Sumer: verschil tussen versies
(Aanvulling) |
|||
Regel 6: | Regel 6: | ||
[[Bestand:Head of Gudea (Metropolitan Museum of Art).jpg|miniatuur|Hoofd van Sumerische heerser Gudea]] | [[Bestand:Head of Gudea (Metropolitan Museum of Art).jpg|miniatuur|Hoofd van Sumerische heerser Gudea]] | ||
De term "Sumer" is de naam die wordt gegeven aan de taal die wordt gesproken door de "Sumeriërs", de oude niet - Semitisch sprekende inwoners van zuidelijk Mesopotamië, door hun opvolgers de Oost-Semitisch-sprekende Akkadiërs. De Sumeriërs noemden hun land zelf ''Kengir'', het 'Land van de edele heren'. | De term "Sumer" is de naam die wordt gegeven aan de taal die wordt gesproken door de "Sumeriërs", de oude niet - Semitisch sprekende inwoners van zuidelijk Mesopotamië, door hun opvolgers de Oost-Semitisch-sprekende Akkadiërs. De Sumeriërs noemden hun land zelf ''Kengir'', het 'Land van de edele heren'. | ||
− | + | [[Bestand:Sumer Dynasty.svg|miniatuur|Ligging van Sumer aan de Perzische golf ]] | |
De oorsprong van de Sumeriërs is niet bekend, maar de mensen van Sumer noemden zichzelf "Black Headed Ones" of "Black-Headed People" ("Zwart hoofdige mensen"). Mogelijk kwamen deze mensen uit Noord-Afrika, maar er wordt ook gedacht aan de [[Vruchtbare Halve Maan]], de Natufians, of een beschaving uit de Indusvalei ([[Kaukasus]]). | De oorsprong van de Sumeriërs is niet bekend, maar de mensen van Sumer noemden zichzelf "Black Headed Ones" of "Black-Headed People" ("Zwart hoofdige mensen"). Mogelijk kwamen deze mensen uit Noord-Afrika, maar er wordt ook gedacht aan de [[Vruchtbare Halve Maan]], de Natufians, of een beschaving uit de Indusvalei ([[Kaukasus]]). | ||
Regel 21: | Regel 21: | ||
De Sumerische stadstaten kwamen aan de macht tijdens de prehistorische Ubaid- en Uruk-periodes ([[Keramisch neolithicum]] tot [[kopertijd]]). Het is vrij zeker dat de Soemerische steden tijdens de [[Uruk]]-periode gebruik begonnen te maken [[Slavernij|slavenarbeid]] die uit het heuvelland was veroverd, en er is voldoende bewijs voor gevangengenomen slaven als arbeiders in de vroegste teksten. | De Sumerische stadstaten kwamen aan de macht tijdens de prehistorische Ubaid- en Uruk-periodes ([[Keramisch neolithicum]] tot [[kopertijd]]). Het is vrij zeker dat de Soemerische steden tijdens de [[Uruk]]-periode gebruik begonnen te maken [[Slavernij|slavenarbeid]] die uit het heuvelland was veroverd, en er is voldoende bewijs voor gevangengenomen slaven als arbeiders in de vroegste teksten. | ||
− | Sumerische steden tijdens de Uruk-periode waren waarschijnlijk ''theocratisch'' en werden hoogstwaarschijnlijk geleid door een priester-koning (de ''ensi''), bijgestaan door een raad van oudsten, waaronder zowel mannen als vrouwen. Er was weinig bewijs van georganiseerde oorlogvoering of beroepssoldaten tijdens de Uruk-periode, en steden waren over het algemeen niet ommuurd. In deze periode werd Uruk de meest verstedelijkte stad ter wereld, met voor het eerst meer dan 50.000 inwoners. | + | Sumerische steden tijdens de Uruk-periode waren waarschijnlijk ''theocratisch'' en werden hoogstwaarschijnlijk geleid door een priester-koning (de ''ensi''), bijgestaan door een raad van oudsten, waaronder zowel mannen als vrouwen. Er was weinig bewijs van georganiseerde oorlogvoering of beroepssoldaten tijdens de Uruk-periode, en steden waren over het algemeen niet ommuurd. Dat gebeurde later pas toen er meer oorlogen ontstonden. In deze periode werd Uruk de meest verstedelijkte stad ter wereld, met voor het eerst meer dan 50.000 inwoners. |
Deze cultuur kwam tot een einde door een klimaatverandering waarbij een enorme droogte ontstond en er sprake was van een zouttoename in de bodem, waardoor landbouw onmogelijk werd. Het volk verhuisde naar het noorden. In de periode van 2.100 - 1.700 v. Chr. is de bevolking in dit gebied naar schatting met bijna drie vijfde afgenomen. De gebieden waar Sumerisch werd gesproken werden verzwakt en die waar Akkadisch de belangrijkste taal was, werd relatief sterker. | Deze cultuur kwam tot een einde door een klimaatverandering waarbij een enorme droogte ontstond en er sprake was van een zouttoename in de bodem, waardoor landbouw onmogelijk werd. Het volk verhuisde naar het noorden. In de periode van 2.100 - 1.700 v. Chr. is de bevolking in dit gebied naar schatting met bijna drie vijfde afgenomen. De gebieden waar Sumerisch werd gesproken werden verzwakt en die waar Akkadisch de belangrijkste taal was, werd relatief sterker. | ||
+ | [[Categorie:Protohistorie]] | ||
+ | [[Categorie:Volk]] |
Versie van 6 feb 2022 15:11
![]() |
Werk in uitvoering! Aan dit artikel wordt de komende uren of dagen nog gewerkt. Belangrijk: Laat dit sjabloon niet langer staan dan nodig is, anders ontmoedig je anderen om het artikel te verbeteren. De maximale houdbaarheid van dit sjabloon is twee weken na de laatste bewerking aan het artikel. Kijk in de geschiedenis of je het artikel kunt bewerken zonder een bewerkingsconflict te veroorzaken. |
![]() |
Dit artikel is nog niet af. |
Sumer is de vroegst bekende beschaving in de historische regio van Zuid - Mesopotamië (Zuid-Centraal Irak), ontstaan tijdens de kopertijd en vroege Bronstijd zo'n 6.000 - 5.000 jaar v. Chr. Het is ook een van de eerste beschavingen ter wereld, samen met het oude Egypte, de Caral-Supe-beschaving, de beschaving van de Indusvallei, de Minoïsche beschaving en het oude China. Sumerische boeren woonden langs de valleien van de Tigris en de Eufraat en verbouwden een overvloed aan graan en andere gewassen, waarvan het overschot hen in staat stelde stedelijke nederzettingen te stichten. Proto-schrijven ontstaat vóór 3.000 v. Chr. De vroegste teksten komen uit de steden Uruk en Jemdet Nasr, en dateren tussen 3.500 - 3.000 v. Chr.
Herkomst naam Sumer
De term "Sumer" is de naam die wordt gegeven aan de taal die wordt gesproken door de "Sumeriërs", de oude niet - Semitisch sprekende inwoners van zuidelijk Mesopotamië, door hun opvolgers de Oost-Semitisch-sprekende Akkadiërs. De Sumeriërs noemden hun land zelf Kengir, het 'Land van de edele heren'.
De oorsprong van de Sumeriërs is niet bekend, maar de mensen van Sumer noemden zichzelf "Black Headed Ones" of "Black-Headed People" ("Zwart hoofdige mensen"). Mogelijk kwamen deze mensen uit Noord-Afrika, maar er wordt ook gedacht aan de Vruchtbare Halve Maan, de Natufians, of een beschaving uit de Indusvalei (Kaukasus).
De Ubaidiërs waren mogelijk de voorlopers van de Sumeriërs. Hoewel ze nooit genoemd zijn door de Sumeriërs zelf, wordt door hedendaagse geleerden verondersteld dat zij de eerste beschavingskracht in Sumerië zijn geweest. Ze droogden de moerassen voor landbouw, ontwikkelden handel en vestigden industrieën, waaronder weven, leerwerk, metaalbewerking, bakstenen en aardewerk.
De Sumeriërs verloren geleidelijk de controle aan Semitische staten uit het noordwesten. Sumerië veroverd door de Semitisch sprekende koningen van het Akkadische rijk rond 2.270 v.Chr., maar het Sumerisch bleef een heilige taal. De inheemse Sumerische heerschappij herleefde ongeveer een eeuw in de Derde Dynastie van Ur rond 2.100 - 2.000 v. Chr., maar de Akkadische taal bleef ook enige tijd in gebruik.
De Sumerische stad Eridu (het tegenwoordige Tell Abu Shahrain), aan de kust van de Perzische Golf, wordt gezien als een van de oudste steden, waar drie afzonderlijke culturen kunnen zijn samengesmolten: die van de boerse Ubaidiaanse boeren, die in lemen hutten woonden en irrigatie toepasten; die van mobiele nomadische Semitische herders die in zwarte tenten leven en kuddes schapen en geiten volgen; en die van vissers, die in rieten hutten in de moerassen woonden, die mogelijk de voorouders van de Sumeriërs waren.
Stadstaten in Sumerië

Zo'n 3.100 - 3.000 v. Chr. was Sumerië verdeeld in vele onafhankelijke stadstaten, die werden verdeeld door kanalen en grensstenen. Elke tempel was gecentreerd rond een tempel die was gewijd aan de specifieke beschermgod of godin van de stad en werd geregeerd door een priesterlijke gouverneur (de ensi) of door een koning (de lugal) die nauw verbonden was met de religieuze riten van de stad.
De Sumerische stadstaten kwamen aan de macht tijdens de prehistorische Ubaid- en Uruk-periodes (Keramisch neolithicum tot kopertijd). Het is vrij zeker dat de Soemerische steden tijdens de Uruk-periode gebruik begonnen te maken slavenarbeid die uit het heuvelland was veroverd, en er is voldoende bewijs voor gevangengenomen slaven als arbeiders in de vroegste teksten.
Sumerische steden tijdens de Uruk-periode waren waarschijnlijk theocratisch en werden hoogstwaarschijnlijk geleid door een priester-koning (de ensi), bijgestaan door een raad van oudsten, waaronder zowel mannen als vrouwen. Er was weinig bewijs van georganiseerde oorlogvoering of beroepssoldaten tijdens de Uruk-periode, en steden waren over het algemeen niet ommuurd. Dat gebeurde later pas toen er meer oorlogen ontstonden. In deze periode werd Uruk de meest verstedelijkte stad ter wereld, met voor het eerst meer dan 50.000 inwoners.
Deze cultuur kwam tot een einde door een klimaatverandering waarbij een enorme droogte ontstond en er sprake was van een zouttoename in de bodem, waardoor landbouw onmogelijk werd. Het volk verhuisde naar het noorden. In de periode van 2.100 - 1.700 v. Chr. is de bevolking in dit gebied naar schatting met bijna drie vijfde afgenomen. De gebieden waar Sumerisch werd gesproken werden verzwakt en die waar Akkadisch de belangrijkste taal was, werd relatief sterker.