Prehistorie
De prehistorie is in elke cultuur de periode waarvan geen teksten bewaard zijn gebleven. Alles wat we van die periode weten hebben we dus uit andere bronnen zoals gebruiks- en kunstvoorwerpen, en andere resten van bewoning die archeologen opgraven. In de Lage Landen, dus ook in Nederland en België, eindigt de prehistorie wanneer de Romeinse veldheer Julius Caesar omstreeks 50 v. Chr. over onze gewesten schrijft. Die tekst heet "De Bello Gallico", en het is een van de eerste teksten die een student Latijn in onze tijd onder ogen krijgt. Na de prehistorie vangt in onze streken de protohistorie aan, wat wil zeggen dat er al wel geschriften bestaan over het volk, maar dat het volk zelf toen nog kon niet lezen en schrijven. Wetenschappers hadden vroeger een dierengewei gevonden waar 69 tekens op gegrift stonden in een kronkelende lijn. De tekens stonden symbool van de stand van de maan in een duur van 69 nachten. Het eerste woordje van de mens was 'duh'. Aangezien het volgens Bart De Boer taalkundige uit Amsterdam een gemakkelijk woord was aangezien er een klinker na een medeklinker komt zoals in 'ugg'. Hierna zijn pas meerdere woorden gekomen.
In landen als Egypte en Soemerië bestond het schrift toen al 3000 jaar. Daardoor eindigt de prehistorie in deze landen ook veel vroeger dan bij ons.
Alles wat wij van toen weten, komt door het bekijken van materialen uit die tijd. De prehistorie is in drie verschillende stukken verdeeld, namelijk de steentijd, de bronstijd en de ijzertijd. In de prehistorie vond men de ruilhandel uit en het vuur.
In de prehistorie leefden mensen. Ze leefden in tentenkampen van een aantal tenten bij elkaar of in grotten. De mannen jaagden op mammoeten en rendieren. Dit deden ze voor het vlees en de huid. De mannen gingen met zijn allen op jacht met speren en harpoenen. Vaak sloten ze een mammoet in en gooiden dan met hun jachtwapens naar de beesten of ze werden rechtstreeks aangevallen of als de beesten in het water gingen doodden ze zwakke, zieke dieren. Bij de tenten werd er gelet op de kinderen, men maakte gereedschap van botten en stenen, kookte eten, naaide kleding en tentdoeken, en maakte de huid schoon. Dit deden ze door de vetlaag van de huid te schrapen. Niet alle jongens mochten gelijk mee op jacht. Mogelijk mochten ze pas na hun 12e jaar mee, want de jacht was gevaarlijk.
De vrouwen maakten vuur door vuurstenen te gebruiken. De vuurstenen ketsten ze op elkaar en zo kwamen er vonken van af. Van de vuurstenen en botten maakten ze ook gereedschap n.l. hamers, bijlen, naalden en tentstokken.
De mensen in die tijd maakten prachtige tekeningen om elkaar dingen duidelijk te maken, en waarschijnlijk als een soort voorbereiding op de jacht. Dit tekenen deden ze met hun handen en zachte gesteenten en houtskool en klei. De tekeningen gingen vaak over de jacht of over iemand die overleden was. Vaak tekenden ze de dieren en jagers met speren.
Geologisch museum Laren
Er is een museum waar ze allerlei dingen hebben over de prehistorie en waar je ook een rondleiding krijgt: het geologisch museum in Laren. Hier kun je gereedschap maken, krijg je een dvd te zien waar je vragen over mag maken, en krijg je een rondleiding door het museum, ook kun je stenen zien en voelen en krijg je uitleg waarvoor de mensen het gebruikten. Op de hei tussen Laren en Hilversum kun je ook nog grafheuvels zien liggen.
Prehistorische dieren
Tijdens de prehistorie leefden andere dieren als nu, enkele voorbeelden;