Staatsobligatie: verschil tussen versies
(Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Werk}} Een '''staatsobligatie''' of '''staatslening''' is een obligatie (schuldbewijs) uitgegeven door een staat (land). In feite is een staatsobliga...') |
|||
(4 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 1: | Regel 1: | ||
− | |||
Een '''staatsobligatie''' of '''staatslening''' is een [[obligatie]] ([[schuld]]bewijs) uitgegeven door een [[staat]] (land). | Een '''staatsobligatie''' of '''staatslening''' is een [[obligatie]] ([[schuld]]bewijs) uitgegeven door een [[staat]] (land). | ||
Regel 22: | Regel 21: | ||
==== Pensioenfondsen ==== | ==== Pensioenfondsen ==== | ||
− | [[Pensioenfonds]]en keren [[pensioen]] uit voor ouderen. Dit doen ze door het geld dat de ouderen aan het pensioenfonds hebben betaald toen ze werkten, te beleggen. Dit doen de fondsen het liefst in aandelen. Dat levert het meeste geld (en dus winst) op. Maar het is ook risicovol. Je kan zo je geld verliezen. Staatsobligaties, zeker Nederlandse, zijn veiliger, maar hebben een lager [[rendement]]. Daarom heeft de Nederlandse overheid een verplichting voor pensioenfondsen om minimaal een bepaald deel van hun beleggingen in obligaties te doen. | + | [[Pensioenfonds]]en keren [[pensioen]] uit voor ouderen. Dit doen ze door het geld dat de ouderen aan het pensioenfonds hebben betaald toen ze werkten, te beleggen. Dit doen de fondsen het liefst in aandelen. Dat levert het meeste geld (en dus winst) op. Maar het is ook risicovol. Je kan zo je geld verliezen. Staatsobligaties, zeker Nederlandse, zijn veiliger, maar hebben een lager [[rendement]]. Daarom heeft de Nederlandse overheid een verplichting voor pensioenfondsen om minimaal een bepaald deel van hun beleggingen in obligaties te doen. Zo hebben ouderen een stabieler pensioen. |
+ | |||
+ | ==== Verzekeraars ==== | ||
+ | |||
+ | [[Verzekeringsmaatschappij]]en willen een stabiel beleggingsproduct naast aandelen. Zij beleggen [[premie]]s, om zo meer winst te maken en premiekosten te verkleinen. | ||
+ | |||
+ | ==== Beleggingsfondsen ==== | ||
+ | |||
+ | Sommige mensen beleggen via een [[beleggingsfonds]]. Zij hebben vaak zo veel geld dat het slim is om dat niet allemaal op een [[spaarrekening]] te hebben. Deze fondsen bieden een pakket aan aandelen en obligaties voor een goed en stabiel rendement. | ||
+ | |||
+ | ==== Banken ==== | ||
+ | |||
+ | Ook [[bank (geld)|banken]] investeren in obligaties om dezelfde redenen als beleggingsfondsen en verzekeraars. | ||
+ | |||
+ | ==== Centrale bank ==== | ||
+ | |||
+ | Ook kan de [[centrale bank]] staatsobligaties opkopen. Dit stuwt de vraag naar deze obligaties. Hiermee daalt het rendement en zullen beleggers meer aandelen kopen, wat de economie stimuleert. Ook print de centrale bank geld om de obligaties te betalen. Hiermee stijgt ook de [[inflatie]]. Dit is decennialang beleid geweest van de centrale bank van [[Japan]]. Daar was lange tijd geen inflatie, waardoor de economie tot stilstand dreigde te komen. | ||
+ | |||
+ | == Eurobonds == | ||
+ | |||
+ | Een speciaal soort staatsobligatie zijn [[Eurobonds]] (''bond'' is [[Engels]] voor obligatie). Eurobonds zijn staatsobligaties die door de [[Europese Unie]] worden uitgegeven. De EU is echter geen echte overheid. Daarom kan de EU als [[instantie]] niet instaan voor de terugbetaling van deze obligaties. De EU is daarvoor afhankelijk van de verplichte bijdragen van de lidstaten. Er is echter nog nooit een [[gekwalificeerde meerderheid]] voor Eurobonds geweest. Het is dus slechts een [[concept]]. | ||
+ | |||
+ | Het [[principe]] van Eurobonds draait om wat voorstanders [[solidariteit]] noemen. Dat betekent dat [[lidstaat|lidstaten]] die een lage [[staatsschuld]] in verhouding tot het [[bruto binnenlands product]] hebben, dus weinig obligaties hebben uitgegeven in verhouding tot het BBP, [[garant staan voor]] de terugbetaling van de Eurobonds. Zij hebben immers het geld om de obligaties te betalen mocht er iets misgaan in de financiële wereld. Het idee hierachter is dat de couponrente van deze Eurobonds dan lager is voor landen met een hoge staatsschuld, zodat zij kunnen lenen en de obligaties terug kunnen betalen. | ||
+ | |||
+ | === Voorstanders === | ||
+ | |||
+ | Zoals je je misschien kan voorstellen zijn Europese staatsobligaties vooral populair bij landen met een hoge staatsschuld. Zij vinden dat landen met een lage staatsschuld hierin mee moeten gaan, omdat Europa één geheel is, en dat Europese landen elkaar moeten steunen. Dit verhaal duikt vaak op bij grote [[crisis|crises]] op Europees niveau, zoals de [[Europese staatsschuldencrisis]] ([[2009]]-[[2014]]), de [[coronacrisis]] ([[2020]]-[[2021]]) of de verplichte hogere defensieuitgaven (vanaf [[2025]]). De voorstanders zijn vaak [[Zuid-Europa|Zuid-Europese]] landen als [[Spanje]], [[Frankrijk]], [[Italië]] en [[Griekenland]]. Onder de Franse president [[Emmanuel Macron]] werd het idee meermaals geopperd, ook in de [[context]] van zijn [[visie]] op [[strategische autonomie]]. | ||
+ | |||
+ | === Tegenstanders === | ||
+ | |||
+ | De Eurobonds hebben natuurlijk ook tegenstanders. De grootste tegenstanders waren wat vaak de [[Frugal Four]] (Engels voor ''zuinige vier'') werd genoemd. Dit waren [[fiscaal]] [[conservatisme|conservatieve]] landen, dus landen die niet veel geld wilden lenen. De groep was zeer actief tijdens de coronacrisis. De leden waren, tot 2025, [[Denemarken]], [[Nederland]], [[Oostenrijk]] en [[Zweden]]. Ook [[Duitsland]] wordt gezien als fiscaal conservatief, maar niet zo erg als de Frugal Four. | ||
+ | |||
+ | De tegenstanders hebben vaak een lage staatsschuld en een laag begrotingstekort. Binnen de EU zijn er afspraken gemaakt over hoe groot je staatsschuld en begrotingstekort mag zijn. De staatsschuld mag niet groter zijn dan 60 procent van het BBP en het begrotingstekort mag niet groter zijn dan 3 procent van het BBP. Deze afspraken zijn gemaakt om het vertrouwen in de [[euro]] te behouden. Landen als Frankrijk, Italië, Griekenland en Spanje hebben elk een staatsschuld van minstens 100 procent van het BBP. Met name Frankrijk heeft ook een enorm begrotingstekort van iets minder dan 6 procent van het BBP. | ||
+ | |||
+ | De tegenstanders vinden het niet eerlijk dat zij moeten betalen omdat andere landen zich niet aan de afspraken houden die al decennia gelden. Zij verzetten zich daarom tegen Eurobonds en vinden dat deze landen eerst hun eigen overheidsfinanciën op orde moeten krijgen. | ||
+ | |||
+ | == Zie ook == | ||
+ | |||
+ | *[[Obligatie]] | ||
+ | *[[Lening]] | ||
+ | *[[Begrotingstekort]] | ||
+ | *[[Staatsschuld]] | ||
+ | |||
+ | [[Categorie:Economie]] |
Huidige versie van 22 okt 2025 om 09:06
Een staatsobligatie of staatslening is een obligatie (schuldbewijs) uitgegeven door een staat (land).
In feite is een staatsobligatie een soort lening. Of, in wat lastigere woorden, een staatsobligatie is een vraag naar kapitaal.
Begrotingstekort
Een land, bijvoorbeeld Nederland of België, maakt elk jaar een begroting. In deze begroting staat hoeveel geld het land uitgeeft, en hoeveel geld er binnenkomt. Met name in veel Europese landen, maar ook in de Verenigde Staten, is die begroting bijna nooit sluitend. Een sluitende begroting is een begroting waarbij de overheid (het bestuur van het land), minder geld uitgeeft dan dat er binnenkomt óf dat de inkomsten en uitgaven precies gelijk zijn. In Europa en de VS (en best veel andere landen) geven de nationale overheden dus (veel) meer geld uit dan dat er binnenkomt. Dat heet een begrotingstekort. Dit begrotingstekort moet de overheid zien te dichten. Dat kan grofweg op drie manieren. De eerste is bezuinigen. Hierbij geeft de overheid minder geld uit. Vaak vinden mensen dat niet leuk, want overheidsuitgaven helpen de mensen om zelf genoeg geld te hebben. Ook zorgt de overheid vaak voor publieke voorzieningen. Deze voorzieningen worden dan minder. Een andere mogelijkheid is de belastingen verhogen. Dit vinden mensen ook niet leuk. Dan moeten ze meer betalen aan de overheid terwijl ze er voor hun gevoel vaak niet meer voor terug krijgen. Zelf houden ze dan minder geld over, wat henzelf in financiële problemen kan brengen. De laatste mogelijkheid is het uitgeven van staatsobligaties. In feite leen je dan geld, waar je alleen maar de rente over hoeft te betalen. Op korte termijn is dit goedkoper, maar uiteindelijk moet je de lening ook aflossen, zoals dat heet. Dan moet je het geleende bedrag terugbetalen. Maar dit duurt vaak enkele jaren tot soms wel 30 jaar. Daarom is het voor politici, die vaak op korte termijn een oplossing willen hebben, aantrekkelijk om toch die lening af te sluiten, hoewel je dus in totaal duurder uit bent.
Handel
Staatsobligaties worden verhandeld op de beurs. In het geval van Nederland is dat de Amsterdamse effectenbeurs. Deze staatsobligaties worden voor een nominale waarde op de markt gebracht. Die waarde is gelijk aan de grootte van de lening, bijvoorbeeld €1000. Over deze waarde wordt ook de rente berekend. De rente noem je de couponrente. Als de obligaties eenmaal op de markt zijn, krijgen deze naast een nominale waarde een koerswaarde. De koerswaarde wordt bepaald door de vraag en het aanbod van de obligaties. Dus hoeveel mensen een obligatie willen kopen en hoeveel er een obligatie willen verkopen. Dit werkt ook zo bij aandelen en andere effecten. Die koerswaarde stijgt als het land de rente kan betalen en er een grote kans is dat de obligatie ook terugbetaald kan worden. Andersom daalt de koerswaarde als dat niet kan. Aan het eind van de looptijd ontvangt degene die dan de obligatie heeft de nominale waarde. Nederlandse staatsobligaties staan bekend als zeer veilig.
Rente
De couponrente wordt vooral bepaald aan de hand van de vraag en het aanbod, wat weer afhangt van de kans dat de obligatie wordt terugbetaald. Dit hangt af van de looptijd, maar ook van de financiële betrouwbaarheid van de overheid. Landen als Griekenland, Italië en Frankrijk lenen dus tegen een hogere rente dan landen als Nederland en Duitsland. Nederland heeft zelfs een tijdje tegen een rente van 0 procent mogen lenen. De rente is vast. Dat is bijvoorbeeld 3 procent van de nominale waarde op jaarbasis. Stel, je hebt een obligatie met een nominale waarde van €1000, dan ontvang je dus elk jaar €30.
Kopers
Iedereen kan in principe staatsobligaties kopen. Vaak zijn de opkopers wel grotere handelaren. Hieronder enkele voorbeelden.
Pensioenfondsen
Pensioenfondsen keren pensioen uit voor ouderen. Dit doen ze door het geld dat de ouderen aan het pensioenfonds hebben betaald toen ze werkten, te beleggen. Dit doen de fondsen het liefst in aandelen. Dat levert het meeste geld (en dus winst) op. Maar het is ook risicovol. Je kan zo je geld verliezen. Staatsobligaties, zeker Nederlandse, zijn veiliger, maar hebben een lager rendement. Daarom heeft de Nederlandse overheid een verplichting voor pensioenfondsen om minimaal een bepaald deel van hun beleggingen in obligaties te doen. Zo hebben ouderen een stabieler pensioen.
Verzekeraars
Verzekeringsmaatschappijen willen een stabiel beleggingsproduct naast aandelen. Zij beleggen premies, om zo meer winst te maken en premiekosten te verkleinen.
Beleggingsfondsen
Sommige mensen beleggen via een beleggingsfonds. Zij hebben vaak zo veel geld dat het slim is om dat niet allemaal op een spaarrekening te hebben. Deze fondsen bieden een pakket aan aandelen en obligaties voor een goed en stabiel rendement.
Banken
Ook banken investeren in obligaties om dezelfde redenen als beleggingsfondsen en verzekeraars.
Centrale bank
Ook kan de centrale bank staatsobligaties opkopen. Dit stuwt de vraag naar deze obligaties. Hiermee daalt het rendement en zullen beleggers meer aandelen kopen, wat de economie stimuleert. Ook print de centrale bank geld om de obligaties te betalen. Hiermee stijgt ook de inflatie. Dit is decennialang beleid geweest van de centrale bank van Japan. Daar was lange tijd geen inflatie, waardoor de economie tot stilstand dreigde te komen.
Eurobonds
Een speciaal soort staatsobligatie zijn Eurobonds (bond is Engels voor obligatie). Eurobonds zijn staatsobligaties die door de Europese Unie worden uitgegeven. De EU is echter geen echte overheid. Daarom kan de EU als instantie niet instaan voor de terugbetaling van deze obligaties. De EU is daarvoor afhankelijk van de verplichte bijdragen van de lidstaten. Er is echter nog nooit een gekwalificeerde meerderheid voor Eurobonds geweest. Het is dus slechts een concept.
Het principe van Eurobonds draait om wat voorstanders solidariteit noemen. Dat betekent dat lidstaten die een lage staatsschuld in verhouding tot het bruto binnenlands product hebben, dus weinig obligaties hebben uitgegeven in verhouding tot het BBP, garant staan voor de terugbetaling van de Eurobonds. Zij hebben immers het geld om de obligaties te betalen mocht er iets misgaan in de financiële wereld. Het idee hierachter is dat de couponrente van deze Eurobonds dan lager is voor landen met een hoge staatsschuld, zodat zij kunnen lenen en de obligaties terug kunnen betalen.
Voorstanders
Zoals je je misschien kan voorstellen zijn Europese staatsobligaties vooral populair bij landen met een hoge staatsschuld. Zij vinden dat landen met een lage staatsschuld hierin mee moeten gaan, omdat Europa één geheel is, en dat Europese landen elkaar moeten steunen. Dit verhaal duikt vaak op bij grote crises op Europees niveau, zoals de Europese staatsschuldencrisis (2009-2014), de coronacrisis (2020-2021) of de verplichte hogere defensieuitgaven (vanaf 2025). De voorstanders zijn vaak Zuid-Europese landen als Spanje, Frankrijk, Italië en Griekenland. Onder de Franse president Emmanuel Macron werd het idee meermaals geopperd, ook in de context van zijn visie op strategische autonomie.
Tegenstanders
De Eurobonds hebben natuurlijk ook tegenstanders. De grootste tegenstanders waren wat vaak de Frugal Four (Engels voor zuinige vier) werd genoemd. Dit waren fiscaal conservatieve landen, dus landen die niet veel geld wilden lenen. De groep was zeer actief tijdens de coronacrisis. De leden waren, tot 2025, Denemarken, Nederland, Oostenrijk en Zweden. Ook Duitsland wordt gezien als fiscaal conservatief, maar niet zo erg als de Frugal Four.
De tegenstanders hebben vaak een lage staatsschuld en een laag begrotingstekort. Binnen de EU zijn er afspraken gemaakt over hoe groot je staatsschuld en begrotingstekort mag zijn. De staatsschuld mag niet groter zijn dan 60 procent van het BBP en het begrotingstekort mag niet groter zijn dan 3 procent van het BBP. Deze afspraken zijn gemaakt om het vertrouwen in de euro te behouden. Landen als Frankrijk, Italië, Griekenland en Spanje hebben elk een staatsschuld van minstens 100 procent van het BBP. Met name Frankrijk heeft ook een enorm begrotingstekort van iets minder dan 6 procent van het BBP.
De tegenstanders vinden het niet eerlijk dat zij moeten betalen omdat andere landen zich niet aan de afspraken houden die al decennia gelden. Zij verzetten zich daarom tegen Eurobonds en vinden dat deze landen eerst hun eigen overheidsfinanciën op orde moeten krijgen.