Draailier

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Louvet draailier

De Draailier (ook wel Lira of Hurdy-Gurdy genoemd) lijkt op een viool, maar is het niet. Het is een snaarinstrument. De draailier heeft een Keltische afkomst. Meestal wordt hij gemaakt in Frankrijk. Voor het te bespelen is geen strijkstok maar een wiel nodig. Het is dus een instrument dat geluid maakt door een met de hand aan de slinger draaiend, het met hars ingewreven wiel tegen de snaren laat wrijven. Het wiel werkt net als een strijkstok en enkele noten die op het instrument worden gespeeld, klinken vergelijkbaar met die van een viool. Melodieën worden gespeeld op een toetsenbord dat kleine wiggen, meestal gemaakt van hout, tegen een of meer van de snaren drukt om hun toonhoogte te veranderen. Dit doe je op een viool door op bepaalde plekken de snaar met je vinger tegen de hals te drukken. Net als de meeste andere akoestische snaarinstrumenten, heeft de draailier een klankkast om de vibratie (trilling) van de snaren hoorbaar te maken.

De meeste draailieren hebben meerdere zogeheten drone-snaren, die een constante (monotone) toon geven, wat vergelijkbaar is met een geluid dat lijkt op dat van doedelzakken (die naast een melodiepijp ook drone-pijpen heeft). Om deze reden wordt de draailier vaak door elkaar of samen met doedelzakken gebruikt, vooral in Occitaans (Italië), Aragon (Spanje), Cajun-Franse (Canada) en hedendaagse Asturische, Cantabrische, Galicische (Spanje), Hongaarse en Slavische volksmuziek. De doedelzak heeft mogelijk dezelfde oorsprong.

Oude koningen die een organistrum spelen op de Pórtico de la Gloria in de Catedral de Santiago de Compostela in Santiago de Compostela, Spanje

Hoe het begon

De vroege draailier wordt voor het eerst beschreven aan het begin van de 10e eeuw (hoge middeleeuwen) en was verwant aan de lier. Dit noemde men een organistrum. Het organistrum had een enkele melodie-snaar en twee drone-snaren, die over een gemeenschappelijke brug of kam liepen en een relatief klein wiel had. Vanwege zijn grootte werd het organistrum door twee personen bespeeld, van wie de één aan de slinger draaide terwijl de ander de toetsen omhoog (naar zich toe) trok. Het naar boven trekken van toetsen is omslachtig, dus alleen langzame melodieën konden op het organistrum worden gespeeld.

Het instrument werd voornamelijk gebruikt in klooster- en kerkelijke instellingen om koormuziek te begeleiden. Later werd het organistrum kleiner gemaakt om een ​​enkele speler zowel de slinger te laten draaien als de toetsen te laten werken. Het solo-organistrum was bekend uit Spanje en Frankrijk, maar werd grotendeels vervangen door de symfonie-draailier, een kleine doosvormige versie van de draailier met drie snaren en een soort toetsenbord. Ongeveer tegelijkertijd werd een nieuwe vorm van van onderaf ingedrukte toets ontwikkeld. Deze toetsen waren veel praktischer voor snellere muziek en gemakkelijker te hanteren; uiteindelijk hebben ze de toetsen die van bovenaf waren getrokken volledig vervangen. Middeleeuwse afbeeldingen van de symfonie-draailier tonen beide soorten toetsen.

Tijdens de late renaissance ontwikkelden zich twee karakteristieke vormen van draailier. De eerste had de vorm van een gitaar en de tweede had een ronde, luitachtig lichaam, gemaakt van notenhout. Het luitachtige lichaam is vooral kenmerkend voor Franse instrumenten. Tegen het einde van de 17e eeuw werd het instrument meer een volksinstrument, mede omdat er niet allerlei toonsoorten op gespeeld konden worden zoals op een piano bijvoorbeeld wel kan. In de 18e eeuw tijdens de Rococo, werd het instrument weer populair bij de hogere klasse. Onder andere Vivaldi schreef er muziek voor. Op dit moment ontwikkelde zich de meest voorkomende draailier, de zes-snarige vielle à roue (Frans voor wiel-viool). Dit instrument heeft twee melodiesnaren en vier drones. De drone-snaren zijn zo gestemd dat door ze aan of uit te zetten, het instrument in meerdere toonsoorten kan worden bespeeld (bijv. C en G, of G en D). Gedurende deze tijd verspreidde de draailier zich ook verder naar Centraal-Europa, waar zich verdere variaties ontwikkelden in West-Slavische landen, Duitstalige gebieden en Hongarije. De straatmuzikant die de draailier bespeelde werd in het Duits Der Leiermann genoemd. Vooral in de Folk en Folkrock muziek wordt het instrument weer vaak gebruikt. Donovan is daar een voorbeeld van.

Materialen

De snaren waren vroeger vooral van darm. Tegenwoordig worden er ook gitaar of banjo snaren gebruikt. De meeste draailierspelers gebruiken liever geen nylon snaren. De melodiesnaar die wordt ingedrukt door de toetsen wordt in het Frans cantharel genoemd. Hoe dichter het wordt ingedrukt bij het draaiwiel, hoe hoger de toon. De snaren worden ter hoogte van het wiel omwikkeld met wat katoen.

Voor de verschillende onderdelen worden verschillende houtsoorten gebruikt zoals eiken-, noten- en teakhout. De randen van het bovenblad worden soms ingelegd met wit glanzend parelmoer.

Links

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Draailier&oldid=656968"