Asgard

Åsgard (Noors: Ásgarðr) is in de Noordse mythologie de (woon)plaats die de Æsirs voor zichzelf bouwden, midden in Midgard, zodat mensen zich niet alleen en verlaten zouden voelen. Hier woonden ook edelen.

Åsgard is een zeer goddelijk fort, beschermd door dikke muren. Om er te komen moet je over de regenboogbrug Bifrost rijden. Er werden sterke verdedigingswerken rond Midgard gebouwd - omdat buiten, in het wild en onbekend, duistere en sinistere krachten teisteren. Hier, in Utgard en Jotunheim, leven jotners en trollen. Zo zit alles in elkaar: als jaarringen in hout. En aan het uiteinde – aan alle kanten – golven van de grote oceaan van de wereld. De Midgard-slang leeft hier ook.

Het is de wereld van de goden. Asgardzou er volgens de Vikingen uitzien zoals een Vikingdorp: een aantal huizen bij elkaar. Het bekendste huis is ongetwijfeld het Walhalla. Mensen die in de strijd gestorven zijn gaan daar naar toe. De strijders die in het Walhalla verblijven heten Einherjar. De Einherjar trainen de hele dag voor Ragnarök, de eindstrijd, met daarna de ondergang van de wereld.

Midden in Åsgard hebben de goden een boom geplant, Yggdrasil. Een van de wortels ligt in Åsgard, een andere wortel in Jötunheim en een derde in Niflheim. De takken strekken zich zo ver uit dat ze de hele wereld omvatten. Yggdrasil is het centrum van de wereld - en zolang de boom groen en weelderig is en verse scheuten draagt ​​- zo lang zal de wereld voortbestaan.

Bij een bron in Åsgard leven drie godinnen van het lot: Urd, Verdande en Skuld. Ze heten Nornen. De Nornen kennen het lot van elk levend wezen en weten hoe het met alles en iedereen zal gaan.