Realisme (kunststroming)
|
|

Het realisme was een kunststroming uit de tweede helft van de 19e eeuw. Het realisme wilde de werkelijkheid zo goed mogelijk weergeven. De kunststroming was vooral belangrijk binnen de schilderkunst, de literatuur en het theater. Het was een tegenreactie op de romantiek. Waar de romantiek aan de werkelijkheid wilde ontsnappen, wilde het realisme deze zo goed mogelijk weergeven. Het realisme heeft een Franse oorsprong en ontstond in de tweede helft van de 19e eeuw. Het realisme werd aan het einde van de 19e eeuw opgevolgd door allerlei modernistische stromingen, zoals het expressionisme en het dadaïsme. Het realisme heeft daarnaast nog invloed gehad op politieke stromingen, zoals het marxisme en het socialisme.
De romantiek richtte zich vooral op de natuur, de geschiedenis en het platteland. In de steden was ondertussen de Industriële Revolutie aan de gang, waardoor armoede zichtbaarder werd. Veel realisten wilden de aanschouwer dit laten zien. Binnen de schilderkunst speelde ook de ontwikkeling van de fotografie een rol, aangezien foto's dingen realistisch weergaven. Veel realistische kunst richtte zich op de steden; al bleef het platteland ook vertegenwoordigt. Veel kunstenaars hadden het doel om de aanschouwer zich bewust te maken van hoe het "echt" was. Vaak speelde wilde de kunstenaar door zijn kunst ook de situatie veranderen, vooral voor de arbeider. Dit laatste mondde later uit in het socialistisch realisme.
Ontstaan
Het Revolutiejaar 1848

In 1848 waren in heel Europa revoluties, waardoor dit jaar ook wel bekend staat als het Revolutiejaar. Na de Franse Revolutie van 1789 en de val van Napoleon Bonaparte in 1815 werd door het Congres van Wenen besloten dat alles in Europa werd teruggedraaid zoals vóór de Franse Revolutie. Dit betekende dat de vorst in veel landen nog steeds alle macht had en de adel en kerk ook veel macht hadden. De waarden van de Verlichting en Franse Revolutie, zoals vrijheid en gelijkheid, werden gezien als gevaarlijk. In Frankrijk hadden ze immers gezorgd voor het brute bewind onder Robespierre en de kroning van Napoleon. Deze revoluties vielen samen met de romantiek en veel romantici waren voorstanders van de revolutie. De revolutie mislukte echter al na drie jaar en veel romantici voelden zich verraden. Sommige romantici keerden zich nu tegen de waarden, terwijl anderen de waarden nog steeds vertegenwoordigden. De romantiek wilde ontsnappen uit deze situatie en koos ervoor om te vluchten in de natuur, de geschiedenis en het platteland. De romantiek keerde zich af tegen de verlichting en de Franse Revolutie.
Toch bleven de waarden van de Franse Revolutie belangrijk. In de jaren na Napoleon Bonaparte probeerden intellectuelen in verschillende landen zaken als een grondwet of vrijheid van religie erdoorheen te drukken. Vaak mislukte dit. In de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk waren echter wel (gedeeltelijke) democratie en (een soort van) grondwet. België zou dit na de onafhankelijkheid ook krijgen. In Frankrijk, Nederland en Duitsland werden de monarchieën hersteld, waarbij de vorst alle macht in handen had. In voornamelijk Frankrijk bleef het onrustig, waar er veel protesten en pogingen tot revolutie waren. In 1848 braken er in Frankrijk massale protesten uit, nadat de koning niet wilde dat het kiesrecht werd hervormd. Deze gebeurtenis heet de Februarirevolutie en eindigde met het afschaffen van de monarchie. In Duitsland deden veel intellectuelen in veel steden een poging om een grondwet en algemeen kiesrecht in te voeren, maar dit mislukte. Desondanks voerden veel Duitse staatjes wel een grondwet in. In Nederland leidde massale protesten ertoe dat de grondwet werd veranderd, waarmee een einde kwam aan de absolute macht van de koning. In plaats daarvan kregen de regering en het parlement meer macht in handen.
Industriële Revolutie


Ondertussen was de Industriële Revolutie in Europa aan de gang. In het midden van de 18e eeuw ontstond deze in Engeland en breidde zich langzaam uit tot het vasteland van Europa. De uitvinding van de stoommachine zorgde ervoor dat menselijke arbeid nu door middel van machines gedaan kon worden. Dit was niet alleen sneller, maar ook goedkoper. De machines moesten echter door arbeiders bediend worden, waardoor veel mensen vanaf het platteland naar de steden trokken. In de steden ontstonden hele arbeiderswijken, waar gezinnen vaak dicht op elkaar leefden. Het gehele gezin leefde overigens ook vaak in één ruimte, waar werd gekookt, gewassen, gegeten en geslapen. Huizen waren vaak van slechte kwaliteit en bovendien gevaarlijk. In de fabrieken maakten de mensen lange dagen. Bovendien was werken in de fabriek ook nog gevaarlijk, was er veel herrie en weinig ventilatie. Het voedsel en water was van slechte kwaliteit en riolering bestond niet, waardoor er vaak ongedierte en ziekten in steden waren. Daarnaast kwam kinderarbeid nog voor, wat betekende dat kinderen moesten werken in de fabrieken in plaats van naar school gaan.
De Industriële Revolutie zorgde er daarnaast voor dat een kleine groep erg rijk werd, de zogeheten burgerij. Deze bestond uit de directeurs van fabrieken. Zij speelden een steeds belangrijkere rol in de maatschappij en de politiek. Ze namen eigenlijk die de adel eeuwenlang had over. Door de adel werd de burgerij daarom ook nouveaux riches (nieuwe rijken) genoemd. Veel kunstenaars wilden laten zien hoe de maatschappij er echt aan toe was.
Binnen de kunsten
Schilderkunst
Literatuur


Binnen de literatuur probeerde de schrijver de lezer ervan te overtuigen dat de gebeurtenissen in het verhaal echt gebeurd waren. Ook schreef de schrijver alleen de feiten op en probeert de omgeving zo veel goed mogelijk te beschrijven. Realistische literatuur bevat hierdoor extreem veel details. In vergelijking met de romantiek werden de werken ook nog eens langer. De reden hiervoor is dat veel boeken als feuilleton gepubliceerd werden. Afzonderlijke hoofdstukken werden in kranten en tijdschriften gepubliceerd. Hierdoor moesten lezers van dat verhaal wachten tot een nieuwe editie van krant of tijdschrift uitkwam om te weten hoe het verhaal verder ging. O.a. schrijver Charles Dickens deed dit. Dickens kreeg ook veel brieven van lezers. In tegenstelling tot de romantiek speelt het verhaal zich in het hier en nu af. Waar poëzie in de romantiek belangrijk was, werd de roman nu het belangrijkste middel van literatuur. Vaak wordt in boeken verteld vanuit een neutrale verteller, die niet een van de personages is. Realistische romans staan bekend om hun veelheid van personages, die niet allemaal volledig zijn uitgewerkt.
In de Verenigde Staten waren Henry James (The Portrait of a Lady), Mark Twain (The Adventures of Tom Sawyer), Jack London (White Fang) en Theodore Dreiser (An American Tragedy) belangrijke vertegenwoordigers van het realisme. Het realisme in de Verenigde Staten ontstond overigens iets als in Europa, namelijk in de jaren 1860 na de Amerikaanse Burgeroorlog. In het Verenigd Koninkrijk waren Charles Dickens (o.a. Oliver Twist) en George Eliot (Middlemarch) de belangrijkste auteurs. In Frankrijk zijn Madame Bovary van Gustave Flaubert en La Comédie humaine van Honoré de Balzac belangrijke werken uit het Franse realisme. In Duitsland waren Wilhelm Raabe, Gottfried Keller en Theodor Fontane belangrijk. Binnen de Russische literatuur kunnen Lev Tolstoj (Oorlog en vrede) en Fjodor Dostojevski (Misdaad en straf) als belangrijke auteurs worden gezien. Bekende Nederlandstalige boeken uit realisme zijn Max Havelaar van Multatuli en Fabriekskinderen van Jan Jacob Cremer.