Dadaïsme

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Hugo Ball, Cabaret Voltaire

Dadaïsme of kortweg Dada was een kunst-beweging van de Europese avant-garde in het begin van de 20e eeuw, met vroege centra in Zürich, Zwitserland, in het Cabaret Voltaire (ca. 1916). New York Dada begon ca. 1915,  en na 1920 bloeide Dada in Parijs. Dadaïstische activiteiten duurden tot het midden van de jaren twintig. Dada was eigenlijk geen stijl en had geen filosofische of esthetische (kunstzinnig) mening. Het was meer een kreet van agressie (boosheid) en men wilde leven, waarbij het verleden ter discussie werd gesteld. Er zat dus duidelijk meer achter het 'lollig doen'.

De Dada-beweging, ontwikkeld als reactie op de Eerste Wereldoorlog, bestond uit kunstenaars die tegen de logica, rede en esthetiek van de moderne kapitalistische samenleving waren. Men walgde van de oorlog, was bezorgd en wanhopig ten opzichte van de wereld. Dada trok de conclusie dat het kritiekloos geloven in de technologie waanzin is. In plaats daarvan verwerkten ze in hun werken nonsens (humor), irrationaliteit en zo antiburgerlijk protest tot uitdrukking brachten. De kunst van de beweging komt voor in de zichtbare, literaire en correcte media (kunstvormen), met inbegrip van collage, correcte poëzie, schrijven, en beeldhouwkunst. Dadaïstische kunstenaars uitten hun ongenoegen over geweld, oorlog en nationalisme, en hielden politieke affiniteiten met radicaal -linkse en extreem-linkse politiek. Het tegenovergestelde van het Italiaanse futurisme dat voor de oorlog begon.

Dada-tournee in Nederland

Er is geen zekerheid over de oorsprong van de naam van de beweging; een bekend verhaal is dat de Duitse kunstenaar Richard Huelsenbeck willekeurig een briefopener in een woordenboek schoof, waar het belandde op "dada", een informele Franse term voor een stokpaardje. Jean Arp schreef dat Tristan Tzara het woord op 6 februari 1916 om 18.00 uur uitvond in Café de la Terrasse in Zürich.  Anderen merken op dat het de eerste woorden van een kind suggereert, wat een kinderachtigheid en absurditeit oproept die de groep aansprak. Weer anderen vinden dat het woord misschien is gekozen om een ​​vergelijkbare betekenis (of helemaal geen betekenis) op te roepen in welke taal dan ook, als gevolg van het internationalisme van de beweging.

De wortels van Dada liggen in de vooroorlogse avant-garde. De term anti-kunst, een voorloper van Dada, werd rond 1913 door Marcel Duchamp bedacht om werken te kunnen beschrijven die de oude academische definities van kunst uitdagen. Het kubisme en de ontwikkeling van collage en abstracte kunst zouden het loslaten van de beperkingen van realiteit en conventie de beweging duidelijk maken. Het werk van Franse dichters, Italiaanse futuristen en de Duitse expressionisten zou Dada's afwijzing van de nauwe samenhang tussen woorden en betekenis beïnvloeden. Werken zoals Ubu Roi (1896) van Alfred Jarry en het balletParade (1916-1917) van Erik Satie zou ook worden gekarakteriseerd als groeg-dadaïstische werken. De principes van de Dada-beweging werden voor het eerst verzameld in het Dada-manifest van Hugo Ball in 1916.

De dadaïstische beweging organiseerde openbare bijeenkomsten, demonstraties en publicatie van kunst- en literaire tijdschriften; het bracht een hartstochtelijke berichtgeving over kunst, politiek en cultuur. Dit waren onderwerpen die vaak in verschillende media werden besproken. Sleutelfiguren in de beweging waren Jean Arp, Johannes Baader, Hugo Ball, Marcel Duchamp, Max Ernst, Elsa von Freytag-Loringhoven, George Grosz, Raoul Hausmann, John Heartfield, Emmy Hennings, Hannah Höch, Richard Huelsenbeck, Francis Picabia, Man Ray, Hans Richter,onder anderen Kurt Schwitters, Sophie Taeuber-Arp, Tristan Tzara en Beatrice Wood. De beweging beïnvloedde latere stijlen zoals de avant-garde en de muziekbewegingen van de binnenstad, en groepen zoals surrealisme, nouveau réalisme, pop art en Fluxus.

Nederland

I.K. Bonset Voorbijtrekkende troep 1915

In Nederland concentreerde de Dada-beweging zich voornamelijk rond Theo van Doesburg, vooral bekend door de oprichting van de De Stijl- beweging en het gelijknamige tijdschrift. Van Doesburg legde zich vooral toe op poëzie, en nam gedichten op van vele bekende dada-schrijvers in De Stijl zoals Hugo Ball, Hans Arp en Kurt Schwitters. Van Doesburg en Thijs Rinsema ( koorddanser en kunstenaar in Drachten) raakten bevriend met Schwitters, en samen organiseerden ze in 1923 de zogenaamde Nederlandse Dada-campagne, waarbij Van Doesburg een schrijven over Dada uitbracht (getiteld Wat is dada?), Schwitters las zijn gedichten voor, Vilmos Huszár demonstreerde een mechanische danspop en Nelly van Doesburg (Theo's vrouw), speelde avant-garde composities op piano. Van Doesburg schreef zelf dada-poëzie in De Stijl, zij het onder een pseudoniem, IK Bonset, dat pas na zijn dood in 1931 werd onthuld. 'Samen' met IK Bonset publiceerde hij ook een kortstondig Nederlands dada-tijdschrift genaamd Mécano (1922- 3). Een andere Nederlander die door K. Schippers (pseudoniem van Gerard Stigter) werd geïdentificeerd in zijn onderzoek naar de beweging in Nederland  was de Groningse typograaf Hendrik Nicolaas Werkman, die in contact stond met Van Doesburg en Schwitters tijdens de redactie van zijn eigen tijdschrift The Next Call (1923–6). Twee andere door Schippers genoemde kunstenaars waren in Duitsland geboren en vestigden zich uiteindelijk in Nederland. Dit waren Otto van Rees, die had deelgenomen aan de liminal-tentoonstellingen in Café Voltaire in Zürich, en Paul Citroen.

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Dadaïsme&oldid=774595"