Gewervelden
Gewervelden vertebrata | |||
---|---|---|---|
Leefgebied | wereldwijd | ||
Leefomgeving | divers | ||
Behoort tot de | Chordata (Chordadieren), Dieren | ||
|
Gewervelden (vertebrata) zijn alle dieren met een wervelkolom. Ze zijn tweezijdig symmetrisch.
De groepen gewervelden
De gewervelde zijn in 7 groepen verdeeld
- Vissen (pisces), onderverdeeld in:
- 1. kaakloze vissen (Agnatha), zoals de
- 1.1. prikken, waaronder de
- Zeeprik of lamprei
- Europese beekprik (Lampetra planeri), deze worden maar 20 cm
- Europese rivierprik (Lampetra fluviatilis)
- 1.2. slijmalen
- 1.1. prikken, waaronder de
- 2. kraakbeenachtige vissen (Chondrichthyes)
- 2.1. haaien, roggen, vleten en zaagvissen (Elasmobranchii)
- 2.2. chimaera's of rattenvis (Holocephali)
- 3. beenvissen (Osteichthyes) - 96% van alle vissen
- 3.1. straalvinvissen (Actinopterygii) en de
- 3.2. kwabbenvinvissen (Sarcopterygii).
- 4. Amfibieën (amphibia)
- 5. Reptielen (reptilia)
- 6. Vogels (aves)
- 7. Zoogdieren (mammalia)
Indeling van de gewervelden
Ten eerste telt het milieu mee waarin ze leven: in de lucht, in het water, op het land.
Ten tweede hoe ze nageslacht krijgen, bijvoorbeeld door het leggen van eieren. Ook telt mee welke huidbedekking ze hebben, bijvoorbeeld veren, haren of schubben.
Ten laatste of ze warmbloedig zijn of koudbloedig.
Klimaten op de wereld
Er zijn verschillende klimaten op de wereld. Er zijn vier hoofdklimaten: tropisch regenwoud klimaat, woestijn klimaat, pool klimaat en gematigd klimaat. Dit zijn dan wel de hoofdklimaten, maar er zijn eigenlijk acht klimaten over de hele wereld. Dit zijn:
- tropisch regenwoud klimaat: hier zijn zeer hoge temperaturen en veel neerslag. Er groeien veel planten. Dit komt door de plantenresten die zich ophopen. De grond in het tropisch regenwoud is namelijk niet vruchtbaar.
- savanne klimaat: hier is het wel warm, maar valt een aantal maanden per jaar geen neerslag. Dit is een ideaal landschap voor dieren.
- Steppe klimaat: drie tot vier maanden per jaar neerslag. Er groeien alleen nog gras en doornachtige struiken. In dit klimaat is de bodem heel vruchtbaar.
- Woestijn klimaat: in dit klimaat valt minder dan 250 mm neerslag per jaar. Er groeien wat cactussen of pollen gras, maar meer zal het niet zijn. Je hebt hete woestijnen en koude woestijnen. Overdag is het heel warm doordat de zonnestralen zo op het land kunnen schijnen omdat er geen wolken zijn die de zonnestralen tegenhouden, maar ‘s nachts straalt de warmte van het aardoppervlak dus ook weer snel weg. Er zijn zandwoestijnen, rotswoestijnen, grindwoestijnen, zoutwoestijnen, pool woestijnen en steenwoestijnen.
- Gematigd klimaat, Middellandse Zeeklimaat: het is altijd gemiddeld niet kouder dan -3 graden Celsius. Warme, droge zomers en zachte winters, waarin ook de neerslag valt. De natuur heeft zich aan de droogte in de zomer aangepast. De planten hebben vaak leerachtige bladeren en zijn vaak diepwortelend. Zo kunnen ze hun water diep uit de grond halen.
- Gematigd klimaat, zeeklimaat: hier is neerslag in alle jaargetijden en gematigde temperaturen. In de zomer is het er nooit extreem warm en in de winter niet extreem koud. Dit klimaat is zeer geschikt voor landbouw.
- Land klimaat: hier is het zomers heel erg warm en ’s winters heel erg koud. Dit komt doordat er geen invloed is van de zee.
- Pool klimaat: wordt onderverdeeld in drie klimaten:
1. Sneeuwklimaat: noordpool en zuidpool. In de zomer is het onder de 0 graden Celsius.
2. Hooggebergteklimaat: de temperatuur is daar het hele jaar onder 0 en er valt veel neerslag.
3. Toendra klimaat: nooit warmer dan 10 graden Celsius. Hier kunnen alleen wat lage struikjes groeien (Peters & Westerveen, 2016).
Dieren in klimaten
Zoals je kunt lezen onder het kopje 'Indeling van de gewervelden` zijn er verschillende kenmerken van gewervelde dieren. Door deze kenmerken kun je ook kijken waar de verschillende dieren leven en in welk klimaat ze zullen overleven of niet. Dit zijn de gewervelden dieren met wat kenmerken:
- Vissen: je hebt kraakbeen- en beenvissen. Kraakbeenvissen hebben een skelet van zacht, flexibel kraakbeen en hebben een serie kieuwspleten op hun kop. Beenvissen hebben een skelet van hard beenmateriaal. Deze vissen hebben een kieuwdeksel waarachter hun kieuwen schuilgaan. Alle vissen zijn koudbloedig. Dit betekent dat hun lichaamstemperatuur zich aanpast aan de omgeving. Als het in de omgeving warm is, word de lichaamstemperatuur ook warm en als het in de omgeving koud is, wordt de lichaamstemperatuur ook koud.
- Amfibieën: ze hebben een dunne, wat slijmerige huid. Ze moeten dus vochtig blijven om niet uit te drogen. Ze zijn koudbloedig.
- Reptielen: ze hebben een huid met hoornschrubben, die een taaie beschermende laag vormen. Ze zijn koudbloedig. En ze hebben longen.
- Vogels: hebben een verenkleed en vleugels. Hun lichaamstemperatuur is altijd hetzelfde en dus zijn ze warmbloedig.
- Zoogdieren: ze zijn levendbarend. Dit betekend dat hun jongen direct levend uit hun moeder komen en niet uit bijvoorbeeld een ei. Hun huid is bedekt met harige vacht en zijn net zoals vogels warmbloedig. Er zijn verschillende soorten zoogdieren:
- buideldieren: hun jongen komen nog onvolgroeid ter wereld en kruipen als embryo naar de buidel van hun moeder, waar zij zich verder ontwikkelen.
- knaagdieren: hebben vlijmscherpe, hun snijtanden blijven altijd groeien.(Kersbergen & Haarhuis, 2016, pp. 92–127).
Dieren eten ook verschillend. Je hebt plantenetende dieren, deze noem je herbivoren en je hebt vleesetende dieren, deze noem je carnivoren. Herbivoren hebben platte kiezen achter in hun bek, deze worden de plooikiezen genoemd. Veel herbivoren hebben alleen voortanden in hun onderkaak, deze heten snijtanden. Alleen de knaagdieren hebben wel in de boven- en onderkaak scherpe, altijd doorgroeiende snijtanden. Carnivoren zijn vleeseters. Zij hebben scherpe hoektanden om hun prooi te grijpen en vast te houden. Ook hebben veel carnivoren knipkiezen met scherpe punten waarmee vlees gesneden kan worden. Deze zitten in de boven- en onderkaak.
Als je naar de klimaten kijkt, naar wat er groeit of hoe droog het daar is, dan kun je wel een beetje bedenken dat herbivoren op een plek leven waar planten staan, anders hebben ze geen eten. Ook is het dus zo dat carnivoren ergens leven waar ook veel andere dieren zijn, anders hebben zij geen eten.
Hieronder zie je een aantal klimaten en de soorten dieren die daarin voorkomen.
Tropisch regenwoud klimaat: reptielen, vogels en zoogdieren komen voor in het tropisch regenwoud. De herbivoren hebben voldoende eten door de vele beplanting en de carnivoren leven van de herbivoren die hier rondlopen.
Savanne klimaat: op de savanne komen de meeste wilde dieren voor. Er is voor ieder dier genoeg voedsel. De herbivoren leven vaak in groepen omdat ze op moeten passen voor de carnivoren die de herbivoren opeten. Andere herbivoren hebben camouflage om zich zo te verstoppen voor de roofdieren. Camouflage is een onopvallende kleur, waardoor een dier niet opvalt in zijn omgeving.
Pool klimaat: de dieren die op in het pool klimaat voorkomen hebben een dikke speklaag. Hierdoor kunnen ze overleven in de kou. Als ze deze speklaag niet hadden, zouden ze in het pool water binnen een paar minuten sterven. Er komen dieren alleen op de noordpool voor (de ijsbeer) en alleen op de zuidpool (pinguïns). Andere dieren die in de polen voorkomen zijn: zeehonden, zeeleeuwen, walvissen, walrussen en de poolvos.
Gematigd (zee)klimaat: in Nederland hebben we een gematigd zeeklimaat. Onder het kopje over de klimaten kun je lezen wat de kenmerken zijn voor dit klimaat. Zoals je zelf wel weet, komen er in Nederland ook verschillende soorten dieren voor. Bedenk maar eens bij jezelf welke dieren je wel eens hebt gezien in het wild in Nederland. Vissen, amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren vind je wel in Nederland en in de andere landen met een gematigd zeeklimaat.
Externe links
Bronnen
- Kersbergen, C., & Haarhuis, A. (2016). Natuuronderwijs Inzichtelijk (4e ed.). Bussum, Nederland: Coutinho.
- Peters, A., & Westerveen, F. (2016). Geowijzer (2e ed.). Groningen/Houten, Nederland: Noordhoff. (hfst 2)