Basisinkomen

De term basisinkomen of burgerschapsdividend verwijst naar een regeling waarbij iedere burger van een land maandelijks leefgeld krijgt van de overheid van zijn land.
Aangezien dit geld maandelijks vanuit de overheid aan burgers betaald zou worden, wordt dit leefgeld een inkomen genoemd. Dit inkomen is een basisinkomen, omdat iedere burger dit geld ontvangt.
Redenen
Er zijn over het algemeen twee soorten redenen waarom politici pleiten voor een basisinkomen. Een basisinkomen:
- zorgt ervoor dat mensen daadwerkelijk hun mensenrechten kunnen laten gelden, zoals het recht op (een waardig) leven;
- zorgt ervoor dat armoede op een betrekkelijk eenvoudige manier bestreden wordt, dus zonder allerlei specifieke regelingen (zoals het wettelijk minimumloon, de bijstandsuitkering, de werkloosheidsuitkering, de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de ziekte-uitkering, het basispensioen en toeslagen).
Deze soorten redenen worden (op volgorde van de blikvangers in de lijst) ook wel principiële redenen en pragmatische redenen genoemd. Principieel gezien kan een basisinkomen dus (deels) verzekeren dat burgers een waardig leven hebben, maar ook dat ze minder afhankelijk zijn van hun werk om te kunnen leven. Pragmatisch gezien kan een basisinkomen veel kosten en moeite voor zowel de overheid als burgers sparen, omdat het afschaffen van veel regelingen en het invoeren van één regeling leidt tot minder bureaucratie, en omdat burgers geen moeite hoeven te doen om uit te zoeken of ze wel recht hebben op een specifieke regeling.
Tegenstanders van het basisinkomen vinden het een slecht idee, omdat burgers afhankelijk blijven of soms afhankelijker worden van de overheid om rond te kunnen komen. Daarnaast vrezen zij dat burgers die in theorie (méér) zouden kunnen werken ervoor kiezen om dat niet te doen, omdat zij tevreden zijn met het basisinkomen. Dit kan leiden tot een afname van de groei van de economie en lagere belastinginkomsten voor de overheid. Deze tegenstanders hebben in plaats daarvan liever dat de belasting op arbeid of werk omlaag gaat.
Soorten
Er zijn over het algemeen twee soorten basisinkomen: een onvoorwaardelijk basisinkomen (afgekort: obi) en een gedeeltelijk basisinkomen.
Bij een gedeeltelijk basisinkomen krijgen vaak alleen burgers tot een bepaald inkomen het basisinkomen. Er wordt dan een onderscheid gemaakt tussen arm en rijk. Rijke mensen hebben namelijk strikt genomen geen basisinkomen nodig om van rond te komen. Daarnaast is dit basisinkomen vaak alleen een vervanging voor uitkeringen en toeslagen, maar geen vervanging voor het minimumloon en belastingkortingen. Het voordeel van deze regeling is dat mensen die ook zonder een basisinkomen kunnen rondkomen, het geld niet onnodig krijgen. Het nadeel van deze regeling is dat er een stelsel van verschillende regelingen blijft bestaan, waardoor de uitvoering ervan nog steeds veel tijd, moeite en geld kan kosten voor de overheid en voor burgers.
Bij een onvoorwaardelijk basisinkomen krijgen alle burgers het basisinkomen. Het nadeel hiervan is dat het geld ook gaat naar mensen die het niet nodig hebben, maar het voordeel hiervan is dat alle vormen van inkomenshulp worden vervangen met één regeling.
Praktijk

Verschillende staten van de Verenigde Staten hebben een vorm van een basisinkomen. In Brazilië bestaat er ook een soort basisinkomen, maar dat is vooral op families gericht.
In andere landen is er wel geëxperimenteerd met het basisinkomen, maar is het niet ingevoerd, omdat een meerderheid van de politieke partijen dat niet wilde.
In Nederland was de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (afgekort WRR), een adviesraad van de regering, in 1985 voorstander van de invoering van het basisinkomen. Dit is uiteindelijk niet gebeurd. De politieke partij GroenLinks en vakbond Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) waren in het verleden ook vóór een basisinkomen.
In Nederland zijn tegenwoordig De Groenen, de Politieke Partij voor Basisinkomen (PPvB) en LEF voorstander van de invoering van het basisinkomen. De Partij voor de Dieren is voorstander van een onderzoek naar de invoering van het basisinkomen, maar staat ook open voor andere manieren van armoedebestrijding. Volt Nederland wil stapsgewijs werken naar een basisinkomen en pleit voor de verhoging van de bijstandsuitkering als eerste stap.
In België is hoogleraar in de economie Phillipe Van Parijs een groot voorstander van het basisinkomen. Onder zijn invloed pleitten de partijen Groen en Ecolo in de jaren 90 voor het basisinkomen. Ook het liberale Vivant was lang voorstander van het basisinkomen. Uiteindelijk verdween het voorstel echter uit de partijprogramma's van de partijen, omdat een meerderheid uit zicht was.
Tegenwoordig is alleen de Belgische Piratenpartij voorstander van het basisinkomen.