Spaans-Amerikaanse Oorlog
Spaans-Amerikaanse Oorlog | ||
Datum | 21 april 1898 - 13 augustus 1898 | |
Locatie | Cuba, Puerto Rico, Filipijnen en Guam | |
Overwinning voor | Verenigde Staten | |
Strijdende partijen | ||
Verenigde Staten Cubaanse rebellen Filipijnse rebellen |
Spanje | |
Leiders | ||
William McKinley Nelson Miles Theodore Roosevelt William Shafter George Dewey William Sampson Wesley Merritt Joseph Wheeler Charles Sigsbee Máximo Gómez Calixto García Demetrio Duany Emilio Aguinaldo Apolinario Mabini Baldomero Aguinaldo Antonio Luna |
Koningin Maria Christina Práxedes Mateo Sagasta Patricio Montojo Pascual Cervera Arsenio Linares Manuel Cámara Manuel Macías Ramón Blanco Antero Rubín Valeriano Weyler José Velázquez Basilio Augustín Fermín Jáudenes Diego Ríos |
|
Troepensterkte | ||
165.339 | 261.000 | |
Verliezen | ||
385 doden 1.662 gewonden |
700-800 doden 700-800 gewonden |
|
Portaal Geschiedenis |
De Spaans-Amerikaanse Oorlog was een oorlog tussen Spanje en de Verenigde Staten in 1898. De oorlog werd gewonnen door de Amerikanen. De oorlog zorgde voor de onafhankelijkheid van Cuba; de Cubaanse Onafhankelijkheidsoorlog was onderdeel van deze oorlog. De Verenigde Staten wonnen Puerto Rico, Guam en de Filipijnen op de Spanjaarden. De oorlog maakte duidelijke dat de tijd waarin Spanje een wereldmacht was over was. Het was ook het einde van het Spaanse Rijk.
Achtergrondinformatie
Spaanse Rijk
Spanje had al sinds de 15e eeuw een groot koloniaal rijk, maar aan het begin van de 19e eeuw verloor Spanje veel van zijn Amerikaanse koloniën. Uiteindelijk hield Spanje enkel Cuba, Puerto Rico en Spaans-Oost-Indië over. Spaans-Oost-Indië bestond uit de Filipijnen en enkele kleinere eilandengroepen, waaronder Guam. Spanje ging door een erg onrustige periode in de 19e eeuw met veel opstanden en conflicten.
Veel liberale Spanjaarden zagen de Spaanse koloniën ook echt als onderdeel van Spanje zelf. Vooral politicus Antonio Cánovas del Castillo vond dat er een Spaans nationalisme moest komen. Dit Spaanse nationalisme zou gebaseerd zijn op taal en cultuur. Deze taal en cultuur was ook in de koloniën min of meer hetzelfde. Cánovas zag het als de enige manier om het Spaanse Rijk te redden. Vooral Cuba werd hierdoor niet als kolonie gezien, maar eerder als een provincie van Spanje.
Verenigde Staten
In de 19e eeuw breidden de Verenigde Staten hun invloed over het Amerikaans continent en later Oceanië uit. De Verenigde Staten bemoeiden zich door de Monroedoctrine niet met de oorlogen in Europa. In plaats daarvan wilden de Verenigde Staten grote delen van Amerika bij hun land voegen. Kort voor de Amerikaanse Burgeroorlog hadden de Verenigde Staten plannen om Cuba te kopen en er een slavenstaat van te maken. Dit idee werd echter afgewezen door de slaven die slavernij hadden afgeschaft. Na de oorlog werd slavernij in het gehele land verboden, waardoor van het plan nooit meer iets terecht kwam.
In 1897 kwam president William McKinley aan de macht. McKinley was een groot voorstander van het imperialisme. Hij wilde de macht van de Verenigde Staten verder uitbreiden. Ook moesten nieuwe gebieden onderdeel worden van de Verenigde Staten. Zo voegden de Verenigde Staten Hawaï (wat toen een zelfstandig land was) bij de Verenigde Staten. De Verenigde Staten wilden ook een kanaal bouwen door Panama of Nicaragua (het Panamakanaal). Dit kanaal had echter bescherming nodig op zee. De Verenigde Staten hadden hierdoor een militaire basis op een van de Caribische eilanden nodig.
Cuba
Ondertussen was er een onafhankelijkheidsbeweging bezig op Cuba. Cuba probeerde zich al eerder tijdens de Tienjarige Oorlog (1868-1878) van Spanje af te scheiden. De Cubaanse opstandelingen werden toen echter door de Spanjaarden neergeslagen. Later brak de Kleine Oorlog (1879-1880) uit. Ook deze oorlog werd door het Spaanse leger neergeslagen. Toch bleef er een onafhankelijkheidsbeweging in Cuba actief. Dit was de zogeheten Cuba Libre-beweging. De beweging kreeg ook steun in de Amerikaanse staat Florida. Vooral de Cubaanse dichter José Martí was actief in deze beweging.
Veel Amerikanen steunden de Cubaanse onafhankelijkheidsbeweging. In 1895 brak een derde oorlog uit op Cuba, de Cubaanse Onafhankelijkheidsoorlog. In de laatste drie maanden van de oorlog raakten de Verenigde Staten hier rechtstreeks bij betrokken. Deze laatste drie maanden staan bekend als de "Spaans-Amerikaanse Oorlog".
Verloop
Ontstaan
De Cubaanse Onafhankelijkheidsoorlog ging er vrij bloederig aan toe. De Spanjaarden wilden kostte wat kost Cuba behouden als kolonie. Cuba werd niet alleen gezien als onderdeel van Spanje, maar was ook belangrijk vanwege handel en voor militaire oefeningen. Antonio Cánovas del Castillo was premier van Spanje tijdens de oorlog, maar hij in 1897 vermoord door een Italiaanse anarchist. Hierdoor ontstond in Spanje een politieke crisis, aangezien er niet meer één sterke leider was.
Cánovas del Castillo had eerder generaals Arsenio Martínez-Campos en Valeriano Weyler aangewezen. Zij voerden een bloederige oorlog op Cuba, waarin veel wreedheden plaatsvonden. De grootste oorlogsmisdaad waren de concentratiekampen. Cubaanse inwoners uit landelijke regio's werden gedwongen om te vertrekken naar concentratiekampen. Een derde van de bevolking moest hierdoor gedwongen verhuizen. In de concentratiekampen leefden zij onder wrede omstandigheden. Zo was er veel honger en ziekte, waardoor 170.000 Cubanen (dat is 10% van de bevolking) overleed.
Veel Amerikanen zagen dit als wreed en barbaars. President McKinley gaf zelfs speeches waarin hij de concentratiekampen openlijk afkeurde. De Spanjaarden vonden dat de Verenigde Staten zich niet met de oorlog moesten bemoeien. Ondertussen sprongen veel Amerikaanse kranten in de oorlog en steeds meer Amerikanen keerden zich tegen Spanje. De meeste Amerikanen steunden Cuba, maar veel zakenmannen steunden de Spanjaarden. Zij hadden immers in Cubaans suiker geïnvesteerd en wilden dat de Amerikaanse regering bemiddelde om de oorlog te beëindigen. Toch wilden veel Amerikanen dat de Verenigde Staten zouden ingrijpen. Zo schreven zij gedichten en liedjes waarin zij de Cubanen steunden.
Ontploffing van de USS Maine
De USS Maine was een militair schip van de Amerikaanse marine. President McKinley stuurde dit schip in 1898 naar Cuba. Het schip moest ervoor zorgen dat Amerikaanse burgers in Cuba veilig waren. Ook waren er mensen aan boord om te onderhandelen. Het schip kwam zonder problemen aan in de haven van Havana, de hoofdstad van Cuba. Op 15 februari 1898 vond er om 10 over half 10 's avonds een grote explosie plaats in de haven van Havana. Hierdoor zonk de USS Maine en kwam drie kwart van de bemanning (335 mensen) om het leven.
President McKinley wilde niet meteen oorlog verklaren, maar besloot te wachten. Desondanks dachten veel Amerikanen dat Spanje achter de explosie zat. Hierdoor wilden steeds meer Amerikanen dat McKinley de oorlog aan Spanje zou verklaren. Spanje zelf voelde dit al aanmaken. De Spanjaarden zochten Europese bondgenoten, maar geen enkel Europees land wilde Spanje steunen. De Amerikanen concludeerden dat de Spanjaarden de explosie hadden veroorzaakt. De Spanjaarden zeiden echter de explosie door een ongeluk in het schip zelf ontstond.
McKinley stuurde op 11 april Amerikaanse oorlogsschepen naar Cuba. Op 19 april besloot het Amerikaans Congres om Cuba in de oorlog te steunen. Op 21 april verklaarden de Verenigde Staten officieel de oorlog aan Spanje.
In de Grote Oceaan
Sinds 1896 was er op de Filipijnen al een opstand bezig tegen de Spanjaarden. De Filipijnen wilden meer zelfbestuur en waren beïnvloed door het liberalisme. Nadat de Verenigde Staten de oorlog aan Spanje verklaard hadden, besloten zij de Filipijnen aan te vallen. Op 30 april kwamen zij in de baai van Manilla terecht. Zij vochten een zeeslag tegen de Spanjaarden en wonnen deze zeeslag.
Bij de oorlog in de Filipijnen waren ook Duitse schepen betrokken. De Duitsers stonden aan de kant van de Spanjaarden, maar deden niet officieel mee aan de oorlog. Duitsland was bezig met zijn eigen koloniale rijk uit te breiden. Hierdoor zagen zij de Spaanse bezittingen in Oceanië als een mooie kans. De Amerikanen wilden juist voorkomen dat de eilanden in Duitse handen vielen. De Amerikanen besloten daarom gebruik te maken van de Filipijnse opstandelingen. Zij brachten zelf een bekende Filipijnse vrijheidsstrijder (Emilio Aguinaldo) met hun mee. De Amerikanen en Filipijnen kregen hierdoor steeds meer grondgebied in handen. Tegen augustus hadden de Amerikanen volledige controle over de eilanden.
Op 20 juni 1898 werd ook het eiland Guam ingenomen door de Amerikanen.