Eugène Viollet-le-Duc: verschil tussen versies
Regel 17: | Regel 17: | ||
===Eerste projecten=== |
===Eerste projecten=== |
||
+ | In 1838 raakte Eugène betrokken bij zijn eerste project. Het hoofdkantoor van de Parijse archieven ([[Hôtel Soubise]]) werd uitgebreid. Eugène overzag dit project, hoewel hij geen architectuur gestudeerd had. Na dit project werd hij liet van een commissie voor historische monumenten in Frankrijk. In deze commissie stelde Eugène voor om een kerk in [[Narbonne]] af te bouwen, maar dit werd afgewezen. |
||
+ | |||
+ | Hierna kreeg Eugène zijn eerste echte project. De [[Basiliek Sainte-Marie-Madeleine van Vézelay]] in [[Bourgondië]] had een grote restauratie nodig. De kerk werd geplunderd door de [[hugenoten]] een aantal eeuwen terug. Ook had de kerk schade opgelopen tijdens de [[Franse Revolutie]]. De kerk was in enorm slechte staat. Zo waren de gevels zwaar beschadigd en stond het dak op instorten. Veel mensen dachten daarom dat het onmogelijk was om de kerk te restaureren. Ook waren er originele bouwtekeningen en had Eugène geen ervaring met restaureren. De restauratie duurde 19 jaar en een deel van de [[constructie]] moest vervangen worden. Desondanks wist Eugène de kerk te redden. |
||
+ | |||
+ | Na dit succes kreeg Eugène een nieuwe opdracht in 1840; de [[Sainte-Chapelle]] in Parijs. Hiervoor werkte hij samen met [[ Jean-Baptiste Lassus]]. In 1843 vroeg koning Lodewijk Filips I aan hem om het [[kasteel van Amboise]] te restaureren, waarvoor hij nieuwe [[glas-in-lood]]ramen ontwierp. Later dat jaar maakte hij een rondreis door [[Bourgondië]] en bezocht allerlei monumenten, waar hij in totaal 4.000 tekeningen van maakte. |
||
===Restauratie van de Notre-Dame=== |
===Restauratie van de Notre-Dame=== |
Versie van 3 mei 2023 21:23
Werk in uitvoering! Aan dit artikel wordt de komende uren of dagen nog gewerkt. Belangrijk: Laat dit sjabloon niet langer staan dan nodig is, anders ontmoedig je anderen om het artikel te verbeteren. De maximale houdbaarheid van dit sjabloon is twee weken na de laatste bewerking aan het artikel. Kijk in de geschiedenis of je het artikel kunt bewerken zonder een bewerkingsconflict te veroorzaken. |
Dit artikel is nog niet af. |
Eugène Emmanuel Viollet-le-Duc (Parijs, 27 januari 1814 – Lausanne, 17 september 1879) was een beroemde Frans architect. Viollet-le-Duc staat vooral bekend om zijn restauraties van middeleeuwse gebouwen in Frankrijk. Een restauratie is het in ere herstellen van oud verwaarloosd gebouw. Zijn bekendste project is de restauratie van de Notre-Dame van Parijs, wat 25 jaar duurde.
Andere gebouwen die Viollet-le-Duc restaureerde waren de Sainte-Chapelle in Parijs, de citadel van Carcasonne, Mont Saint-Michel in Normandië en het kasteel van Pierrefonds. Deze monumenten waren vaak al jarenlang beschadigd o.a. door de Franse Revolutie. Viollet-le-Duc schreef dan ook veel over het restaureren van deze werken. Hoewel Viollet-le-Duc vooral met het herstellen van gebouwen bezig was, haalden andere architecten inspiratie uit zijn werk. Hij beïnvloedde o.a. Antoni Gaudí, Victor Horta, Otto Wagner, Hendrik Petrus Berlage, Frank Lloyd Wright en Le Corbusier.
Toch is er ook veel kritiek op Viollet-le-Duc. Voor de restauratie van de Notre-Dame voegde hij ook allerlei dingen toe. Soms moest hij wel dingen zelf bedenken (aangezien er bijv. geen tekening van een bepaald beeld was). Toch voegde hij ook veel dingen toe, waarvan hij dacht dat ze mooi waren. Voorbeelden zijn de waterspuwers en de vieringtoren.
Levensloop
Jeugd en opleiding
Viollet-le-Duc werd geboren in Parijs in 1814. Hij kwam uit een belangrijke familie. Zijn opa was architect en zijn vader hielp met het onderhoud van de kastelen en paleizen van koning Lodewijk XVIII. Ook was hij het neefje van de Franse schilder Étienne-Jean Delécluze. In 1825 ging hij naar school in Fontenay-aux-Roses. In 1829 kwam hij weer terug naar Parijs en studeerde af in 1830. Viollet-le-Duc besloot hierna te gaan leren bij architect Jacques-Marie Huvé en Achille Leclère. Hier tekende hij veel middeleeuwse kerken en andere monumenten rondom Parijs.
In 1830 vocht hij tegen koning Karel X tijdens de Julirevolutie. Hierdoor kwam koning Lodewijk Filips I aan de macht. Deze koning maakte Eugènes vader opnieuw opzichter voor zijn koninklijke paleizen. Eugène maakte in 1831 een lange tocht langs verschillende monumenten door heel Frankrijk. Tijdens deze tocht maakte Eugène veel tekeningen en aquarellen van kerken en andere monumenten. Eenmaal terug in Parijs trok Eugène weer terug in bij zijn familie. Zijn familie woonde inmiddels in het Tuilerieënpaleis, waar zijn vader opzichter van was.
Eugène had veel talent voor tekenen en schilderen, maar hij wilde toch niet naar de kunstacademie. In plaats daarvan reisde hij opnieuw door Frankrijk en maakte onderweg nog meer tekeningen. In 1834 trouwde hij met Élisabeth Templier. In datzelfde jaar werd hij ook professor aan de Koninklijke Academie voor Decoratieve Kunst. Ondertussen verkocht hij veel tekeningen en schilderijen. Met het geld maakte hij een reis door Italië, waar hij Rome en Florence bezocht. Tijdens de reis nam hij opnieuw een schetsblok mee en kwam terug met tekeningen. Tussen 1838 en 1844 maakte hij deze tekeningen af en verzamelde ze in een boek.
Eerste projecten
In 1838 raakte Eugène betrokken bij zijn eerste project. Het hoofdkantoor van de Parijse archieven (Hôtel Soubise) werd uitgebreid. Eugène overzag dit project, hoewel hij geen architectuur gestudeerd had. Na dit project werd hij liet van een commissie voor historische monumenten in Frankrijk. In deze commissie stelde Eugène voor om een kerk in Narbonne af te bouwen, maar dit werd afgewezen.
Hierna kreeg Eugène zijn eerste echte project. De Basiliek Sainte-Marie-Madeleine van Vézelay in Bourgondië had een grote restauratie nodig. De kerk werd geplunderd door de hugenoten een aantal eeuwen terug. Ook had de kerk schade opgelopen tijdens de Franse Revolutie. De kerk was in enorm slechte staat. Zo waren de gevels zwaar beschadigd en stond het dak op instorten. Veel mensen dachten daarom dat het onmogelijk was om de kerk te restaureren. Ook waren er originele bouwtekeningen en had Eugène geen ervaring met restaureren. De restauratie duurde 19 jaar en een deel van de constructie moest vervangen worden. Desondanks wist Eugène de kerk te redden.
Na dit succes kreeg Eugène een nieuwe opdracht in 1840; de Sainte-Chapelle in Parijs. Hiervoor werkte hij samen met Jean-Baptiste Lassus. In 1843 vroeg koning Lodewijk Filips I aan hem om het kasteel van Amboise te restaureren, waarvoor hij nieuwe glas-in-loodramen ontwierp. Later dat jaar maakte hij een rondreis door Bourgondië en bezocht allerlei monumenten, waar hij in totaal 4.000 tekeningen van maakte.