Staatsinrichting: verschil tussen versies
Regel 2: | Regel 2: | ||
== Nederland == |
== Nederland == |
||
− | [[Bestand: |
+ | [[Bestand:Staatsinrichting_NL.jpg|miniatuur|450x450px|Nederlandse Staatsinrichting]] |
De Nederlandse [[grondwet]] stamt uit 1798 ([[Bataafse Republiek|Bataafse republiek]]) en is daarna steeds verder ontwikkeld, samen met andere wetten. In 1814 kreeg Nederland een nieuwe grondwet nadat de [[Franse tijd in Nederland|Franse tijd]] voorbij was. Toen kreeg Nederland naast de [[Eerste Kamer der Staten-Generaal|Eerste Kamer]] ook een [[Tweede Kamer der Staten-Generaal|Tweede Kamer]]. |
De Nederlandse [[grondwet]] stamt uit 1798 ([[Bataafse Republiek|Bataafse republiek]]) en is daarna steeds verder ontwikkeld, samen met andere wetten. In 1814 kreeg Nederland een nieuwe grondwet nadat de [[Franse tijd in Nederland|Franse tijd]] voorbij was. Toen kreeg Nederland naast de [[Eerste Kamer der Staten-Generaal|Eerste Kamer]] ook een [[Tweede Kamer der Staten-Generaal|Tweede Kamer]]. |
||
Versie van 20 mei 2023 12:11
Staatsinrichting is simpel gezegd het schoolvak dat uitleg geeft over de regeringsvorm of staatsvorm van een land. Vaak maakt het onderdeel uit van het vak maatschappijleer, maar heeft ook raakvlakken met politiek en aardrijkskunde. De bestuursvorm en de indeling van de bestuurslagen zijn hierbij het belangrijkst.
Nederland
De Nederlandse grondwet stamt uit 1798 (Bataafse republiek) en is daarna steeds verder ontwikkeld, samen met andere wetten. In 1814 kreeg Nederland een nieuwe grondwet nadat de Franse tijd voorbij was. Toen kreeg Nederland naast de Eerste Kamer ook een Tweede Kamer.
De grondwetsherziening van Thorbecke in 1848 was belangrijk. Toen werd het parlementair stelsel ingevoerd waarbij de koning onschendbaar was en de ministers verantwoordelijk werden. De uitvoerende macht van de regering werd vanaf dan gecontroleerd door het parlement, dat bepaalde rechten kreeg. De macht van de koning werd toen sterk ingeperkt waarbij de constitutionele monarchie ontstond.
In 1917 volgde er een herziening van de grondwet. Hierbij werd de vrijheid van onderwijs aangepast. Dit was na een lange periode waarin zich de schoolstrijd afspeelde. Voorheen werden alleen de openbare scholen door het rijk bekostigd. De bijzondere scholen (scholen volgens een bepaalde godsdienst of levensovertuiging) werden toen nog bijvoorbeeld door de kerk gefinancierd). Er kwam ook het algemeen mannenkiesrecht, en in 1919 werd het vrouwenkiesrecht ingesteld en vrouwen mochten in 1922 voor eerste keer ook naar de stembus, mede door de opkomst van het feminisme.
In 1983 kwam er opnieuw een herziening van de grondwet. Er werden nieuwe sociale grondrechten toegevoegd (zoals het recht op bestaanszekerheid, bescherming tegen discriminatie).
Regering en bestuur
De koning of de koningin is het staatshoofd. Samen met de verantwoordelijke ministers (gezamenlijk het kabinet) vormt hij of zij de regering. Het kabinet is de uitvoerende macht, maar zij leggen verantwoording af aan de Staten-Generaal (de Eerste en Tweede Kamer samen). Die controleren op hun beurt de regering. De Staten-Generaal en de regering samen vormen de wetgevende macht. De Staten-Generaal worden ook wel de volksvertegenwoordiging genoemd, omdat de leden ervan (direkt en indirekt) door het volk gekozen zijn.
- De Tweede Kamer controleert het regeringsbeleid, zeg maar de plannen van de ministers. In de Tweede Kamerdebatten discussiëren de leden van de gekozen partijen (Tweede Kamerverkiezingen) over die plannen en moeten door middel van stemmen uiteindelijk aangeven of ze het er mee eens of oneens zijn. Ook kijken ze of elke minister zijn of haar werk wel goed doet. Ook houdt de Tweede Kamer in de gaten of het geld wel goed en eerlijk wordt besteed. Als blijkt dat de regering niet goed z'n best heeft gedaan, dan kan de Tweede Kamer een parlementaire enquête organiseren, waarbij onderzocht wordt wat er is mis gegaan. De enquête over de Bijlmerramp en de Toeslagenaffaire zijn daar voorbeelden van. De Tweede Kamer mag (schriftelijke) vragen en moties indienen als ze meer duidelijkheid over het beleid willen hebben. Ook kunnen ze tegenvoorstellen doen.
- De Eerste Kamer contoleert vooral of de wetten die door de Tweede Kamer zijn aangenomen ook daadwerkelijk kloppen en voldoen aan de grondwet. Het kan dus gebeuren dat een nieuwe wet moet worden herzien als er iets niet klopt. De leden van de Eerste Kamer worden gekozen door de Provinciale Staten en door de gekozen leden van het Kiescollege voor de Eerste Kamer in Caribisch Nederland. Die Provinciale Staten leden zijn op hun beurt gekozen met de Provinciale Statenverkiezingen.
- Verder heb je nog een aantal adviserende en controlerende instanties:
- de Raad van State. Dit is het belangrijkste adviesorgaan van de regering. De vergaderingen ervan worden voorgezeten door de Koning, maar heeft ook een invloedrijke vicevoorzitter.
- de Algemene Rekenkamer. Zij controleren de uitgaven van de overheid.
- de Nationale Ombudsman. Hij (of zij) controleert de gedragingen van (ook lagere) overheden en, bij geconstateerde fouten kan hij aanbevelingen tot verbetering doen.
- de Kanselarij der Nederlandse Orden is belast met het toezicht op de orden (verantwoordelijk voor een aantal koninklijke onderscheidingen).
Scheiding der machten
In Nederland heb je drie machten: Dit wordt ook wel de Trias Politica genoemd.
Lagere overheden
Naast de regering en het parlement heb je in Nederland ook de Provinciale Staten, ieder met een eigen bestuur, de Gedeputeerde Staten. Vaak maken zij plannen voor de provincie zelf, zoals provinciale wegen en plannen voor de erin gelegen regio's. Ook controleren zij een aantal plannen die door de gemeenten worden gemaakt die in hun provincie liggen, zoals bestemmingsplannen. De gemeenten op hun beurt maken plannen op lokaal niveau en regelen zaken die binnen de gemeente spelen. Aan het hoofd van de provincie staat een commissaris van de Koning(in). Je kunt dit vergelijken met het hoofd van de gemeente: de burgemeester. Bij een provincie heb je provinciebestuurders en bij de gemeente gemeentebestuurders (college van burgemeester en wethouders). Zowel bij de provincie als bij de gemeente worden de bestuurders gecontroleerd door een raad (Provinciale Staten en gemeenteraad).