Ben-Gurionbrief
De Ben-Gurionbrief of Ben-Goerionbrief is een brief uit 1937. De brief werd geschreven door David Ben-Gurion, die toen de leider van de Joodse gemeenschap in het mandaatgebied Palestina was. Hij zou later de eerste premier van Israël worden. Ben-Gurion schreef de brief aan zijn zoon Amos.
Inhoud
David Ben-Gurion schrijft de brief aan zijn zoon Amos.
Zijn zoon Amos woont op dat moment in een kibboets, een Joodse nederzetting in het mandaatgebied Palestina. In datzelfde jaar had de commissie-Peel een rapport opgemaakt. De commissie was van het Britse bestuur in het mandaatgebied en moest onderzoek doen naar de onrust in Palestina. De commissie-Peel was tot de conclusie gekomen dat Palestina verdeeld moest worden in een Joodse staat en een Arabische staat. De Arabieren waren het hier niet mee eens en zagen dit als verraad van de Britten: volgens hen kon er beter één Arabische staat komen, waarin Joden dan wel burgerrechten en politieke rechten zouden krijgen. De zionistische leiders waren verdeeld over het plan van de Britten. Sommigen vonden er één Joodse staat moest komen in het gebied dat toen Palestina was. Anderen, zoals Ben-Gurion, vonden de verdeling prima, maar zagen die wel als een kans om uiteindelijk alsnog een Joodse staat op te richten. Ben-Gurion was namelijk voorstander van een grote immigratie van Joden naar Palestina en voorzag dat er wel meer dan 2 miljoen Joden konden gaan wonen. De zionistische leiders en met name Ben Gurion was het ermee oneens dat de commissie-Peel de Negevwoestijn in het verdelingsplan aan de Arabieren had gegeven. Hoewel er toen Bedoeïnen woonden in de woestijn, beschouwde Ben-Gurion de woestijn als dor en onbewoond.
Volgens Ben-Gurion zouden de Arabieren er wel van overtuigd kunnen worden om de woestijn aan de Joden gegeven, desnoods met geweld. Ben-Gurions plannen om Palestina te bevolken met Joden, daarbij de Arabieren en Bedoeïnen te negeren en desnoods geweld te gebruiken, worden door antizionische organisaties gezien als het bewijs voor een etnische zuivering.
Hieronder volgt een vertaling van het stuk dat vooraf gaat aan het omstreden deel uit de Ben-Gurionbrief:
Hieronder volgt een vertaling van het omstreden gedeelte uit de Ben-Gurionbrief, dat direct volgt na het bovenstaande gedeelte:
Over de brief is veel te doen vanwege de zin 'we moeten de Arabieren verdrijven en hun plaats innemen'. In de originele Hebreeuwse brief is die zin namelijk doorgehaald. Volgens sommige historici betekent de zin dan ook dat Ben-Gurion juist níét wilde dat de Arabieren verdreven werden. Andere historici zeggen juist dat Ben-Gurion dat waarschijnlijk niet heeft gedaan, maar iemand anders.
Deze zin is erg belangrijk, omdat het de hele betekenis van de brief verandert. Antizionisten, mensen die tegen de oprichting en het bestaan van een Joodse staat (Israël) zijn, zien in de zin het bewijs dat David Ben-Gurion bewust de Arabisch-Palestijnse bevolking wilde verdrijven om plaats te maken voor Joden. Veel zionisten, dat zijn voorstanders van het bestaan van Israël, zeggen juist dat de doorhaling bewijst dat Ben-Gurion helemaal niet uit was op genocide.
Een ander omstreden deel van de brief is een stuk waarin Ben-Gurion het heeft over de bevrijding van een deel van Palestina:
*Een dunam is een maateenheid die oorspronkelijk uit het Ottomaanse Rijk komt. In Israël en de Palestijnse gebieden is het een eenheid die gelijk staat aan 1.000 vierkante meter.
Duiding
Zoals hierboven al aangegeven is, is over de brief veel te doen.
Geschiedkundigen Benny Morris, Shabtai Teveth en Ilan Pappé hebben in hun werken een Engelse vertaling van de brief gebruikt om uit te drukken dat Ben-Gurion vond dat de Arabieren verdreven moesten worden. Dit leidde tot veel discussie, omdat later bleek dat in de originele, Hebreeuwse brief bepaalde delen waren doorgekrast. Hierdoor zou volgens geschiedkundige Efraim Karsh het gedeelte waarin Ben-Gurion zou hebben geschreven dat de Arabieren moesten worden verdreven, juist veranderen in een gedeelte waarin Ben-Gurion oproept om de Arabieren níét te verdrijven. Morris, zelf een voorstander van het zionisme, vond dit onwaarschijnlijk en verklaarde dat hij het terecht vond dat Ben-Gurion had opgeroepen tot het verdrijven van Arabieren uit Palestina. Volgens Morris hadden de Joden een veilige plek nodig, omdat ze werden aangevallen door de Arabieren. Ook zou Israël volgens Morris anders nooit hebben bestaan. Ilan Pappé, een andere historicus die geen voorstander is van het zionisme, gaat daar niet in mee en schrijft dat de Palestijnen bewust zijn verdreven in een daartoe vooropgezet plan, nog voordat er onrust was ontstaan tussen Joden en Arabieren. Volgens hem had Ben-Gurion niet alleen geschreven dat de Palestijnen moesten worden verdreven, maar ook dat Ben-Gurion zat te wachten op een oorlog.
Zowel de interpretatie van Morris als Pappé zijn later door andere onderzoekers weer uitgezocht. Volgens Nick Talbot had Pappé per ongeluk het gedeelte over Ben-Gurion die zat te wachten op een oorlog, tussen aanhalingstekens gezet. Hierdoor leek het alsof Ben-Gurion dat had geschreven. Toch zei Talbot wel dat Pappés bewering klopte op grond van de bronnen die hij had gedeeld. Eerder had Morris de fout van Pappé al benoemd. Dit leidde er toe dat de pro-Israëlische groep CAMERA in een artikel Pappés werk bekritiseerde. De organisatie had de oorspronkelijke Hebreeuwse brief van Ben-Gurion in handen en wierp tegen dat er niet alleen sprake van een fout met aanhalingstekens, maar dat de gehele strekking van Pappés interpretatie niet klopte. Dit zou komen door een verkeerde vertaling en interpretatie van Ben-Gurions brief. Volgens CAMERA klopte de vertaling ook niet met Ben-Gurions standpunten in de jaren 1930. Dit is strijdig met de analyse van Benny Morris, die het waarschijnlijker acht dat iemand anders in de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst de zinsneden heeft doorgekrast. Volgens Morris past de brief zonder doorhalingen juist beter bij Ben-Gurions standpunten.
Morris wordt op zijn beurt bekritiseerd door geschiedkundige Nur Masalha: volgens Masalha vermijdt Morris bewust een verband te leggen tussen het zionisme en de uittocht van Palestijnen tijdens de Arabisch-Israëlische Oorlog van 1948.
Bronvermelding
- Ben-Gurion, D. (1937), Instituut voor Palestinastudies (red.). Letter from David Ben-Gurion to his son Amos, written 5 October 1937. Negev: Ben-Gurionarchieven. [1]
- Ini, G. (2012). Journal of Palestine Studies compounds its Ben-Gurion error. CAMERA. [2]
- JPS (2012). JPS Responds to CAMERA's Call for Accuracy: Ben-Gurion and the Arab Transfer. Journal of Palestine Studies, University of California Press, 41(2), pp. 245–250. [3]
- Karsh, E. (2000). Fabricating Israeli History: The "new Historians". Verenigd Koninkrijk, Abingdon-on-Thames: Taylor & Francis (ISBN: 9780714680637). [4]
- Masalha, N. (1991). A Critique of Benny Morris. Journal of Palestine Studies, Institute for Palestine Studies, 21(1), pp. 90–97. [5]
- Pappé, I. (2006). The 1948 Ethnic Cleansing of Palestine. Journal of Palestine Studies, Institute for Palestine Studies, 36(1), pp. 6–20. [6]
- Teveth, S. (1985). Ben-Gurion and the Palestinian Arabs: from peace to war. Verenigd Koninkrijk, Oxford: Oxford University Press, p. 189 (ISBN: 9780195035629).[7]
- Van Zille, D. (2012). University of Exeter gives Pappe a pass on invented Ben-Gurion quote. CAMERA. [8]