Gebruiker:Mike1023/Kladblok
Christelijke Volkspartij (CVP) Parti Social Chrétien (PSC) | |
Oprichting | 1945 |
Opheffing | 1972 (als één partij) 2001 (Wallonië) 2001 (Vlaanderen) |
Actief in | België |
Richting | Centrum |
Stroming | Christendemocratie Europeanisme |
Overig | |
Voorgaande partij(en) | Katholieke Partij |
Opvolgende partij(en) | CD&V Cdh |
Portaal Politiek |
De Christelijke Volkspartij (CVP) of Parti Social Chrétien (PSC) was een Belgische politieke partij. De CVP-PSC was één landelijke partij van 1945 tot 1972. In 1972 werden de partij gesplitst in een Vlaamse en Franstalige afdeling. Deze afdelingen werden aparte partijen, maar werkten wel op landelijk niveau samen. Ze zaten altijd met elkaar in de regering.
De CVP-PSC was de opvolger van de Katholieke Partij in 1945. Tussen 1947 en 1999 heeft de CVP-PSC vrijwel altijd in de regering gezeten, behalve in de periode tussen 1954 en 1958. De CVP-PSC leverde in deze regeringen bijna altijd de premier. Voorbeelden hiervan zijn Gaston Eykens, Wilfried Martens, Leo Tindemans en Jean-Luc Dehaene. De partij speelde een belangrijk rol in de Belgische politiek. Voorbeelden zijn het ontstaan van de verzorgingsstaat, de ombouw van België tot een federatie en het schoolpact van 1958. Na de Dioxinecrisis van 1999 verloor de CVP-PSC haar status als grootste partij en zat in de oppositie.
In 2001 veranderde de Vlaamse afdeling van naam. Tegenwoordig staat dit bekend als Christen-Democratisch en Vlaams (CD&V). Even later veranderde ook de Franstalige afdeling van naam in Centre démocrate humaniste (Cdh), het huidige Les Engagés.
Geschiedenis
Ontstaan
Voor de Tweede Wereldoorlog bestond de Katholieke Partij. Deze partij sinds het einde van de jaren 1890 de grootste partij van het land. De katholieken stonden onder verschillende namen bekend, zoals Katholiek Verbond (1921-1936) en Katholiek Blok (1936-1945). Tijdens de oorlog moest de regering vluchten naar Bordeaux en later Londen. Na de bevrijding van België in 1944 werd besloten om de Katholieke Partij om te bouwen tot een nieuwe partij; de Christelijke Volkspartij (CVP).
De CVP was een centrumpartij, terwijl de Katholieke Partij centrumrechts was. De CVP wilde hierdoor een zo groot mogelijke groep vertegenwoordigen. De christendemocratie werd de officiële ideologie van de partij. De partij haalde inspiratie uit christelijke waarden en omarmde de christelijke identiteit.
De CVP werd na de oorlog uit de regering gehouden. In 1945 stapten de Liberale Partij, de Belgische Socialistische Partij (BSP) en de Kommunistische Partij van België (KPB) in een regering van Achiel Van Acker en later Camille Huysmans. De christendemocraten waren tegen de deelname van de communisten aan de regering. Zij voerden dan ook hard oppositie tegen de regeringen. In 1947 kwamen zij op deze manier in de regering terecht.
Wederopbouw
De CVP was overigens zelf niet vrij kritiek. Tijdens de oorlog hadden verschillende personen gecollaboreerd met de Duitse bezetter. Hoge collaborateurs werden veroordeeld, maar veel laaggeplaatsen kwamen er met een kleine straf vanaf. De CVP probeerde deze mensen opnieuw te integreren in de maatschappij. Hierop kregen zij kritiek van zowel de communisten als de liberalen.
Na de oorlog werkte de CVP vaak samen met de Belgische Socialistische Partij. De twee partijen hebben veel bijgedragen bij het ontstaan van de Belgische verzorgingsstaat. De BSP mocht in de beginjaren premier Paul-Henri Spaak leveren. Vanaf 1949 leverden de christendemocraten steeds de premier als zij in de regering waren. Tijdens de jaren 1950 en 1960 steeg de welvaart in België hard. Door de oorlog lag een groot deel van het land in puin. Na de oorlog vond de wederopbouw plaats, waarbij steden, wegen, bruggen en andere gebouwen werden hersteld.
Koningskwestie en schoolpact
De CVP was een koningsgezinde partij. Toch mocht koning Leopold III na de oorlog niet meteen terugkeren. Hij verbleef in Zwitserland, aangezien hij tijdens de oorlog weigerde uit België te vertrekken. Er ontstond zelfs een conflict met de regering. Dit wordt de Koningskwestie genoemd. In plaats daarvan was zijn broer regent. De CVP wilde als enige Belgische partij dat Leopold III zou terugkeren naar België. De andere partijen waren tegenstander. De verkiezingen van 1949 draaiden om de Koningskwestie. De CVP wist veel stemmen te behalen door te beloven dat Leopold III zou terugkeren. Toch kwamen zij een paar stemmen te kort voor een meerderheid. De Liberale Partij beloofde de CVP te steunen, maar trokken hun steun in toen het tot een stemming kwam. In 1950 werden daarom nieuwe verkiezingen gehouden. De CVP won toen een absolute meerderheid. Na een referendum werd Leopold III teruggehaald naar België. Toch leidde tot hevige protesten. Eén jaar later trad Leopold III af en gaf de kroon aan zijn zoon, koning Boudewijn.
Tussen 1950 en 1954 vormde de CVP hierdoor in zijn eentje de regering. Dit was de laatste keer dat een Belgische politieke partij de meerderheid behaalde. Tijdens deze regering laaide de schoolstrijd weer op. De regering gaf namelijk subsidies aan vrij onderwijs (scholen met een religieuze grondslag). De socialisten en liberalen waren hierop tegen. Na de verkiezingen van 1954 vormden zij een regering zonder de CVP. Zij verlaagden de subsidies voor het vrij onderwijs, wat leidde tot protesten. De protesten gingen door tot 1958. Toen werd het schoolpact gesloten, wat een einde aan de schoolstrijd maakte. Het vrij onderwijs en officieel onderwijs zouden naast elkaar blijven bestaan. Dit zou later ook in de grondwet worden gezet.
Splitsing
Tijdens de jaren 1960 lopen de spanningen tussen Vlaanderen en Wallonië op. De Christelijke Volkspartij verliest tijdens deze periode steeds meer zetels. Waar de partij in 1958 nog 46% van de stemmen haalde, was dit in 1971 slechts 30%. In Vlaanderen wint de regionalistische Volksunie aan terrein, terwijl in Wallonië de regionalistische partijen FDF en Rassemblement Wallon (RW) zetels winnen. Deze partijen wilden meer zelfbestuur voor hun specifieke regio's. In de jaren 1960 werd de taalgrens vastgesteld, maar enkele gemeenten aan deze grens hadden meerderheid die een andere taal sprak (de randgemeenten).
In deze periode werden verschillende beslissingen genomen als tegemoetkoming. Zo werd de universiteiten van Leuven en Brussel gesplitst in een Nederlandstalige en Franstalige universiteit. De CVP was voorstander van het moderniseren van België, maar kreeg tegenwerking van de socialisten en liberalen. Uiteindelijk kwamen er een hele rits aan compromissen om ook de grondwet te veranderen. In 1968 begon de CVP ook met zijn eigen splitsing. In 1971 werd de partij officieel gesplitst in een Vlaams en Franstalig deel. De Christelijke Volkspartij en de Parti Social Chrétien waren nu officieel twee aparte partijen, maar bleven op landelijk niveau samenwerken. Later volgden de socialisten en liberalen hetzelfde voorbeeld.
De federalisering van België zette zich door in de jaren 1980 en 1990. De Christelijke Volkspartij bleef de grootste partij van België en bleef de premier leveren. Na Gaston Eykens kwamen Leo Tindemans en Wilfried Martens aan de macht. In de regering werd vaak samengewerkt met de socialisten, maar ook de liberalen en Vlaamse en Waalse regionalisten waren welkom. Tijdens deze periode veranderd België ook enorm. Zo dienden enkele socialisten plotseling een wet in om abortus te legaliseren. De Christelijke Volkspartij wordt hierdoor overvallen en is grotendeels tegen het voorstel. Toch besluit de partij mee te werken en een comité op te stellen. In 1990 wordt abortus uiteindelijk gelegaliseerd.
Onder Dehaene
In 1987 maakt België een politieke crisis door. Vlaanderen en Wallonië hebben dan hun eigen executieve (een soort van bestuur). In Wallonië werken de christendemocraten samen met de socialisten, maar in Vlaanderen met de liberalen. De Waalse socialisten en Vlaamse liberalen wantrouwden elkaar enorm. Ook wilden de Vlaamse socialisten niet in de landelijke regering stappen zonder zeggenschap in de Vlaamse executieve. De situatie leek hopeloos, maar Jean-Luc Dehaene wist binnen 106 dagen een regering te vormen onder Wilfried Martens.
Dehaene werd in 1992 zelf premier van België, ondanks dat de CVP een nederlaag behaalde tijdens de verkiezingen van 1991. Onder Dehaene werden de staatshervormingen verder uitgevoerd. Het Sint-Michielsakkoord vond plaats tijdens deze periode. Tijdens zijn tweede regering braken er echter een aantal schandalen uit, waaronder de zaak-Dutroux en de dioxinecrisis. De dioxinecrisis kwam vlak voor de verkiezingen van 1999 aan het licht. In de voedselketen waren giftige stoffen (dioxines) terechtgekomen, waar de regering van wist. In België werden massaal producten teruggeroepen, waardoor lege schappen ontstonden. Dehaene verloor de verkiezingen vanwege de crisis. De CVP was voor het eerst niet de grootste partij van het land. De partij werd ingehaald voor de liberale VLD van Guy Verhofstadt.
Einde
De CVP eindigde hierdoor in de oppositie. De christendemocraten gingen daarom op zoek naar een nieuwe identiteit. In Vlaanderen veranderde de Christelijke Volkspartij in 2001 van naam. Het ging verder als Christen-Democratisch en Vlaams (CD&V). Hiermee wilde de partij zijn Vlaamse identiteit benadrukken. Ook werkte de partij nauw samen met de Nieuw-Vlaamse Alliantie (N-VA). Zo deden de partijen tijdens sommige verkiezingen mee onder één kieslijst. Uiteindelijk zou de CD&V herstellen.
In Wallonië veranderde Parti Social Chrétien in 2002 van naam en werd Centre démocrate humaniste (Cdh). In plaats van christendemocratie ging de partij zich richten op humanisme. De Cdh was minder succesvol dan haar Vlaamse zusterpartij. In 2022 veranderde de partij opnieuw van naam en werd Les Engagés. Tegenwoordig is deze partij sociaalliberaal. Desondanks worden CD&V en Les Engagés nog steeds aangeduid als de "christendemocraten".
Verkiezingsresultaten
Tot de verkiezingen van 1971 was de Christelijke Volkspartij één partij met één partijvoorzitter (of premierskandidaat). Vanaf de verkiezingen van 1971 werd de partij in een Vlaams en Franstalige partij gesplitst. Hierdoor deden ze als aparte lijsten mee aan de verkiezingen. In deze tabel zijn de zetelaantallen bij elkaar opgeteld. Er staan steeds twee partijvoorzitters (de bovenste voor de Vlaamse partij; de onderste voor de Franstalige partij).
Jaar | Partijvoorzitter | Kamer | Senaat | ||
---|---|---|---|---|---|
Zetels | -/+ | Zetels | -/+ | ||
1946 | Hubert Pierlot | 92/202 |
- | 51/101 |
- |
1949 | Gaston Eykens | 105/202 |
+13 | 54/101 |
+3 |
1950 | Jean Duvieusart | 108/202 |
+3 | 54/101 |
0 |
1954 | Jean Van Houtte | 95/212 |
-13 | 49/106 |
-5 |
1958 | Gaston Eykens | 104/212 |
+9 | 53/106 |
+4 |
1961 | Théo Lefèvre | 96/212 |
-8 | 47/106 |
-6 |
1965 | Pierre Harmel | 77/212 |
-19 | 44/106 |
-3 |
1968 | Gaston Eykens | 69/212 |
-8 | 29/106 |
-15 |
1971 | Gaston Eykens Robert J. Houden |
67/212 |
-2 | 34/106 |
+5 |
1974 | Leo Tindemans Charles-Ferdinand Nothomb |
72/212 |
+5 | 37/106 |
+3 |
1977 | Leo Tindemans Georges Gramme |
80/212 |
+8 | 39/106 |
+2 |
1978 | Paul Vanden Boeynants Charles-Ferdinand Nothomb |
82/212 |
+26 | 41/106 |
+2 |
1981 | Mark Eykens | 61/212 |
-21 | 30/106 |
-11 |
1985 | Wilfried Martens Gérard Deprez |
69/212 |
+6 | 35/106 |
+5 |
1987 | Wilfried Martens Gérard Deprez |
62/212 |
-7 | 31/106 |
-4 |
1991 | Wilfried Martens Gérard Deprez |
57/212 |
-5 | 29/106 |
-2 |
1995 | Jean-Luc Dehaene Gérard Deprez |
41/150 |
-16 | 19/71 |
-10 |
1999 | Jean-Luc Dehaene | 32/150 |
-9 | 15/71 |
-4 |