Vogels
Vogels Aves | |||
---|---|---|---|
Leefgebied | Wereldwijd | ||
Leefomgeving | Op het land, het water en in de lucht | ||
Behoort tot de | Reptielen, Gewervelden | ||
|
Vogels (Latijn: Aves) zijn gewervelde dieren.
Vrij recentelijk is uit onderzoek gebleken dat de vogels eigenlijk ook tot de reptielen gerekend moeten worden.
Inleiding
Vogels zijn anders dan andere dieren erg gemakkelijk te herkennen; ze hebben als enige veren en samen met de vleermuizen vleugels. Vogels hebben zeer uiteenlopende gebieden waarin ze leven; ze leven in oceanen tot woestijnen en van tropische regenwouden tot het poolgebied. De vogels verschillen van vorm ook enorm; de struisvogel is erg groot en kan niet vliegen en de kolibrie is erg klein en kan supersnel vliegen.
Indeling van vogels en vogelsoorten
Vogels bestaan uit 10.474 levende soorten, die weer onderverdeeld zijn in 2197 geslachten, 228 families en 40 ordes. Om hierover te lezen, zul je dus door moeten klikken. Er zijn twee belangrijke groepen (superclades):
- loopvogelachtigen en tinamoe (Palaeognathae)
- struisvogelachtigen (Struthionimorphae), waaronder de struisvogel
- Notopalaeognathae, waaronder de
- Nandoes (Rheiformes)
- kasuarissen en emoes (Casuariiformes)
- kiwi's (Apterygiformes)
- Tinamoes (Tinamiformes)
- en de uitgestorven olifantsvogels
- Neognathae, alle nu levende vogels
- loopvogels (Pangalloanserae),
- kipachtigen (Galloanserae)
- Neoaves, bijna 95% van de ongeveer 10.000 bekende soorten bestaande vogels
- Mirandornithes, waaronder
- flamingo's en
- futen (Podicipediformes), waaronder Fuut, Geoorde fuut en Dodaars
- Duifachtigen (Columbimorphae)
- Duikers (vogels), waaronder
- Passage (Passerea)
- watervogels (Aequornithes)
- zonnebloemvogel, kagu
- nachtzwaluwen (Caprimulgiformes)
- Eendachtigen (Anseriformes), waaronder eenden, eidereend, ganzen, zwanen, Indische gans en Pijlstaart (vogel)
- Hoendervogels (Galliformes)
- Fazantachtigen (Phasianidae), waaronder Fazant, kwartel, patrijs of het veldhoen
- Sjakohoenders en hokko's (Cracidae)
- Kraken (curassows)
- Chachalacas (Ortalis)
- Guans (Penelopina)
- Kraken (curassows)
- Nachtzwaluwen (Caprimulgiformes)
- Vetvogel (Steatornithiformes) één soort
- Reuzennachtzwaluwen (Nyctibiiformes)
- Kikkerbekken (Podargiformes)
- Dwergnachtzwaluwen (Aegotheliformes)
- Gierzwaluwen en kolibries (Apodiformes), waaronder de gierzwaluw, kolibrie (zijn anders dan zwaluwen)
- Toerako's (Musophagiformes) 1 familie
- Trappen (Otidiformes) één familie, waaronder de Grote trap en de Kleine trap
- Koekoeksvogels (Cuculiformes)
- Steltrallen (Mesitornithiformes) één familie
- Kraanvogelachtigen (Gruiformes), waaronder de kraanvogel, Rallen, koeten en waterhoentjes
- waterral (Rallus aquaticus)
- Flamingo's (Phoenicopteriformes)
- Steltloperachtigen (Charadriiformes)
- zonneral en kagoe (Eurypygiformes) 2 families
- Keerkringvogels (Phaethontiformes)
- Pinguïns (Sphenisciformes)
- Buissnaveligen (Procellariiformes), waaronder de Amsterdamalbatros
- Ooievaarachtigen (Ciconiiformes), waaronder de ooievaar en Zwarte ooievaar
- Gentachtigen (suliformes)
- Fregatvogels (Fregatidae),
- genten (sulidae), waaronder Jan-van-gent,
- aalscholvers (Phalacrocoracidae) en
- slangenhalsvogels (Anhingidae)
- Roeipotigen (Pelecaniformes), waaronder Ibissen en lepelaars, Reigers
- hoatzin (Opisthocomiformes) 1 soort
- landvogels (Telluraven - ook wel landvogels of kernlandvogels genoemd)
- Afroaves
- Roofvogels is eigenlijk een verzamelnaam, waaronder Accipitriformes, havikachtigen, gieren, en valken, maar bestaan dus uit verschillende families, waaronder ook Meeuwen en kraaien
- Uilen (Strigiformes)
- Muisvogels (Coliiformes)
- koerol (Leptosomiformes) 1 soort
- Trogons (Trogoniformes), waaronder de Cubaanse trogon en de Quetzal (vogel)
- Neushoornvogelachtigen (Bucerotiformes), waaronder Hoppen, boomhoppen, hoornraven (Bucorvidae) en neushoornvogels (Bucerotidae)
- Scharrelaarvogels (Coraciiformes), waaronder Bijeneters, IJsvogel
- Spechtvogels (Piciformes), waaronder draaihals, spechten, Toekans
- Australaves
- Seriema's (Cariamiformes) 1 familie
- Valkachtigen en caracara's (Falconiformes)
- Papegaaiachtigen (Psittaciformes), waaronder papegaai en parkiet
- Zangvogels (Passeriformes), vormen 60% van alle vogelsoorten.
- Afroaves
- Mirandornithes, waaronder
Het ontstaan van de vogel
De voorloper van de vogel leefde al in het Jura-tijdperk; dit was de Archaeopteryx. Er is zelfs een fossiel die laat zien dat hij misschien in het Trias leefde, hoewel dit minder waarschijnlijk is. De meer moderne vogels splitsten zich in meerdere groepen. In het Krijt leefden lange tijd de Enantiornithes, wat omgekeerde vogel betekent. Dit is omdat de botjes omgedraaid op hun poten staan. De vogels van nu, de Neornithes. Een kenmerk is hetzelfde bij al deze vogels: veren. Vondsten uit China wijzen erop dat er meerdere soorten veren waren vroeger. Er zijn 3 theorieën over het verwantschap tussen vogels en dinosauriërs:
- Vogels zijn dinosauriërs die zijn gaan vliegen nadat ze veren kregen.
- Dino's waren vogels die niet meer konden vliegen.
- Ze stammen af van een onbekende voorouder.
De meeste wetenschappers vinden de eerste de meest logische.
Anatomie
Anders dan verschillende diergroepen zijn de vogels erg makkelijk te herkennen aan hun veren. Door speciale aanpassingen aan hun lichaam, bijvoorbeeld sterke vlieg spieren, holle botten en een erg bijzonder ademhalingssysteem.
Skelet & spieren
Alle vogels stammen af van dezelfde voorouders. Hierdoor hebben alle vogels dezelfde soort bouw. De skeletten bevatten minder booten dan die van een zoogdier. De vleugelbeenderen zijn hol en eindigen allemaal in een drievingerige hand. De poten van iedere vogels lijken op een z en hun enkelgewricht lijkt op een naar achter wijzende knie. Bij snelle vliegende vogels als duif zijn de spieren wel 40% van het lichaamsgewicht. Deze spieren zorgen voor veel warmte waardoor de lichaamstemperatuur meer is dan 40 °C.
Zenuwstelsel
Voor het vliegen heeft de vogel snelle reacties nodig. Ook moet hij het vermogen hebben op snel informatie te kunnen verwerken (vooral via de ogen) als de vogel bijvoorbeeld achtervolgt wordt. De hersenen van de vogel zijn erg goed ontwikkeld en kunnen 2 keer zo groot zijn dan bij zoogdieren van dezelfde grootte. Naast vliegen kunnen vogels nog veel meer eigenaardige dingen; denk aan balts en langeafstandsnavigatie. Veel van dit gedrag staat vast in het zenuwstelsel maar andere dingen moeten geleerd worden, zoals het bouwen van een nest.
Spijsvertering
Sommige vogels als kraaien en meeuwen eten alles wat ze kunnen eten, maar de meeste vogels hebben een speciaal dieet en spijsverteringsstelsel. Omdat vogels geen tanden hebben moeten ze het eten in zijn geheel doorslikken. Het voedsel wordt onderweg door het spijsverteringskanaal opgeslagen in de krop. Hierna gaat het door twee delen van de maag; de eerste is de kliermaag, de tweede is de spiermaag. Zaadetende vogels slikken kleine steentjes in die de zaden vermalen maar gebruiken hun grote krop om snel te kunnen eten, net als zeevogels. Bij de hoatzin (ook wel stinkvogel genoemd) werkt de krop als een soort vernietiger waardoor alles helemaal wordt afgebroken.
Voortplanting
Alle vogels planten zich voor via het leggen van eieren met een harde schaal. Bij veel vogels gebeurt de voortplanting slechts één keer per jaar, waarbij het voortplantingssysteem wordt aangezet aan het begin van het broedseizoen en uitgezet aan het eind van het broedseizoen. Eieren zijn bijzonder; ze bevatten genoeg voedingsstoffen die een embryo nodig heeft. De ontwikkeling van het kleine vogeltje start echter pas na de geboorte.
Hoe vliegen vogels?
Vliegpatronen
Vogels kunnen hoger, sneller en verder vliegen dan enig ander dier. Ze vliegen om voedsel te zoeken, indringers te verjagen, territoria te verdedigen, te baltsen, nestplaatsen en materialen te vinden, roofdieren of mensen te ontwijken en naar Habitats (leefgebied) te trekken.
Skeletten en botten
Vogels hebben minder botten dan reptielen en zoogdieren en zijn daardoor goed bestand tegen de krachten die vrijkomen bij het vliegen. Vogels hebben speciale lichte botten die zijn vergroeid en versterkt zodat het skelet zowel zeer verfijnd als zeer sterk is. Het vogelskelet is opgebouwd uit bot, kraakbeen, gewrichten, pezen en bindweefsel, en ondersteunt het vogellijf. Een vogelskelet bestaat uit twee delen:
- het as-skelet, bestaand uit de schedel, nek, romp en staart;
- het appendiculair skelet, bestaand uit het borstbeen, de schoudergordel met de vleugelbeenderen, en de bekengordel met de pootbeenderen.
Holle botten, een lichte schedel, een beperkt aantal botten in de ruggengraat en een tandeloze snavel dragen bij aan een lager gewicht. De vergroeiing van de botten en de extra stukken in de holle botten maken het skelet sterker. Een vogel heeft vliegspieren in zijn vleugels, deze spieren maakt vliegen mogelijk. De grote vliegspieren zitten vast aan de kam van het borstbeen. De vleugelbeenderen zijn aangepast zodat de vleugel tijdens de vlucht weinig meer doet en alleen maar hoeft te slaan. De wervels in de staart zijn vergroeid en vormen het staartbeen, waarmee de vogel de staartveren beweegt zodat hij kan bewegen. Om te vliegen hebben vogels veel voedsel en zuurstof nodig en moeten ze de spieren voorzien van brandstof. Omdat vliegspieren veel zuurstof nodig hebben, slaat een vogelhart veel sneller dan dat van de meeste zoogdieren. De hartslag varieert van 70 slagen per minuut (struisvogels) tot 615 slagen per minuut (kolibries) . Hoe groter de vogel is, hoe lichter het hart is in verhouding tot zijn totaalgewicht.
Luchtzakken
Vogels zijn de enige dieren met een systeem van luchtzakken die het longoppervlak vergroten. Sommige ervan lopen door tot in de botten waardoor die lichter worden. Met dit vergrote longoppervlak kan de vogel meer zuurstof opnemen, maar is hij ook kwetsbaar voor giftige dampen.
Veren
Veren bestaan uit keratine en bedekken doorgaans het hele vogellijf. Veren beschermen de vogel tegen de warmte en kou, leveren kleur voor de balts (voortplanting) of camoufleren ze als bescherming, en zorgen ervoor dat ze kunnen vliegen.
Vleugels en vlucht
Vogelvleugels variëren wat betreft formaat en vorm. Vogels die lange afstanden afleggen hebben lange, dunne vleugels. Vogels die door dicht struikgewas moeten komen hebben korte, ronde vleugels. De vorm beïnvloedt hoe een vogel vliegt en bepaalt de hoeveelheid opwaartse kracht (omhoog gerichte kracht) en weerstand (tegen kracht van de lucht) die de vleugel creëert als hij door de lucht beweegt. De vleugel bestaat uit drie delen: de bovenarm, de onderarm en de hand. De boven en onderarm van vogels zijn verlengd om ruimte te bieden aan de vliegveren en de vliegspieren. De verhouding van het vleugeloppervlak tot het lichaamsgewicht van de vogel, of te wel het draagvermogen, beïnvloedt het vliegvermogen. Omdat vogelvleugels van boven sterker gebogen zijn dan van onder moet de lucht sneller bovenlangs stromen als de vogel vliegt, hierdoor ontstaat lage druk boven de vleugel, en die veroorzaakt stuwkracht (kracht om vooruit te komen met het vliegen), het principe van Bernoulli. Eigenlijk zijn de vleugels van een vogel te vergelijken met de vleugels van een vliegtuig. Dit werkt eigenlijk hetzelfde.
Glijvlucht en slagvlucht
Er zijn twee vliegwijzen:
- de glijvlucht;
- de slagvlucht.
Gieren, albatrossen en andere vogels gebruiken bij hun glijdende vlucht opwaartse kracht (kracht omhoog) om de zwaartekracht (kracht naar beneden) op te heffen. Ze maken gebruik van minimale stuwkracht om de negatieve effecten van weerstand teniet te doen. Als vogels niet met hun vleugels slaan, verliezen ze geleidelijk hoogte, maar ze kunnen hun afdaling vertragen door gebruik te maken van opwaartse lucht. Zwevende vogels, zoals gieren, haviken en adelaars, maken gebruik van warme stijgende lucht. Ze cirkelen omhoog in een kolom warme lucht en glijden dan naar de onderkant van de volgende warmtebel. Andere zwevende vogels, zoals stormvogels, maken gebruik van lagen met verschillende windsnelheden net boven het water. Bij slagvlucht wordt juist stuwkracht( vooruitwaartse kracht) toegevoegd aan de passieve opwaartse kracht. Elke vliegveer dient als vleugel. Sommige vogels slaan continu met hun vleugels om op koers te blijven, andere vouwen ze af en toe kort samen om energie te besparen en vliegen golvend.
Staartfuncties
Vogels gebruiken hun staartveren om tijdens de vlucht te sturen en remmen. De meeste vogels hebben 12 staartveren. De staart levert stuwkracht en zorgt ervoor dat vogels beter kunnen heen en weer bewegen. Lange staarten, die stuwkracht leveren, zijn nuttig voor bepaalde soorten die vliegend op hun prooi jagen.
Vliegaanpassingen
Om effectief te kunnen vliegen moeten veren glad en gestroomlijnd zijn. De vliegspieren trekken de vleugels naar voren en beneden en naar boven en naar achteren. De slag omlaag kost meer energie en levert opwaartse kracht, de slag omhoog kost minder moeite.
Nesten en nestkasten
Vogels kunnen verschillende nesten bouwen. Sommigen nestelen in bomen, anderen juist op de grond. Weer anderen bouwen een nest met hun speeksel onder een dakrand (zoals de zwaluw).
In tuinen kunnen vogels gelokt worden om te gaan nestelen in een door de mens gemaakte nestkast.
Nationale tuinvogeltelling.
In het laatste weekeinde van januari wordt er in Nederland de nationale tuinvogeltelling georganiseerd door de vogelbescherming. Dit om een beeld te krijgen van de vogelstand.
Trivia
- Kraaien zijn intelligente dieren. Zij verzamelen zich rond een dode soortgenoot, zoals wij bij een begrafenis. Biologen denken dat ze dit doen om te onderzoeken hoe de kraai is doodgegaan en of ze beter kunnen verhuizen. Dus niet om verdriet te delen.
- Een kraai kan tot negen tellen. Dat hebben biologen uitgezocht door wat lekkers in een hokje te leggen. Er gingen steeds mensen naar binnen en er weer uit. Steeds wist de kraai wanneer het hokje leeg was. Pas toen er tien mensen naar binnen waren gegaan en er negen uitkwamen, vergiste de kraai zich en ging naar binnen. Daar schrok hij zich een hoedje. Fout gerekend!
- De kolibri kan achteruit vliegen.