Jean-Paul Sartre
Jean-Paul Sartre | |
Jean-Paul Sartre in 1967 | |
Citaat | "De hel, dat zijn de anderen." |
Algemene informatie | |
Naam voluit | Jean-Paul Charles Eymard Sartre |
Geboren | 21 juni 1905 |
Geboorteplaats | Parijs in Frankrijk |
Overleden | 15 april 1980 |
Nationaliteit | Parijs in Frankrijk |
Werk | |
Beroep | Filosoof, schrijver |
Tijdperk | Moderne filosofie |
Jaren actief | 1936-1980 |
Genre | Essays, non-fictie, romans, novelles, toneelstukken |
Stroming | Existentialisme Continentale filosofie |
Belangrijkste ideeën | Kwade trouw, Het zijn gaat vooraf aan het wezen, De mens is een vrij wezen, het niet |
Invloeden | Georg Wilhelm Friedrich Hegel, Martin Heidegger, Edmund Husserl, Friedrich Nietzsche, Karl Marx |
Beïnvloedde | Simone de Beauvoir, Albert Camus |
Levensbeschouwing | Humanisme, existentialisme |
Bekende werken | De Walging (1938) Het zijn en het niet (1943) Met gesloten deuren (1944) De woorden (1964) |
Handtekening | |
Portaal Filosofie |
Jean-Paul Charles Eymard Sartre (Parijs, 21 juni 1905 – 15 april 1980) was een Frans schrijver en wijsgeer en een van de invloedrijkste filosofen van het existentialisme. Als schrijver werd hij vooral door zijn romans en toneelstukken bekend. Toen hem in 1964 de Nobelprijs voor Literatuur werd toegekend, weigerde hij die te aanvaarden.
Levensloop
Sartre was de zoon van Jean-Baptiste Sartre en Anne-Marie Schweitzer. Toen hij pas 15 maanden was stierf zijn vader aan de griep; zijn moeder voedde hem op met de hulp van zijn opa, Charles Schweitzer. Zijn opa, die een Duitse docent op de middelbare school was, leerde hem wiskunde en nam allerlei klassieke literatuur met Jean-Paul door. Hij was pas een tiener in de twintiger jaren toen hij zich voor het eerst interesseerde in filosofie na het lezen van Henri Bergsons Essai sur les données immédiates de la conscience (1889).
Hij zat op het Henri IV Lyceum (middelbare school) in Parijs, voordat hij van 1922 tot 1924 naar het Louis-de-Grand lyceum ging om zich voor te bereiden op de hogere school. Hij werd toegelaten tot de École normale supérieure, waar hij Simone de Beauvoir leerde kennen. Zij werden vrienden voor het leven. Hij studeerde in 1929 af aan de École normale supérieure met een doctoraat in filosofie. Van 1929 tot 1931 vervulde hij zijn dienstplicht bij het Franse leger. In 1939 zat hij wederom in het leger, als weerkundige. Duitse troepen namen hem in 1940 gevangen, waardoor hij de volgende negen maanden als krijgsgevangene in een cel in Trier zat. Doordat zijn gezondheid slecht was, lieten ze hem in april 1941 gaan.
Sartre werd leraar aan de Lycée Pasteur dichtbij Parijs. Een tijd later nam hij de plaats in van een Joodse leraar op de Lycée Condorcet. De Joodse leraar mocht door regels niet meer lesgeven. Toen hij in mei 1941 terug in Parijs was, richtte hij de ondergrondse groep Socialisme et Liberté (Nederlands: Socialisme en Vrijheid) op met verschillende andere schrijvers, namelijk Simone de Beauvoir, Merleau-Ponty, Jean-Toussaint, Dominique Desanti, Jean Kanapa en studenten van École Normale. Simone en Jean-Paul probeerde ook de steun van André Gide en André Malraux te krijgen, maar dat lukte niet. Snel daarna was de groep er niet meer, veel mensen wilden wat anders doen. In het geval van Jean-Paul, schrijven.
Na augustus 1944 en de bevrijding van Parijs werd hij een fanatieke schrijver voor de krant Combat. Die was opgericht door filosoof en schrijver Albert Camus, die Jean-Pauls gedachten deelde. De Franse filosoof Vladimir Jankelevitch zei dat Jean-Paul niet genoeg politieke bijdragen had geleverd tijdens de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog startte hij met het schrijven van een maandelijkse politieke review, Les Temps Modernes.
De hoofdgedachte van zijn theorieën is: De mens is een vrij wezen. Hij vindt dat de mens eigenlijk altijd de vrijheid heeft om zijn eigen keuzes te maken. Zelfs in oorlogen als er bijvoorbeeld wordt gezegd; Je moet dit doen, anders ga je de gevangenis in. Jean-Paul zegt dat je ook in zo'n situatie 'nee' kan zeggen. Hij zegt daarom ook dat vrijheid geweldig kan zijn, maar ook een last, want vrijheid brengt ook verantwoordelijkheid met zich mee.
Politiek
Sartre zag zichzelf als een marxist. Tijdens de Koude Oorlog koos hij eerst noch de zijde van de Verenigde Staten, noch de zijde van de Sovjet-Unie. Met het uitbreken van de Koreaanse Oorlog veranderde dat: Sartre koos in 1952 de kant van de Sovjet-Unie. Hij is echter nooit lid geworden van de Franse Communistische Partij.
In 1956 keerde Sartre zich tegen de Sovjet-Unie, omdat dat land de Hongaarse Opstand neersloeg. Verder schaarde hij zich aan de Algerijnse kant tijdens de Algerijnse Oorlog en sprak hij zich uit tegen het kolonialisme.
Bibliografie
Theater
- Nekrassov, 1955
- Le Diable et le bon dieu (De duivel en de goede god), 1951
- La Putain respectueuse (De eerbiedige lichtekooi) 1946
- Baudelaire, 1947
- Les Mains sales (Vuile handen), 1948
- Morts sans sépulture (Doden zonder begrafenis), 1946
- Les Séquestrés d'Altona (De veroordeling van Altona), 1959
- Les Mouches (De vliegen (Amsterdam 1983)), 1943
- Huis-clos (Met gesloten deuren (Amsterdam 1983)), 1944
- Baronia (1940)
- Kean (1954)
- Les Troyennes (1965)
Autobiografieën
- Les Mots (De woorden (Utrecht 1981)), 1964
- Les Carnets de la drôle de guerre: Novembre 1939 - Mars 1940 (Oorlogsdagboek: Schriften van de oorlog, november 1939 - maart 1940), 1984
Filosofie
- L'Imagination (Beeld en verbeelding (Meppel 1968)), 1936
- La Transcendance de l'égo (Het ik is een ding; schets ener fenomenologische beschrijving (Meppel 1978)), 1937
- Esquisse d'une théorie des émotions (Magie en emotie (Meppel 1966)), 1939
- L'Imaginaire (Het imaginaire; fenomenologische psychologie van de verbeelding (Meppel 1970)), 1940
- L'être et le néant: Essai d'ontologie phénomenologique (Het zijn en het niet; proeve van een fenomenologische ontologie (Rotterdam 2003)), 1943
- L'Existentialisme est un humanisme (Het existentialisme is een humanisme), 1946
- Critique de la raison dialectique (Kritiek van de dialectische rede), 1960
- Cahiers pour une morale (Schriften voor een moraal), 1983, 1947-48
- Conscience et connaissance de soi, 1947
- Vérité et existence, 1989
Andere teksten
- La Nausée (De Walging (Amsterdam 1985)), 1938
- Le Mur (De Muur (Amsterdam 1983)), 1939
- Réflexions sur la question juive (Reacties op de Joodse vraag), 1943
- Les Chemins de la liberté (De wegen der vrijheid) trilogie:
- L'Âge de raison (De jaren des onderscheids (Amsterdam 1949)), 1945
- Le Sursis (Het oponthoud (Amsterdam 1952)), 1947
- La Mort dans l'Âme (De dood in het hart (Amsterdam 1952)), 1949
- Qu'est ce que la littérature? (Wat is de literatuur?), 1947
- Situations, 1947 –1965
- "Orphée Noir" (Zwarte Orpheus), 1948
- Les Jeux sont faits (De teerling is geworpen), 1952
- Saint Genet, Actor and Martyr, 1952
- Existentialisme et émotions humaines, 1957
- Questions de méthode (Het probleem van methodes), 1957
- Colonialisme et néocolonialisme, 1964
- L'Idiot de la famille (De idioot van de familie), 1971–1972
Winnaars van de Nobelprijs voor Literatuur | |||
---|---|---|---|
1901: Prudhomme · 1902: Mommsen · 1903: Bjørnson · 1904: Mistral, Echegaray · 1905: Sienkiewicz · 1906: Carducci · 1907: Kipling · 1908: Eucken · 1909: Lagerlöf · 1910: Heyse · 1911: Maeterlinck · 1912: Hauptmann · 1913: Tagore · 1915: Rolland · 1916: Heidenstam · 1917: Gjellerup, Pontoppidan · 1919: Spitteler · 1920: Hamsun · 1921: France · 1922: Benavente · 1923: Yeats · 1924: Reymont · 1925: Shaw · 1926: Deledda · 1927: Bergson · 1928: Undset · 1929: Mann · 1930: Lewis · 1931: Karlfeldt · 1932: Galsworthy · 1933: Boenin · 1934: Pirandello · 1936: O'Neill · 1937: Gard · 1938: Buck · 1939: Sillanpää · 1944: Jensen · 1945: Mistral · 1946: Hesse · 1947: Gide · 1948: Eliot · 1949: Faulkner · 1950: Russell · 1951: Lagerkvist · 1952: Mauriac · 1953: Churchill · 1954: Hemingway · 1955: Laxness · 1956: Jiménez · 1957: Camus · 1958: Pasternak · 1959: Quasimodo ·1960: Perse · 1961: Andrić · 1962: Steinbeck · 1963: Seferis · 1964: Sartre (geweigerd) · 1965: Sjolochov · 1966: Agnon, Sachs · 1967: Asturias · 1968: Kawabata · 1969: Beckett · 1970: Solzjenitsyn · 1971: Neruda · 1972: Böll · 1973: White · 1974: Johnson, Martinson · 1975: Montale · 1976: Bellow · 1977: Aleixandre · 1978: Singer · 1979: Elýtis · 1980: Miłosz · 1981: Canetti · 1982: García Márquez · 1983: Golding · 1984: Seifert · 1985: Simon · 1986: Soyinka · 1987: Brodsky · 1988: Mahfoez · 1989: Cela · 1990: Paz · 1991: Gordimer · 1992: Walcott · 1993: Morrison · 1994: Oë · 1995: Heaney · 1996: Szymborska · 1997: Fo · 1998: Saramago · 1999: Grass · 2000: Gao · 2001: Naipaul · 2002: Kertész · 2003: Coetzee · 2004: Jelinek · 2005: Pinter · 2006: Pamuk · 2007: Lessing · 2008: Le Clézio · 2009: Müller · 2010: Vargas Llosa · 2011: Tranströmer · 2012: Mo · 2013: Munro · 2014: Modiano · 2015: Aleksijevitsj · 2016: Dylan · 2017: Ishiguro · 2018: Tokarczuk · 2019: Handke · 2020: Glück · 2021: Gurnah · 2022: Ernaux · 2023: Fosse |