Maurits van Oranje

Uit Wikikids
⧼vector-jumptonavigation⧽ ⧼vector-jumptosearch⧽

Maurits van Oranje, tot 1618 Maurits van Nassau (Dillenburg, 14 november 1567 – Den Haag, 23 april 1625) was stadhouder en legeraanvoerder van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Prins Maurits was stadhouder van Holland, Zeeland, Utrecht, Gelre (wat nu Gelderland is), Overijssel, Drenthe en Groningen. Hij was dus alleen niet de stadhouder van Friesland. Hij was lid van het Huis Oranje dat later het Huis Oranje-Nassau werd.

Leven en familie

De jonge Maurits omstreeks 1579

Maurits was de tweede zoon van Willem de Zwijger en Anna van Saksen en werd geboren op het kasteel van Dillenburg (een stad in de regio Gießen van Hessen in Duitsland). Hij werd vernoemd naar zijn grootvader van moeders kant, de keurvorst Maurits van Saksen, die ook een bekende generaal was. Hij werd in Dillenburg opgevoed door zijn oom Johan van Nassau (Jan de Oude).

Maurits had (uit het huwelijk van Willem van Oranje en Anna van Saksen) een oudere zus Anna van Nassau, een oudere broer Willem Lodewijk van Nassau en een jongere zus Emilia van Nassau (Later Emilia van Portugal).

Maurits is nooit getrouwd geweest, maar was de vader van buitenechtelijke kinderen van Margaretha van Mechelen (onder anderen Willem van Nassau, heer van de Lek en Lodewijk van Nassau, heer van De Lek en Beverweerd ) en van Anna van de Kelder.

Samen met zijn broer Willem Lodewijk studeerde hij in Heidelberg (D) en later in Leiden waar hij Simon Stevin ontmoette. De Staten van Holland en Zeeland betaalden zijn studie, omdat hun vader in financiële problemen was gekomen nadat hij zijn hele fortuin had uitgegeven in de beginfase van de Nederlandse opstand (Tachtigjarige Oorlog).

De protestantse Maurits werd voorafgegaan als Prins van Oranje (geen Nederlandse titel) door zijn rooms-katholieke oudste halfbroer Filips Willem van Oranje-Nassau, Prins van Oranje (Graaf van Nassau en Graaf van Buren), overleden in 1618. Filips Willem stond echter onder bewaring van Spanje en bleef dat tot 1596, en was dus niet in staat om de Nederlandse onafhankelijkheidszaak te leiden. Filips Willem was de enige zoon uit het huwelijk van Willem van Oranje met zijn eerste vrouw Anna van Egmond (1533-1558), ook bekend als Anna van Buren. Maria van Nassau (1556-1616) was een volle zus van Filips Willem en een kanshebber net als Maurits over de nalatenschap van hun vader. Maria was het tweede meisje uit dit huwelijk. De eerste dochter, ook Maria geheten werd maar één jaar.

Maurits werd benoemd tot kapitein-generaal van het leger in 1587, waarbij hij de Engelse Robert Dudley - graaf van Leicester omzeilde, die terugkeerde naar Engeland toen hij dit nieuws hoorde.

Stadhouder en militaire carrière

Maurits was zestien toen zijn vader Willem van Oranje werd vermoord. Toch werd hij de nieuwe stadhouder, de nieuwe leider in 1584. De vorsten van Engeland en Frankrijk waren verzocht de soevereiniteit te aanvaarden, maar hadden dit geweigerd. Hierdoor was Maurits de enige aanvaardbare kandidaat voor de functie van stadhouder. Hij werd stadhouder van Holland en Zeeland in 1585, van Gelre, Overijssel en Utrecht in 1590 en van Groningen en Drenthe in 1620 (na de dood van zijn achterneef Willem Lodewijk van Nassau-Dillenburg (1560-1620), die daar en in Friesland stadhouder was geweest.

Veroveringen

Maurits reorganiseerde samen met Willem Lodewijk van Nassau-Dillenburg het Nederlandse Staatsleger, studeerde militaire geschiedenis van de Romeinen en de Grieken, strategie en tactiek, wiskunde en astronomie (sterrenkunde), en bewees dat hij tot de beste strategen van zijn tijd behoorde. Hij zorgde voor meer discipline in de legers. Ook ging hij zorgvuldig om met de inzet van zijn mannen. De Tachtigjarige Oorlog was een uitdaging voor hem, dus hij kon bewijzen dat hij een goede leider was door verschillende Spaanse Buitenposten te veroveren. Met speciale aandacht voor de belegeringstheorieën van Simon Stevin, nam hij waardevolle belangrijke forten en steden in. Deze periode staat bekend als de tien gloriejaren: Breda in 1590 met de bekende list met het turfschip van Breda, Zutphen, Knodsenburg in 1591, Steenwijk en Coevorden in 1592, Geertruidenberg in 1593 en Groningen in 1594. De hertog van Parma, Alexander Farnese, is in 1591 nog landsvoogd in de Nederlanden. Hij had een veel groter leger, maar kreeg steeds meer last van muiterij (opstand van soldaten die al lang geen loon hadden gehad). Ook moest Parma meer aan de slag in Frankrijk vanwege de Hugenoten. In 1597 ging Maurits verder met zijn offensief (aanvallen) en nam Rheinberg, Meurs, Groenlo, Bredevoort, Enschede, Ootmarsum en Oldenzaal in en sloot het jaar af met de verovering van Lingen. Deze overwinningen rondden de grenzen van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden af, versterkten de opstand tegen Spanje en lieten een nationale staat achter veilige grenzen ontstaan. Zo vestigden Maurits zich als de belangrijkste generaal van zijn tijd. In 1601 stuurde Filips III zijn veldheer Spinola naar de Nederlanden. Een geduchte (stevige) tegenstander voor Maurits. Deze Spaanse Spinola koste hem bijvoorbeeld weer Oldenzaal en Lingen, met veel doden als gevolg. Ook Groenlo en Rijnberk werden in 1606 door Spinola veroverd.

Veel van de grote generaals van de volgende generatie, waaronder zijn halfbroer Frederik Hendrik van Oranje-Nassau en veel van de commandanten van de Engelse Burgeroorlog, leerden hun vak onder zijn bevel. Frederik Hendrik van Oranje-Nassau was een zoon uit het vierde huwelijk van Willem van Oranje met Louise de Coligny. Deze prins van Oranje en graaf van Nassau, was stadhouder, kapitein-generaal en admiraal-generaal van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1625-1647) en opvolger van Maurits. Vanwege zijn succesvolle belegeringen kreeg Frederik Hendrik de bijnaam 'stedendwinger'. Frederik Hendrik is de voorvader van het huidige koningshuis.

Naast Johan van Oldenbarnevelt ging Maurits ook steeds meer samenwerken met zijn neef Willem Lodewijk van Nassau-Dillenburg, de stadhouder van Friesland. In Friesland staat hij bekend onder de bijnaam Us Heit (Fries voor: Onze Vader). De goede relatie tussen hen heeft altijd stand gehouden en op militair gebied heeft Willem Lodewijk veel invloed op Maurits gehad. Dit was mogelijk doordat Maurits open stond voor meningen van anderen.

Prins Maurits in de Slag bij Nieuwpoort, 2 juli 1600

Slag bij Nieuwpooort

Ook Maurits streed dus tegen de Spaanse overheersing van Filips II, die overleed in 1598 en opgevolgd werd door Filips III die de oorlog voortzette. Ook had de kersverse Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden veel last van de zeerovers bij Duinkerken die de handels- en vissersvloot veel schade brachten. In juli 1600 wist Maurits met de slag bij Nieuwpoort met veel moeite het leger van Albrecht van Oostenrijk te verslaan. Het staatse leger trok zich echter terug waardoor hij er weinig voordeel aan had. De roep om vrede werd steeds luider en de oorlogvoering koste veel belastinggeld. Het schaadde ook de handel. Lange tijd werd Maurits geholpen door Johan van Oldenbarnevelt. Johan van Oldenbarnevelt (kun je vergelijken met een huidige minister van financiën) wilde geld sparen en heeft in 1609 een soort wapenstilstand geregeld: het Twaalfjarig Bestand. Maurits was hier boos over en heeft zijn vroegere “vriend” in de ban gedaan. Johan van Oldenbarnevelt is dan uiteindelijk ook vermoord. Het gevolg van het Twaalfjarig Bestand was wel dat Spanje zonder enige beperking de Republiek als zelfstandige staat erkende voor de duur van het bestand. De Nederlanders kregen ook een vrije vaart op Indië (zie Verenigde Oostindische Compagnie - VOC).

Ondertussen in de Nederlanden

De Zuiderlijke Nederlanden leken voorgoed losgemaakt te zijn van de Noordelijke. In het zuiden was het protestantisme vrijwel uitgeroeid. Protestanten uit het zuiden vluchtten naar het Noorden en namen hun kennis en kunde en veel geld met zich mee. Dit betekende een flinke boost aan de welvaart, het begin van de gouden eeuw. De renaissance schilderkunst gaat langzaam over in die van de barok, met schilders als Rembrandt van Rijn, Frans Hals en Jacob van Ruisdael.

Patriciërs en stedelijke regenten

De Spaanse koning of landsheer Filips III was geen heerser meer over de Noordelijke Nederlanden. De stedelijke machthebbers of bovenklasse, de patriciërs kregen een steeds grotere vinger in de pap van de Staten-Generaal, met die van Amsterdam voorop. Opmerkelijk is dat de zogeheten stedelijke regentenfamilies niet tot de strenge calvinisten of gereformeerden hoorden. Dat zou ook nadelig zijn voor hun manier van handel drijven en manier van leven. De Amsterdamse regenten Joan (I) Huydecoper van Maarseveen (1599-1661), Gerrit Pietersz Bicker, Cornelis Pietersz Hooft, en Jan Six (1618-1700) zijn voorbeelden van zeer vooraanstaande Amsterdamse regenten. Zij waren onder andere burgemeester van de stad. Veel van deze hoge heren kom je tegen op de zogeheten schuttersstukken, waarvan de Nachtwacht van Rembrandt van Rijn een voorbeeld is. Ook Frans Hals maakte dergelijke groepsportretten met daarop de stedelijke regenten, ook wel een regentenstuk genoemd. Deze hoge heren en handelaren organiseerden zich in de vroedschap. De vroedschap mocht ieder jaar een lijst opmaken voor de functies van de burgemeesters en de schepenen en wie ze daarvoor wilden benoemen (een soort verkiezingen). Die kwamen meestal uit dezelfde families. Het is als het ware de 'nieuwe adel'. De macht van de regenten was het grootst tijdens het Eerste Stadhouderloze Tijdperk (1650-1672). Veel van deze families lieten fraaie herenhuizen bouwen, bijvoorbeeld langs de grachtengordels van Amsterdam.

Ontstaan van de molenindustrie

Langs de Zaan bij Zaandam kwamen meer en meer molens te staan. Een nieuwe molenvorm was de houtzaagmolen (de eerste in 1596). Een belangrijke stap in de houtindustrie en schepenbouw. Andere molens waren er voor meel, mosterd, verf, olie, papier en pellen van rijst en gerst. Door de uitbreidende scheepvaart, kwamen er ook meer vissersschepen. Meteen ook een soort van scheepvaartschool. Voor de handel over zee kwam een nieuw scheepstype; de fluit. Het is dan ook niet vreemd dat juist nu de VOC ontstond. De Patriciers staken hier veel geld in. Zoektochten naar een noordelijke route naar Indië, om zo de portugezen en Spanjaarden te ontwijken, mislukten. De overwintering op Nova Zembla in 1596/97 is hier een voorbeeld van. Deze ontwikkelingen waren goed voor het land, maar het maakte andere landen ook jaloers.

Ruzie tussen Maurits en van Oldenbarnevelt

Binnen de gereformeerde kerk ontstond een splitsing. De arminianen of remonstranten (rekkelijken), die vooral aanhangers had onder de stedelijke regenten, en de gomaristen of contraremonstranten (Preciezen) die de meerderheid hadden in de republiek. Het ging er hier om dat de één vond dat bijbel anders uitgelegd moest worden dan dat de ander deed. De remonstranten wilden hierdoor bescherming van de Staten-Generaal. Zo werd het een politieke zaak. De Staten-Generaal besloten een Synode bijeen te roepen, maar dat liet lang op zich wachten. Oldenbarnevelt, ook een Remonstrant, was meer voor het zelf mogen kiezen. Maurits koos de kant van de contraremonstranten en vond dat het de staatsgodsdienst moest zijn. Oldenbarnevelt was daarnaast meer op de hand van Frankrijk. Maurits vond de Fransen echter onbetrouwbaar en wilde liever een nauwere band met Engeland dat met Jacobus I een protestantse koning had.

Oldenbarnevelt was de staatsman, de politicus. Maurits de militair. Jarenlang hadden ze goed samengewerkt. Dat liep nu stuk. Maurits wilde het oorlogskarwei van de Tachtigjarige Oorlog afmaken. Oldenbarnevelt wilde (net als veel Nederlanders) rust. Het gedoe van de splitsing binnen de kerk was al snel onder het volk bekend. Ook de katholieken in bijvoorbeeld het Utrechtse voelden zich buitengesloten en het gewest Utrecht vond dat het gewest Holland het zelf maar moest uitzoeken. Dit alles gaf enorm veel spanningen. Ondanks dat Oldenbarnevelt in de Staat van Holland tolerantie probeerde voor elkaar te krijgen, kon de daadwerkelijke splitsing niet voorkomen worden. Op 28 augustus 1618 gaat Maurits met machtiging van de Staten-Generaal van Oldenbarnevelt arresteren. Van Oldenbarnevelt kreeg de doodstraf en zijn medestanders Hugo de Groot en Rombout Hogerbeets kregen een levenslange gevangenisstraf opgelegd. Hugo de Groot wist in de beroemde boekenkist vanuit slot Loevestein te ontsnappen. Een andere medestander Gillis van Ledenberg, pleegde zelfmoord. Vreemd is dat nergens in het vonnis stand dat de beklaagden zich aan land- en hoogverraad schuldig hadden gemaakt. Volgens zeggen hadden ze wel onrust gezaaid in de kerk en in de staat.

Op 12 mei werd van Oldenbarnevelt voor de Ridderzaal onthoofd. Nu zou je het een rechtelijke dwaling (onterecht een straf krijgen) kunnen noemen. Toen veranderde de wetten nog voortdurend. Vaste regels waren er eigenlijk nog niet. Maurits en de Staten-Generaal hadden de beslissende stem. Ze zagen het als staatsbelang en wilden een burgeroorlog voorkomen.

Tijdens de Dordtse Synode (13 november 1618 tot 29 mei 1619, met 160 vergaderingen) werd de remonstrantse leer verworpen (verboden). Er werden Leerregels opgesteld. Maurits hoopte dat hiermee de rust in de gereformeerde kerk terug zou keren.

Laatste jaren

Wapen van Maurits van Oranje

Na het overlijden van zijn neef Willem Lodewijk van Nassau-Dillenburg, werd Maurits ook stadhouder van Groningen en Drenthe. Ernst Casimir van Nassau-Dietz (kortweg Ernst Casimir) werd stadhouder van Friesland. Hij is de zoon van Jan VI van Nassau-Dillenburg (broer van Willem van Oranje) en Elisabeth van Leuchtenberg. Ernst is de vader van Willem Frederik van Nassau-Dietz die later zou trouwen met zijn achternicht Albertine Agnes van Nassau. Zij zijn de 'stamouders' van het huidige koninklijk huis.

Na het wegvallen van van Oldenbarnevelt was de Republiek bestuurlijk niet meer wat het was. De strijd tegen de Spanjaarden werd weer voortgezet en Maurits leed flinke nederlagen. Ook zijn gezondheid ging achteruit.

In 1623 beraamden de zonen van Johan van Oldenbarnevelt en andere remonstranten een aanslag op Maurits. Dit complot werd ontdekt en ze werden veroordeeld. Enkelen werden onthoofd, anderen kregen levenslang.

Maurits was eigenlijk te ziek om in actie te komen tegen de Spaanse veldheer Spinola bij het beleg van Breda. Terwijl het beleg nog in volle gang was, vertrok Maurits naar Den Haag en overleed daar op 23 april 1625.

Zijn lichaam werd bijgezet in de grafkelder van Oranje-Nassau in de Nieuwe Kerk in Delft. Zijn halfbroer Frederik Hendrik van Oranje volgde hem op als stadhouder en als kapitein-generaal. Frederik Hendrik is de vader van Albertine Agnes van Nassau.

Orde van de kousenband

Op het wapen van Maurits zie je een soort riem. Dit stelt de Orde van de Kousenband voor. In 1613 werd Maurits opgenomen als ridder in de Engelse Orde van de Kousenband wat zorgde voor een verhoging van zijn aanzien. Deze ridderorde had Maurits gekregen van de Engelse koning Jacobus I om de vriendschapsbanden te versterken.

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Maurits_van_Oranje&oldid=844891"