Liberale Partij (België)
Liberale Partij Parti libéral | |
Oprichting | 1846 |
Opheffing | 1961 |
Actief in | België |
Richting | Links tot centrumlinks |
Stroming | Liberalisme Klassiek liberalisme Secularisme |
Overig | |
Internationale organisatie | Radicale Internationale (tot 1936) Liberale Internationale (1947-1961) |
Opgegaan in | Partij voor Vrijheid en Vooruitgang (PVV) |
Portaal Politiek |
De Liberale Partij was een Belgische politieke partij die tussen 1846 en 1961 bestond. Het was de eerste politieke partij die in het gehele land actief was. Tijdens de 19e eeuw was de Liberale Partij samen met de Katholieke Partij een van de twee belangrijke partijen. De partij verloor echter veel zetels tijdens de jaren 1880, waardoor het naar de derde plaats zakte.
De partij leverde een belangrijke bijdrage aan de Belgische politiek. Ook verschillende Belgische premiers waren lid van de Liberale Partij, zoals Walthère Frère-Orban en Charles Rogier. De liberalen maakten zich sterk voor vrijhandel en een strikte scheiding tussen kerk en staat. Zo vonden zij dat er geen religieus onderwijs met gemeenschapsgeld betaald mocht worden. In 1961 ging de partij op in de Partij voor Vrijheid en Vooruitgang (PVV). Tien jaar later splitste deze partij weer in Vlaamse en Franstalige partij. De Open Vld en de Mouvement Réformateur (MR) zijn de politieke nakomelingen van de Liberale Partij.
Geschiedenis
Oprichting
Tijdens de Belgische Revolutie waren zowel de liberalen als de katholieken tegen de Nederlandse koning. Zij hadden hier elk hun eigen redenen voor, maar besloten samen te werken. Met succes wisten zij België onafhankelijk te maken. Zij bleven samenwerken in de jaren na de Belgische Revolutie. Dit wordt het unionisme genoemd. Hoewel de katholieken een meerderheid hadden, vormden zij regeringen met de liberale minderheid. Dit leidde tot verschillende compromissen. Zo kregen de liberalen een redelijk liberale grondwet voor die tijd. De katholieken mochten weer het onderwijs regelen.
In de jaren 1840 ontstond er meer weerstand tegen het unionisme. De liberalen wilden namelijk meer vrijheid, terwijl de katholieken dit niet wilden. De liberalen besloten daarom een eigen partij op te richten. In 1846 werd de Liberale Partij opgericht in het stadhuis van Brussel. De liberalen schreven ook een verkiezingsprogramma. Hierin stond onder meer dat:
- Zij streefden naar meer vrijheid, zoals een grotere vrijheid van meningsuiting en persvrijheid.
- Zij wilden publieke scholen. In die tijd werd het onderwijs door de kerk geregeld.
- Zij wilden de leefomstandigheden van arbeiders verbeteren.
- Zij wilden een kieshervorming, waardoor meer mensen zouden kunnen stemmen.
Hoogtepunt van het liberalisme
De Liberale Partij behaalde bij de verkiezingen van 1847 meteen al een grote overwinning. Hierdoor kon er een liberale regering onder Charles Rogier gevormd worden. Deze regering kon echter weinig uitvoeren, aangezien één jaar later grote onrust in Europa ontstond. In Parijs was de Februarirevolutie uitgebroken. De Franse koning moest aftreden en de republiek werd uitgeroepen. Ook in Duitsland, Nederland, Hongarije en Oostenrijk was het onrustig. In België waren er slechts kleine opstanden, maar deze zorgden wel voor angst bij zowel de liberalen als katholieken. Zij besloten samen te werken om enkele veranderingen door te voeren. Zo werd het censuskiesrecht verlaagd, waardoor meer mensen konden stemmen. Door de samenwerking werd de partij als gematigd gezien. De liberalen keerden zich namelijk af tegen geweld en revolutie.
Tijdens de verkiezingen van 1852 konden nieuwe groepen mensen gaan stemmen. Zij stemden meestal op de Liberale Partij, waardoor de steun voor deze partij groeide. De partij was vooral populair onder ondernemers, werkgevers, handelaars en in industriële gebieden en steden. De partij steunde de Industriële Revolutie, vrijhandel en meer vrijheden. Tussen 1852 en 1884 wordt daarom ook gesproken van het triomf van het liberalisme of de Liberale hegemonie. België werd tijdens deze periode geleid door vrijwel alleen liberale regeringen. Naast Charles Rogier waren ook Henri de Brouckère en Walthère Frère-Orban premier. Frère-Orban zou tijdens deze periode een grote invloed hebben op de Liberale Partij.
De liberalen wilden de rol van religie binnen de overheid beperken. Zo wilden de liberalen dat er geen overheidsgeld naar religieus onderwijs ging. In 1850 hadden de liberalen al een wet ingevoerd waardoor het publiek onderwijs werd uitgebreid. Onder Frère-Orban werden de regels voor religieuze aangescherpt. Zo moesten onderwijzers op alle scholen een diploma van een publieke school bezitten. Ook mochten godsdienstlessen alleen buiten schooltijd plaatsvinden. Katholieke liberalen begonnen de Liberale Partij daarom als te radicaal te zien. Zij begonnen in plaats daarvan op de Katholieke Partij te stemmen. De liberalen verloren in de jaren 1880 steeds meer steun.
De liberalen kwamen in de begindagen voor de rechten van arbeiders op. Later verdween dit meer naar de achtergrond. Arbeiders konden toentertijd niet stemmen. Zij verenigden zich in 1885 als de Belgische Werkliedenpartij (BWP), de eerste socialistische partij van België. De BWP organiseerde samen met vakbonden stakingen. Na een grote staking in 1893 werd uiteindelijk het algemeen meervoudig stemrecht doorgevoerd. Alle mannelijke burgers van 25 jaar en ouder konden stemmen. Wel kregen mannelijke kiezers met extra bezittingen twee of drie stemmen. Voor de Liberale Partij betekende deze wijziging het definitieve einde van hun hegemonie. Radicale kiezers gingen naar de BWP, terwijl conservatieve kiezers naar de Katholieke Partij gingen.
Derde partij van België
De Liberale Partij was aan het einde van jaren 1890 verdeeld tussen progressieve en conservatieve liberalen. Veel christenen en arbeiders waren overgestapt naar de Katholieke Partij en de Belgische Werkliedenpartij. De Katholieke Partij was verreweg de grootste geworden met de liberalen op de tweede of derde plaats. De progressieve liberalen waren het einde van de 19e eeuw zelfs afgesplitst als de "Progressieve Partij". In 1899 wist Paul Heymans de partij weer te verenigen.
De liberalen merkten dat zij veel overeenkomsten met de socialisten hadden. Zo waren beide partijen tegen het algemeen meervoudig kiesrecht. Zij wilden dat alle stemmen evenveel meetelden ongeacht de lonen of het vermogen. Naast het algemeen enkelvoudig stemrecht wilden zij ook de leerplicht invoeren, het onderwijs verbeteren en pensioenen voor alle werknemers. In 1912 sloten de Liberale Partij en de Belgische Werkliedenpartij een kartel. In 1919 werd het algemeen enkelvoudig stemrecht ingevoerd. Hierdoor telde elke stem maar één keer mee. Toch kon het kartel niet de absolute meerderheid van de Katholieke Partij doorbreken.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog besloten de katholieken, liberalen en socialisten om samen te werken tegen de Duitse invasie. Zij vormden één oorlogsregering. In de jaren na de oorlog eindigden de liberalen opnieuw in de oppositie. Dit veranderde in de jaren 1930. De katholieken verloren steeds meer zetels, terwijl de Kommunistische Partij van België (KBP), de fascistische partij Rex en het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) steeds meer zetels wonnen. De liberalen waren tegen alle drie de groepen. Hierdoor hielpen zij samen met de socialisten de Katholieke Partij aan een meerderheid.
Tweede Wereldoorlog en wederopbouw
In 1940 vielen de nazi's België binnen. De Belgische regering vluchtte naar Frankrijk en later naar Londen. De Liberale Partij was onderdeel van het oorlogskabinet van Hubert Pierlot. Ook werden veel liberalen onderdeel van het verzet. Dit deden zij met gevaar voor eigen leven, aangezien zij vervolgd of vermoord konden worden. De liberale minister Victor De Laveleye maakte in 1941 het V-teken met zijn vingers. Deze "V" stond zowel voor het Franse woord "Victoire" (overwinning) als het Nederlandse woord "vrijheid". Het V-teken werd later een teken van het verzet tegen de nazi's.
In 1946 werden voor het eerst weer verkiezingen gehouden. Tegen de verwachting in behaalden de liberalen zelfs 16 zetels (de helft ten opzichte van 1939). Hierdoor werden de liberalen de vierde partij achter de katholieken, socialisten en communisten. Ondanks het verlies van zetels doen de liberalen aan verschillende regeringen mee. Ze zijn betrokken bij het ontstaan van de verzorgingsstaat en het vrouwenkiesrecht. De liberaal en feministe Jane Brigode zou in 1945 tot eerste vrouwelijke partijvoorzitter van de Liberale Partij en België verkozen worden.
De partij raakte echter verdeeld over de koningskwestie. Een deel van de liberalen wilden niet dat Leopold III zou terugkeren naar België, terwijl een ander gedeelte dat wel wilde. De kwestie zorgde er uiteindelijk voor dat de Christelijke Volkspartij (CVP) een absolute meerderheid kreeg. Dit zorgde weer tot woede bij de liberalen, aangezien de partij ook het religieus onderwijs ging subsidiëren. Dit leidde tot een nieuwe schoolstrijd.
Einde
De Liberale Partij bleef na de oorlog steken op minder dan 30 zetels. In 1961 besloot de partij zich daarom te moderniseren. Onder voorzitter Omer Vanaudenhove wordt de partij omgetoverd in de Partij voor Vrijheid en Vooruitgang (PVV) of Parti de la Liberté et du Progrés in het Frans. De PVV was niet meer uitgesproken voor een strikte scheiding tussen kerk en staat. Hiermee probeerden zij christendemocratische kiezers aan te spreken. Tijdens de verkiezingen van 1965 groeide de partij zelfs van 20 naar 48 zetels.
De Partij voor Vrijheid en Vooruitgang was eerst een nationale partij. In 1972 wordt de partij in een Franstalige en Vlaamse vleugel gesplitst. De Vlaamse vleugel bestaat tegenwoordig onder de naam Open Vlaamse Liberalen en Democraten (Open Vld). De Franstalige vleugel heet tegenwoordig Mouvement Réformateur (MR). Nog altijd worden deze twee partijen als de "liberalen" aangeduid.
Ideologie
De Liberale Partij was tijdens de 19e eeuw eerder een beweging dan één partij. Het bestond uit progressieve, conservatieve en gematigde liberalen. Zij waren het lang niet altijd eens met elkaar, maar hadden een aantal gemeenschappelijke punten waarin zij zich konden vinden. De liberalen waren in de 19e eeuw antiklerikaal. Dit wil zeggen dat zij een strikte scheiding tussen kerk en staat wilden. Zo wilden zij niet het vrij onderwijs (scholen met een religieuze grondslag) met overheidsgeld betaald werden. In plaats daarvan vonden zij dat er alleen openbaar onderwijs (scholen zonder religieuze grondslag) door de overheid betaald kon worden. Hierin verschilden zij het meest van de Katholieke Partij.
De liberalen waren daarbuiten ernstig verdeeld over zaken als arbeidersrechten, de Vlaamse Beweging en het vrouwenkiesrecht. Er waren progressieve liberalen die de situatie van de arbeiders wilden verbeteren. Ook waren er liberalen die voorstander van het vrouwenkiesrecht waren. Daartegenover stonden weer conservatieve liberalen die dit absoluut niet wilden. De liberalen waren in het algemeen voorstander van vrijhandel. Zij wilden de markt het werk laten doen en zo min mogelijk overheidsbemoeienis en importrechten. Tijdens de 20e eeuw werd de Liberale Partij een stuk progressiever. Na de Tweede Wereldoorlog was de partij ook meer sociaalliberaal. Ze waren voorstander van de verzorgingsstaat en een bepaalde mate van overheidsbemoeienis. Toch wilden zij ook lagere belastingen en richtten zich vooral op de middenklasse.
Tot aan 1950 waren de liberalen nog erg Fransgezind. Dit kwam doordat de liberalen veel aanhang in Wallonië en Brussel hadden. Zij zagen de Vlaamse Beweging als gevaar voor het voorbestaan van België. Toch waren er ook Vlaamsgezinde liberalen binnen de partij die streden voor de rechten van Nederlandstaligen. Een voorbeeld hiervan is de Antwerpse liberaal Louis Franck. Hij was onderdeel van de drie kraaiende hanen die streden voor een Nederlandstalige universiteit. De partij bleef tot aan het einde in 1961 verdeeld over deze kwesties.
Resultaten
Hieronder vindt je een overzicht van de zetelaantallen van de Liberale Partij in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. De partij was ook vertegenwoordigd in de Senaat. Tot aan de jaren 1920 had de Liberale Partij geen partijvoorzitter. Toch kunnen personen als Rogier en Frère-Orban als partijvoorzitters gezien worden. In de 20e eeuw werkte de Liberale Partij samen met de Belgische Werkliedenpartij. In een aantal kiesdistricten deden zij mee onder één lijst (partijkartel). De zetels van dit kartel zijn niet opgenomen in onderstaande lijst.
Jaar | Partijvoorzitter | Zetels | +/- |
---|---|---|---|
1848 | Charles Rogier | 83/108 |
+83 |
1850 | Charles Rogier | 69/108 |
-14 |
1852 | Charles Rogier | 57/108 |
-12 |
1854 | Henri de Brouckère | 54/108 |
-3 |
1856 | Charles Rogier | 45/108 |
-9 |
1857 | Charles Rogier | 70/108 |
+25 |
1859 | Charles Rogier | 69/116 |
-1 |
1861 | Charles Rogier | 66/116 |
-3 |
1863 | Charles Rogier | 59/116 |
-7 |
1864 | Charles Rogier | 64/116 |
+5 |
1866 | Charles Rogier | 70/122 |
+6 |
1868 | Walthère Frère-Orban | 72/122 |
+2 |
Juni 1870 | Walthère Frère-Orban | 61/122 |
-11 |
Augustus 1870 | Walthère Frère-Orban | 52/124 |
-9 |
1872 | Walthère Frère-Orban | 53/124 |
+1 |
1874 | Walthère Frère-Orban | 56/124 |
+3 |
1876 | Wlathère Frère-Orban | 57/124 |
+1 |
1878 | Walthère Frère-Orban | 72/132 |
+15 |
1880 | Walthère Frère-Orban | 74/132 |
+2 |
1882 | Walthère Frère-Orban | 79/138 |
+5 |
1884 | Walthère Frère-Orban | 52/138 |
-27 |
1886 | Onbekend | 40/138 |
-12 |
1888 | Onbekend | 40/138 |
= |
1890 | Onbekend | 44/138 |
+4 |
1892 | Onbekend | 60/152 |
+16 |
1894 | Onbekend | 17/152 |
-43 |
1896 | Onbekend | 13/152 |
-4 |
1898 | Onbekend | 13/152 |
= |
1900 | Onbekend | 31/152 |
+18 |
1902 | Onbekend | 20/162 |
-11 |
1904 | Onbekend | 22/166 |
+2 |
1906 | Paul Hymans | 15/166 |
-7 |
1908 | Onbekend | 15/166 |
= |
1910 | Onbekend | 15/166 |
= |
1912 | Onbekend | 21/166 |
+6 |
1914 | Onbekend | 20/166 |
-1 |
1919 | François Prosper Hanrez | 34/186 |
+14 |
1921 | Albert Mechelynck | 33/186 |
-1 |
1925 | Édouard Pecher | 23/187 |
-10 |
1929 | Albert Devéze | 28/187 |
+5 |
1932 | Albert Devéze | 24/187 |
-4 |
1936 | Léon Dens | 23/202 |
-1 |
1939 | Émile Coulonvaux | 33/202 |
+10 |
1946 | Roger Motz | 17/202 |
-16 |
1949 | Roger Motz | 29/212 |
+12 |
1950 | Roger Motz | 20/212 |
-9 |
1954 | Henri Liebeart | 24/212 |
+4 |
1958 | Maurice Destenay | 20/212 |
-4 |
1961 | Roger Motz | 20/212 |
= |
Bronnen
- Laroy, Peter (2023). "Liberale Partij". Encyclopedie van de Vlaamse Beweging.
- Onbekend (onbekend). "Geschiedenis" via www.openvld.be.
- Preventier, Walter (1990). "De essentie van het politiek liberalisme in België". De Vlaamsche Gids, jaargang 74. Bladzijde 5-6.
- Witte, Els, Craeybeckx, Jan en Meynen, Alain (1997). Politieke Geschiedenis van België: Van 1830 tot heden. Zesde herziende uitgave, Standaard Uitgeverij NV, Antwerpen.