Israël en apartheid

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Een affiche waarop de 'Israëlische apartheidsweek' wordt aangekondigd. (2009)

Volgens de Beweging voor Boycot, Desinvesteringen en Sancties tegen Israël (BDS-beweging), andere antizionisten en mensenrechtenorganisaties maakt de regering van Israël zich schuldig aan mensenrechtenschendingen en apartheid. Deze organisaties beschouwen het systeem in Israël als een systeem dat Joden bevoorrecht en Palestijnen onderdrukt. Zij noemen als voorbeeld dat er andere rechtssystemen zijn voor Joden en Palestijnen. Ook benoemen ze vaak dat er in strijd met het internationaal recht Israëlische nederzettingen worden gevestigd. Andere genoemde voorbeelden zijn de Israëlische Westoeverbarrière in de door Israël bezette gebieden, dat de Gazastrook wordt gescheiden van de rest van Israël en Palestina en dat er regels gelden op de Westelijke Jordaanoever waarmee Palestijns eigendom onteigend kan worden.

Israël ontkent deze beschuldigingen en beschouwt ze als antisemitisme.

Apartheid

Naast (zie hieronder) internationaal gebruikte definities, wordt er bij het benoemen van Israël als apartheidsstaat ook vaak gewezen op de gelijkenis met het apartheidssysteem, dat er vroeger heerste in Zuid-Afrika. Mensenrechtenorganisaties en andere organisaties constateren een terugdrijven van Palestijnen in steeds kleiner wordende, steeds armer wordende enclaves, waarbij hun gebied wordt ingenomen voor de bouw van kolonies of nederzettingen die alleen voor Joden zijn. Daarbij worden muren geplaatst, die de economie van de Palestijnen erg belemmert en hen bijvoorbeeld vaak afsnijdt van hun vruchtbare landerijen die ook door kolonisten worden gestolen. Tussen dit 'alleen voor Joden' en 'alleen voor blankies' (witte of blanke mensen) zoals dat in de apartheidsstaat Zuid-Afrika werd toegepast, wordt een parallel getrokken. Ook tussen het verdrijven van Palestijnen in enclaves en de enclaves voor 'zwartjes' (zwarte mensen) wordt een gelijkenis gezien. Dit geldt ook voor de verarming van Palestijnen: er blijven weinig tot geen economische middelen voor hen over. Volgens mensenrechtenorganisaties en andere organisaties werken zij voor een hongerloon en moeten zij 's avonds het gebied weer uit. Ook wordt er gewezen op de sloop van projecten vanuit het buitenland. Deze projecten helpen Palestijnen als het gaat om zorg, voedsel en energie. Ook mede hierom worden er vergelijkingen gemaakt met de apartheid.

Internationaal recht

Binnen het internationaal recht staat de betekenis van het begrip 'apartheid' vastgelegd in artikel 7 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (afgekort en hierna: art. 7 ISH). Het eerste lid van art. 7 onder j ISH bepaalt dat onder misdaden tegen de menselijkheid ook apartheid wordt verstaan. Het tweede lid van art. 7 onder h ISH bepaalt dat apartheid 'onmenselijke handelingen van een vergelijkbare aard als de in het eerste lid bedoelde handelingen (lees: andere misdaden tegen de menselijkheid), gepleegd in het kader van een geïnstitutionaliseerd regime van systematische onderdrukking en overheersing door de groep van een bepaald ras van een of meer groepen van een ander ras en begaan met de opzet dat regime in stand te houden'. In 1973 nam de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties al het Internationaal verdrag nopens de beëindiging en bestraffing van het misdrijf apartheid (ICSPCA). In dat verdrag werd apartheid gedefinieerd als 'inhumane daden met als doel het tot stand brengen en behouden van overheersing van het ene etnische groep over de andere etnische groep, en de andere etnische groep daarbij systematisch onderdrukken'.

De mensen en instellingen die Israël als apartheidsstaat zien, beroepen zich op deze definities en passen ze toe op het gedrag van Israël.

Hafrada

De term hafrada (Hebreeuws: הפרדה, Nederlands: 'scheiding') wordt door de regering gebruikt om haar beleid voor Palestijnen in Israël aan te duiden. Dat beleid is dat de Palestijnen in Palestina gescheiden moeten worden van de Israëlische bevolking.

Al vanaf het eerste door zionisten verworven gebied, worden Palestijnen daar met geweld van af gedreven en dak- en werkloos gemaakt. Hun huizen en boerderijen en voorzieningen als scholen, gebedshuizen en begraafplaatsen werden gesloopt. Palestijnen kregen geen toegang meer. Het gebied werd alleen voor joden.

In een bredere context wordt de term hafrada ook gebruikt om te verwijzen naar de manier waarop de Israëlische overheid omgaat met Palestijnen in de door Isräel bezette gebieden. Volgens de Israëlische regering is het hafradabeleid noodzakelijk om de veiligheid van Israëliërs te garanderen, maar tegenstanders van het beleid en met name geleerden vergelijken het hafradabeleid met de apartheid in Zuid-Afrika. Als voorbeeld worden de bewakingsposten in die gebieden genoemd, waarbij aan Palestijnen de toegang kan worden ontzegd tot de Israëlische nederzettingen. Ook worden de posten gebruikt om Palestijnen die op de Westelijke Jordaanoever wonen te scheiden van Palestijnen die daarbuiten wonen. Ook de Israëlische Westoeverbarrière (Hebreeuws: גדר ההפרדה; Geder Ha'hafrada, in het Nederlands letterlijk: 'scheidingshek') en de streng bewaakte grens met de Gazastrook worden gezien als voorbeelden om Palestijnen die in de Westelijke Jordaanover en de Gazastrook wonen te scheiden van Israëliers.

De geschiedkundige Benny Morris vindt dat de vergelijking tussen de apartheid en de hafrada mank loopt en volgens hem wordt de vergelijking gebruikt om de tweestatenoplossing tegen te gaan. In 2004 zegt hij wel dat er zeker sprake was van etnische zuiveringen, maar dat die nu eenmaal noodzakelijk waren voor de vestiging van een Joodse staat. Geschiedkundige Aaron Klieman verdeelt de tweestatenoplossing in twee modellen: een situatie waarin er door hafrada twee staten ontstaan en een situatie waarin er door vrijwillige afscheiding van Palestijnen twee staten ontstaan. Die laatste situatie noemt hij in het Hebreeuws 'hipardoet', wat zoiets betekent als 'ontkoppeling' of 'vrij zijn'.

Ben-Gurionbrief

De oorspronkelijke Ben-Gurionbrief
Zie Ben-Gurionbrief voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De Ben-Gurionbrief is een brief die David Ben-Gurion in 1937 schreef aan zijn zoon Amos. David Ben-Gurion zou later de eerste premier van de staat Israël worden. Zijn zoon Amos woont op dat moment in een kibboets, een Joodse nederzetting in het mandaatgebied Palestina. In datzelfde jaar had de commissie-Peel een rapport opgemaakt. De commissie was van het Britse bestuur in het mandaatgebied en moest onderzoek doen naar de onrust in Palestina. De commissie-Peel was tot de conclusie gekomen dat Palestina verdeeld moest worden in een Joodse staat en een Arabische staat. De Arabieren waren het hier niet mee eens en zagen dit als verraad van de Britten: volgens hen kon er beter één Arabische staat komen, waarin Joden dan wel burgerrechten en politieke rechten zouden krijgen. De zionistische leiders waren verdeeld over het plan van de Britten. Sommigen vonden er één Joodse staat moest komen in het gebied dat toen Palestina was. Anderen, zoals Ben-Gurion, vonden de verdeling prima, maar zagen die wel als een kans om uiteindelijk alsnog een Joodse staat op te richten. Ben-Gurion was namelijk voorstander van een grote immigratie van Joden naar Palestina en voorzag dat er wel meer dan 2 miljoen Joden konden gaan wonen. De zionistische leiders en met name Ben Gurion was het ermee oneens dat de commissie-Peel de Negevwoestijn in het verdelingsplan aan de Arabieren had gegeven. Hoewel er toen Bedoeïnen woonden in de woestijn, beschouwde Ben-Gurion de woestijn als dor en onbewoond.

Volgens Ben-Gurion zouden de Arabieren er wel van overtuigd kunnen worden om de woestijn aan de Joden gegeven, desnoods met geweld. Ben-Gurions plannen om Palestina te bevolken met Joden, daarbij de Arabieren en Bedoeïnen te negeren en desnoods geweld te gebruiken, worden door antizionische organisaties gezien als het bewijs voor een etnische zuivering.

Over de brief is veel te doen vanwege de zin 'we moeten de Arabieren verdrijven en hun plaats innemen'. In de originele Hebreeuwse brief is die zin namelijk doorgehaald. Volgens sommige historici betekent de zin dan ook dat Ben-Gurion juist níét wilde dat de Arabieren verdreven werden. Andere historici zeggen juist dat Ben-Gurion dat waarschijnlijk niet heeft gedaan, maar iemand anders. Deze zin is erg belangrijk, omdat het de hele betekenis van de brief verandert.

Antizionisten, mensen die tegen de oprichting en het bestaan van een Joodse staat (Israël) zijn, zien in de zin het bewijs dat David Ben-Gurion bewust de Arabisch-Palestijnse bevolking wilde verdrijven om plaats te maken voor Joden. Veel zionisten, dat zijn voorstanders van het bestaan van Israël, zeggen juist dat de doorhaling bewijst dat Ben-Gurion helemaal niet uit was op genocide.

Ben-Gurion geeft ook in de brief aan dat het verkrijgen van land het begin van een staat is, en dus niet het einde. Hij geeft aan door te willen gaan met het 'bevrijden' van het land.

In een ander deel van de brief schrijft Ben-Gurion dat de Arabieren er wel van overtuigd kunnen worden om de woestijn aan de Joden gegeven, desnoods met geweld. Ben-Gurions plannen om Palestina te bevolken met Joden, daarbij de Arabieren en Bedoeïnen te negeren en desnoods geweld te gebruiken, worden door antizionische organisaties gezien als het bewijs voor een etnische zuivering. Volgens hen zijn de Palestijnen met een daartoe vooropgezet plan.

Zionistische organisaties weerspreken dit. Volgens deze organisaties is dit een verkeerde interpretatie van de brief. Zij voeren als argument aan dat de Joden een veilige plek nodig hadden, omdat ze werden aangevallen door de Arabieren. Ook zou Israël volgens hen nooit hebben bestaan als de Joden geen actie ondernamen. Zionistische organisaties zeggen dat er dus geen sprake was van een vooropgezet plan.

Gebruik in literatuur

Over de betekenis van de brief is veel discussie.

Geschiedkundigen Benny Morris, Shabtai Teveth en Ilan Pappé hebben in hun werken een Engelse vertaling van de brief gebruikt om uit te drukken dat Ben-Gurion vond dat de Arabieren verdreven moesten worden. Volgens historicus Efraim Karsh klopt die vertaling niet, omdat het gedeelte waarin Ben-Gurion zou hebben geschreven dat de Arabieren moesten worden verdreven, bij lezing van het origineel juist verandert in een gedeelte waarin Ben-Gurion oproept om de Arabieren níét te verdrijven.

Zowel de interpretatie van Morris, Teveth en Pappé, als de intepretatie van Karsh zijn later door andere onderzoekers weer uitgezocht. Volgens onderzoek Nick Talbot hadden Morris, Teveth en Pappé kleine fouten gemaakt in hun onderzoek, maar klopte uiteindelijk hun interpretatie van de brief wel degelijk. Volgens Talbot was het ook onwaarschijnlijk dat Ben-Gurion de zin zelf had doorgehaald.

De pro-Israëlische groep CAMERA is het niet eens met de interpretaties van Morris, Teveth en Pappé, en het onderzoek van Talbot. Volgens de groep was er sprake van een verkeerde vertaling en interpretatie van Ben-Gurions brief, en was de doorhaling wel van Ben-Gurion zelf. Zij voeren als argument aan dat de interpretaties strijdig zijn met Ben-Gurions standpunten in de jaren 1930.

Verkoopprogramma

In 1918 werd door de Hoofdbeheerder in Palestina het verkopen of onteigenen van land zonder toestemming van het tijdelijke bestuur verboden. Dit was destijds juist bedoeld om te voorkomen dat de zionistische organisatie in Palestina land zou opkopen. Op 4 april 1918 stelde een zionistische commissie namelijk voor aan het tijdelijke bestuur om lid te mogen worden van de politiemacht en een eigen leger op te zetten. Uiteindelijk kregen de zionisten meer inspraak, wat kwaad bloed zette bij Palestijnse Arabieren. Zij waren formeel namelijk wel onderdeel van het tijdelijke bestuur, maar hadden weinig inspraak.

Toen Palestina in 1920 via de Volkenbond onder volledig Brits bestuur kwam te staan, veranderde dit. In 1920 werd de Landoverdrachtsverordening uitgevaardigd, waarmee er een einde kwam aan het verkoopverbod. Wel stond er in de verordening dat verkoop van land er niet toe mocht leiden dat de bewoners er werden verdreven; de eerdere bewoners moesten in staat gesteld worden om er te blijven en in het onderhoud van hun families te voorzien. Het Brits bestuur, per 1923 het bestuur van een volwaardig mandaatgebied, deed er echter niets aan om schendingen van de verordening te voorkomen. Zo kon het gebeuren dat Palestijnen een gebied moesten verlaten, op het moment dat het gekocht werd door een zionistische organisatie. Dit leidde tot oproer onder Palestijnen. Uiteindelijk werd besloten om in 1929 de Verordening ter bescherming van landbouwers aan te nemen. Deze verordening hield echter geen rekening met de rechten van Arabische landbouwers. Toen de onrust bleef voortduren, besloot het mandaatbestuur in 1929 een onderzoek uit te laten voeren door jurist Walter Shaw uit het Verenigd Koninkrijk. In het rapport is te lezen dat de nieuwe verordening uit 1929 nog minder rechten gaf aan Palestijnse Arabieren en er niets aan deed om onteigende Palestijns-Arabische families te helpen. Wel stelde het rapport dat de aanval van Arabische Palestijnen op Joden op 23 augustus 1929 geen vergeldingsactie was, omdat er volgens de commissie in de maanden vooraf geen eerdere moorden door Joden waren gepleegd.

Antizionisten beschouwen de gevolgen van het verkoopplannen als een voorbeeld van de moedwillige verdrijving van Palestijnse Arabieren. Zij wijzen erop dat Britse officieren in 1920 de bevoegdheid hadden gekregen om zelf obligaties en pachtovereenkomsten uit te geven. Daarnaast hadden Britse officieren de bevoegdheid gekregen om als plaatsvervangend rechter op te treden, wat ook massaal gebeurde. Ook wordt benoemd dat de Britse regering langzamerhand begon af te wijken van de Balfourverklaring en pro-zionistischer beleid ging voeren. Binnen de regering en het koloniale bestuur was een deel het niet eens met deze ontwikkeling. Dit leidde er uiteindelijk toe dat Hubert Young, destijds assistent-secretaris van het koloniale bestuur in het Midden-Oosten, een nota schreef. In deze nota schreef hij dat wilde dat alle antizionistische ambtenaren in Palestina werden ontslagen. Vervolgens gaf Young deze nota aan Winston Churchill, destijds secretaris van het koloniale bestuur in het Midden-Oosten. Het is onduidelijk of dit beleid daadwerkelijk is uitgevoerd, maar antizionisten wijzen erop dat het volgens hen hierdoor waarschijnlijk is dat het mandaatbestuur in Palestina de Palestijnse Arabieren nooit heeft willen beschermen. Hierdoor trekken zij ook de eerlijkheid van het rapport van de commissie-Shaw in twijfel. Volgens hen heeft er wel degelijk geweld plaatsgevonden tegen Palestijnse Arabieren en zijn de verkopen gepaard gegaan met geweld.

Standpunten van organisaties

Verenigde Naties

De Bijzondere Rapporteur over de mensenrechtensituatie in de sinds 1967 bezette Palestijnse gebieden van de Verenigde Naties, Michael Lynk, diende in 2022 een rapportage in bij de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties waarin stond dat het Israëlische bestuur in de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook bijdraagt aan apartheid en een geïnstitutionaliseerd regime van systematische etnische onderdrukking en rassendiscriminatie. Ook openbaarde het Bijzonder comité ter verrichting van onderzoek naar Israëlische handelingen die van invloed zijn op de mensenrechten van het Palestijnse volk (hierna: het comité) datzelfde jaar een verslag. Het comité schrijft dat 'de vijfenvijftig jaar durende bezetting van Palestina (..) opzettelijk gebruikt [is] als een middel om de belangen van een Joodse staat en zijn Joodse volk te dienen en te beschermen, waarbij tegelijkertijd Palestijnen worden onderdrukt.' Ook benoemt het dat 'veel betrokkenen vinden dat deze praktijk bijdraagt aan apartheid'. Het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken wijst de beschuldigingen van de hand.

Niet-overheidsgebonden organisaties

Leden van Neturei Karta protesteren voor de conferentie van het pro-Israëlische AIPAC conferentie. (2005)

Niet-overheidsgebonden mensenrechtenorganisaties zoals Amnesty International en Human Rights Watch noemen het beleid van de Israëlische regering in een apartheidsbeleid.

De mensenrechtenorganisatie Amnesty International spreekt op haar webpagina en in haar rapporten niet alleen van apartheid in de bezette gebieden, maar ook van apartheid en ongelijkheid in de situatie de situatie van Palestijnen in Israël. Ze vindt dat er op grote schaal sprake is van vervolging, onderdrukking en andere misdaden tegen de menselijkheid, die samen een beeld van een ernstige manieren van apartheid vormen.

Op 27 april 2021 publiceert ook Human Rights Watch een rapport over Israël als apartheidsstaat, getiteld A Threshold Crossed : Israeli Authorities and the Crimes of Apartheid and Persecution. De organisatie benoemt daarin de totale controle van Israël over vrijwel al het Palestijns gebied. Daarnaast spreken ze over een duidelijk verschil in behandeling tussen joodse bewoners van de bezette gebieden en de Palestijnen. De bewoners in de bezette gebieden worden in rechten gescheiden: Palestijnen vallen onder het militair bestuur, maar zionisten vallen onder de Israëlische wetten.

Human Rights Watch vindt dat er sprake is van gruwelijke vervolging en onderdrukking en legt uit dat die zich uit als apartheid (zie definities boven). Het rapport wordt ondersteund door de voormalige Israëlische ambassadeur in Zuid-Afrika, een Knessetlid en de voormalige VN-secretaris-generaal Ban Ki-moon. Ook de Franse minister van Buitenlandse zaken waarschuwt Israël voor een voortdurende situatie van apartheid.

Amnesty International en Human Rights Watch zijn de grootste mensenrechtenorganisaties van de wereld.

Ook zijn er zionistisch-Joodse organisaties die het beleid van de Israëlische regering zien als racistisch, onderdrukkend en een vorm van apartheid. Dit geldt onder andere voor de Vereniging voor Burgerrechten in Israël (ACRI), het Israëlisch Informatiecentrum voor Mensenrechten in de Bezette Gebieden (B'Tselem), het Instituut voor Gerechtigheid in Jeruzalem (JIJ), Controlepostwaarnemer (Machsom Watch), Rabbijnen voor Mensenrechten (RHR), Artsen voor Mensenrechten - Israël (PHR-I) en Yesh Din: Vrijwilligers voor Mensenrechten. Ook het Comité tegen (Palestijnse) Huizensloop (ICAHD) is tegen het beleid, maar het comité bestaat uit zowel zionisten als niet-zionisten. Breaking the Silence, een organisatie van Israëlische klokkenluiders die oorlogsveteraan zijn, is ook tegen het beleid van de Israëlische regering. Ten slotte zijn er ook antizionistische organisaties die tegen het beleid zijn, zoals de joods-Israelische Satmar en en de Neturei Karta. Pro-Palestijnse organisaties, zoals The Rights Forum, het Palestina Komitee en al-Shabaka hebben stukken geopenbaard waarin Israël misdaden tegen de menselijkheid wordt verweten.

Andere organisaties en personen

De Canadese academici Irwin Cotler en Anne Bayefsky zijn het er niet mee eens dat Israël een apartheidsstaat wordt genoemd. Cotler vindt dat een vorm van antisemitisme, maar dan verhuld als antiracisme. Volgens Cotler wordt het argument alleen maar gebruikt om Israël om ver te werpen. Bayefsky stelt dat het bestempelen van Israël als een apartheidsstaat wordt gebruikt om op te roepen tot geweld tegen Israëlische burgers. Professor Shimoni van de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem zegt dat er sprake is van een dubbele standaard. Volgens hem worden Palestijnen namelijk gediscrimineerd in de Arabische landen rondom Israël. Daarnaast vindt hij dat er niet sprake is van apartheid, maar van twee nationalistische bewegingen die elk een eigen staat willen.

John Kerry waarschuwde in 2014 als minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten dat Israël een apartheidsstaat zou kunnen gaan worden als er geen tweestatenoplossing kwam. Frederik Willem de Klerk vond dat de vergelijking met een apartheidsstaat te ver gaan. De Klerk was de laatste president van Zuid-Afrika onder het apartheidsregime en onderhandelde samen met Nelson Mandela om een einde te maken aan de apartheid in Zuid-Afrika. Mandela vond dat er een einde moest komen aan de Israëlische bezetting. Hij zegt zich vanuit zijn strijd tegen apartheid te identificeren met Yasser Arafat van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie en de strijd van de Palestijnen tegen hun onderdrukkers. Hij benadrukte dat het hij het plegen van geweld door Palestijnen als gerechtvaardigd vond, als ze geen enkele andere uitweg geboden zou worden. Daarnaast vond hij dat de Joden recht hadden op een eigen staat. Een aantal latere presidenten van Mandela's partij, het Afrikaans Nationaal Congres (ANC), hebben Israël wel uitdrukkelijk een apartheidsstaat genoemd.

In 2011 schreef Yossi Sarid, een Israëlische oud-minister, oud-Meretz-politicus en een nieuwscommentator een opiniestuk in de krant Haaretz. Hierin gaf hij aan dat de Israëlische nederzettingen niet werden opgericht als een veilige plek voor Joden, maar om meer ruimte in te nemen. Sarid reageerde onder andere op een aankondiging van toenmalig premier Netanyahu dat het woningtekort opgelost moest worden door nieuwe nederzettingen te bouwen op de Westelijke Jordaanover. Yossi Sarid vergeleek dit met het begrip Lebensraum (Nederlands: 'leefruimte'). Dit begrip werd tussen 1880 en 1940 gebruikt door Duitse nationalisten en nazi's om aan te geven dat Centraal- en Oost-Europa zouden moeten worden veroverd, zodat daar Duitsers konden gaan wonen.

Media

Bronvermelding

  • Ahren, R. (2013). Nelson Mandela was close to Jews, resolutely loyal to Palestinians. The Times of Israel. [1]
  • Amnesty International (2022). Israel's Apartheid Against Palestinians: Cruel System of Domination and Crime Against Humanity. [2]
  • Amnesty International (2022). Israël voert apartheidspolitiek tegen Palestijnen. [3]
  • Bayefsky, A.F. (2011). Terrorism and Racism: The Aftermath of Durban. Jerusalem Center for Public Affairs, 468. [4]
  • Ben-Gurion, D. (1937), Instituut voor Palestinastudies (red.). Letter from David Ben-Gurion to his son Amos, written 5 October 1937. Negev: Ben-Gurionarchieven. [5]
  • Berman, L. (2014). Kerry: "Israel could become an apartheid state". The Times of Israel. [6]
  • B'Tselem
  • Breaking the Silence
  • Causes of the 1948 Palestinian exodus: shelling of civilians and fighters. Wikipedia. [7]
  • Clyne, M.G. (1997). Undoing and Redoing Corpus Planning. Duitsland, Berlijn: De Gruyter Mouton. p. 403 (ISBN: 9783110155099). [8]
  • Colter, I. (2009). Global Antisemitism: Assault on Human Rights. Yale Initiative for the Interdisciplinary Study of Antisemitism, werkdocument no. 2. [9]
  • Comité tegen Huizensloop
  • Fayyad, H. (2020). Nelson Mandela and Palestine: In his own words. Middle East Eye. [10]
  • Heany, C. (2022). End-of-mission Statement by the UN Special Committee to Investigate Israeli Practices. Bijzonder comité ter verrichting van onderzoek naar Israëlische handelingen die van invloed zijn op de mensenrechten van het Palestijnse volk. [11]
  • Human Rights Watch (2021). A Threshold Crossed: Israeli Authorities and the Crimes of Apartheid and Persecution. [12]
  • Huneidi, S. (1998). Was Balfour Policy Reversible? The Colonial Office and Palestine, 1921-23. Journal of Palestine Studies, 27(2), pp. 23–41. [13]
  • Ini, G. (2012). Journal of Palestine Studies compounds its Ben-Gurion error. CAMERA. [14]
  • Instituut voor Gerechtigheid in Jeruzalem
  • JPS (2012). JPS Responds to CAMERA's Call for Accuracy: Ben-Gurion and the Arab Transfer. Journal of Palestine Studies, University of California Press, 41(2), pp. 245–250. [15]
  • Karsh, E. (2000). Fabricating Israeli History: The "new Historians". Verenigd Koninkrijk, Abingdon-on-Thames: Taylor & Francis (ISBN: 9780714680637). [16]
  • Koenders, A.G. & Ploumen, E.M.J. (19 oktober 2017). Antwoord van Minister Koenders (Buitenlandse Zaken) en van Minister Ploumen (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) op vragen van de leden Van Ojik en Diks (beiden GroenLinks) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de inbeslagname door Israël van een door Nederland gesubsidieerd zonne-energieproject in het Palestijnse dorp Jubbet adh Dhib. [Aanhangsel van de Handelingen; vragen gesteld door de leden der Kamer, met daarop door de regering gegeven antwoorden]. [17]
  • Lynk, M. (2022). Report of the Special Rapporteur on the situation of Human Rights in the Palestinian territories occupied since 1967. Bijzonder Rapporteur over de mensenrechtensituatie in de sinds 1967 bezette Palestijnse gebieden van de Verenigde Naties. (A/HRC/49/87). [18]
  • Machsom Watch
  • Masalha, N. (1991). A Critique of Benny Morris. Journal of Palestine Studies, Institute for Palestine Studies, 21(1), pp. 90–97. [19]
  • Mogannam, E.M. (1932). Palestine Legislation under the British. The Annals of the American Academy of Political and Social Science, 164, pp. 47–54. [20]
  • Newman, M. (2014). South Africa's de Klerk: "Israel not an apartheid state". The Times of Israel. [21]
  • Palestijnse vluchtelingen. Wikipedia. [22]
  • Pappé, I. (2006). The 1948 Ethnic Cleansing of Palestine. Journal of Palestine Studies, Institute for Palestine Studies, 36(1), pp. 6–20. [23]
  • Rabbijnen voor Mensenrechten
  • Shakir, O. (2021). Israeli Apartheid: "A Threshold Crossed". Human Rights Watch. [24]
  • Shimoni, G. (2007). Deconstructing Apartheid Accusations Against Israel. Jerusalem Center for Public Affairs. [25]
  • Teveth, S. (1985). Ben-Gurion and the Palestinian Arabs: from peace to war. Verenigd Koninkrijk, Oxford: Oxford University Press, p. 189 (ISBN: 9780195035629).
  • Van Zille, D. (2012). University of Exeter gives Pappe a pass on invented Ben-Gurion quote. CAMERA. [26]
  • Vereniging voor Burgerrechten in Israël
  • Qumsiyeh, M.B. (2006). Discussion on: Searching for Peace in the Palestinian–Israeli Conflict. Institute of Strategic and Development Studies, Andreas Papandreou University of Athens. [27]
  • Yesh Din
  • Yossi, S. (2011). Lebensraum as a Justification for Israeli Settlements. Haaretz. [28]
Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Israël_en_apartheid&oldid=826235"