm waar ze prikken met de naald.
- Bij stamceltherapie halen ze stamcellen uit het beenmerg van een paard. Stamcellen kunnen zich nog tot elk soort cel vormen, ook peescellen. Deze peescellen zorgen ervoor dat de beschadiging of scheur weer weg gaat. Deze therapie werkt goed, maar is wel heel duur.
- Shockwave, Er worden schokjes gegeven op de plek van de peesblessure. Hierop reageert het lichaam en maakt allemaal stoffen vrij. Het kan de pijn wegnemen, hersteld de pezen en laat het bloed beter door zijn been
- Vaak wordt er speciaal beslag geadviseerd om de pees te ontlasten. Voor elke pees is dit een ander soort type beslag. Je moet dus eerst van de dierenarts weten over welke pees het gaat door een echo gemaakt te hebben en dit communiceer je door aan de hoefsmid. Zo kan een dierenarts een speciale hoefijzer eronder zetten, maar hij kan ook een rubbertje tussen het hoefijzer en de hoef zetten. Hierdoor zal het paard minder pijn voelen van de pezen.
Na de behandeling is het belangrijk dat een paard gecontroleerde bewegingen maakt op een gelijke grond. Meestal gebeurt dit door middel van een stapschema. De dierenarts geeft dan aan hoelang en waarop een paard mag stappen. De tijd verschild vaak, maar het is altijd verstandig om zoveel mogelijk rechtuit te lopen waardoor die klein kleine draaien maakt met zijn benen.
Bij de meeste peesblessures duurt het ongeveer drie maanden voor dat de beschadiging of de scheur helemaal weg is en soms duurt het meer dan een jaar. Je moet vaak terug voor controle naar de dierenarts om te zien hoe het is hersteld en om eventueel het trainingsschema wat op te bouwen. Ze kijken dan of je weer mag draven en misschien wel weer mag galopperen.
Media
- Gangen van het paard (NTR/Huisje Boompje Beestje)
- Moet een paard naar de tandarts? (NTR/Het Klokhuis)
- Waarom draagt een paard hoefijzers? (NTR/Het Klokhuis)
Zie ook
Vervoermiddelen | |||
---|---|---|---|
auto · autobus · boot / schip · bromfiets · fiets · elektrische fiets · handbike · helikopter · kabelbaan · koets · lift · luchtballon · metro · motorfiets · onderzeeboot · paard · parachute · rolstoel · ruimteschip · snorfiets · scheepslift · scooter · scootmobiel · segway · slee · ski's · step · tandem · tractor · trolleybus · tram · trein · vrachtwagen · vliegtuig · waterscooter |