Oeros
De oeros of oerrund (Bos primigenius primigenius) is een uitgestorven rund. De tegenwoordige gedomesticeerde runderen stammen af van deze ondersoort.
Uiterlijk
Hoewel de tegenwoordige gedomesticeerde runderen van de oeros afstammen was de oeros groter. De schofthoogte van een oerosstier was waarschijnlijk 200 cm en die van de oeroskoe rond 180 cm. Zijn gewicht was rond 800–1000 kg. Opvallend zijn de kleurverschillen tussen de stier en de koe. Een koe en kalf waren roodbruin terwijl de stier zwartbruin tot zwart was, met een smalle lichte aalstreep over zijn rug en een witte ring om kin en neus. De hoorns van de oeros waren karakteristiek voor deze soort en stonden naar voren gericht en naar binnen gekromd. De hoorns waren tot ongeveer 80 cm lang. Er bestonden kleine varaties zoals de lengte, dikte, mate van kromming en stand ten opzichte van het voorhoofd. De uiers van de koe waren klein en nauwelijks zichtbaar.
Voortplanting
De stieren leefden apart van de kudde koeien met kalveren. Wanneer de paartijd aanbrak, trokken de stieren naar de kuddes toe om de koeien te dekken. De paartijd viel ongeveer in de nazomer en de jongen werden laat in de lente geboren.
Leefgebied
De oeros leefde ooit in bijna heel Europa met uitzondering van Ierland en het noorden van Scandinavië. Ook een groot gedeelte van Azië en Noord-Afrika behoorde tot zijn leefgebied.
De oeros leefde in en om moerassen en moerasbossen. Denk hierbij aan rivierdalen, rivierdelta’s, kwelders. Daarnaast kwam de oeros in Europa ook voor in andere bossen, maar dat lijkt meer de habitat van de wisent te zijn geweest. De wisent leefde ook in het wild in Europa, dus over het algemeen leefde de oeros in nattere gebieden en de wisent in drogere.
Voeding
De oeros at vooral grassen en kruiden. Daarnaast at hij bladeren van bomen en struiken. In de herfst veranderde dat, dan at hij vooral bladeren en boomvruchten (zoals eikels). In de winter at hij zelfs takjes en bast.
Geschiedenis
De oeros leefde vanaf de tweede helft van het Pleistoceen in Europa en was afkomstig uit India.
In Europa verdween de oeros in de periode 1200–1400, waarschijnlijk door de bejaging door mensen. In Litouwen en Polen heeft de oeros nog het langst bestaan. Men gaat ervan uit dat de laatste oeros in 1627 in een klein koninklijk jachtreservaat, de Puszcza Jaktorowska, ongeveer 50 km ten zuidwesten van Warschau, is gestorven. Vanwege haar zeer kleine omvang was de populatie hier al geruime tijd tevoren zeer kwetsbaar geweest.
Ook bestonden er 3 ondersoorten, Bos primigenius namadicus uit India, Bos primigenius mauretanicus uit Noord-Afrika en Bos primigenius primigenius uit Europa en het Midden-Oosten. Alleen B. p. primigenius heeft het tot relatief recente tijden overleefd.
Op de oeros werd veel gejaagd. In het oude Egypte zijn er jachten bekend van bijvoorbeeld farao Ramses II in 1197-1165 v. Chr. En de Romeinen probeerde de dieren levend te vangen voor arenagevechten. In latere tijden werd er op de oeros gejaagd omdat de dieren een bedreiging zou zijn voor de landbouw. Men denkt ook dat dit ook de reden is dat de dieren zijn uitgestorven.
Prehistorie
De oeros verscheen in Spanje ongeveer 700.000 jaar geleden. In Duitsland zijn de oudste fossielen 275.000 jaar oud. Zowel de Neanderthaler als de Cro-Magnonmens joegen in de prehistorie op dit dier. De Cro-Magnonmens schilderde al 10.000-20.000 jaar geleden de jacht op de oeros (en andere dieren) in de grotten.
Heckrund
De gebroeders Lutz en Heinz Heck hebben getracht om de oude oeros terug te fokken, uitgaande van de primitievere en meest oorspronkelijke nu nog bestaande runderrassen. Bij het fokken is niet alleen gekeken naar het uiterlijk, maar ook naar gehardheid, weerstand tegen een leven in de vrije natuur, behendigheid en alertheid. Het resultaat, het Heckrund, is momenteel niet het rund dat het meest lijkt op wat we van de oeros weten of hebben kunnen reconstrueren. Het Spaanse vechtrund zou de meeste gelijkenis tonen met de oeros; het betreft de vachtkleur en de stand van de horens. Er zijn nog wel een aantal niet met de oeros kloppende eigenschappen bij het Heckrund. Zo zou het dier nog vaak recessieve kenmerken afkomstig van de gebruikte gedomesticeerde Europese runderrassen hebben en ook sommige andere kenmerken, zoals hoornvorm en lichaamsgrootte, komen nog niet helemaal overeen.
Referentie
- International Commission on Zoological Nomenclature. 2003. Opinion 2027 (Case 3010). Usage of 17 specific names based on wild species which are pre-dated by or contemporary with those based on domestic animals (Lepidoptera, Osteichthyes, Mammalia): conserved. Bull.Zool.Nomencl., 60:81-84.
- Vuure, C. van. 2003. De Oeros - Het spoor terug. Wetenschapswinkel Wageningen UR, Wageningen.
De eerste versie van deze tekst (of een deel daarvan) is afkomstig van Wikipedia.
De tekst is vrijgegeven onder de CC BY-SA 3.0-licentie. |