Motie van wantrouwen

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Een motie van wantrouwen is een verklaring waarbij men iets afkeurt. Men zegt dan het vertrouwen in een persoon of heel het bestuur op.

Moties van wantrouwen komen voor in de politiek. Een parlement of andere volksvertegenwoordiging (zoals gemeenteraad) kan een motie van wantrouwen aannemen tegen een bewindspersoon (zoals een minister, schepen of wethouder). Ook kan er een motie van wantrouwen worden aangehouden tegen de gehele regering. Een motie van wantrouwen wordt enkel aangenomen als een meerderheid van de leden vóór stemt. In andere landen, zoals Frankrijk, Duitsland en Polen, werkt een motie van wantrouwen net iets anders. Daar heet zoiets de vertrouwensvraag. In plaats van een motie van wantrouwen ingediend door een volksvertegenwoordiger legt de regeringsleider de vertrouwensvraag aan het parlement voor. De regeringsleider vraagt dus aan het parlement of zijn regering nog het vertrouwen van het parlement heeft, in plaats van dat de volksvertegenwoordiging het vertrouwen in het bestuur opzegt. Als de vertrouwensvraag geen meerderheid haalt is de regering gevallen.

Bij grote bedrijven met aandeelhouders komen ook moties van wantrouwen voor. Zij kunnen met een motie van wantrouwen het vertrek van een bestuurslid of heel het bestuur eisen. Ook hiervoor is meestal een meerderheid nodig.

In Nederland

In de Tweede Kamer

In Nederland heeft de Tweede Kamer de taak om de regering te controleren. Het parlement steunt ministers en staatssecretarissen op basis van vertrouwen dat hij/zij zijn/haar taak goed uitvoert. Wanneer een minister of staatssecretaris zijn/haar taak niet goed uitvoert, kan het parlement het vertrouwen in de minister of staatssecretaris opzeggen. Het parlement kan dan een motie van wantrouwen of afkeuring aannemen. Wanneer een meerderheid van de leden voor zo'n motie stemt, moet de minister/staatssecretaris vertrekken. Hij/zij biedt dan zijn/haar ontslag aan de koning(in) aan.

Voor een motie van wantrouwen kunnen verschillende redenen zijn. Zo kan een minister/staatssecretaris weigeren om een verzoek van de Tweede Kamer uit te voeren. Ook kan zijn/haar tijdens een crisis of schandaal slecht zijn. In andere gevallen kan het ook iets zijn dat de voorganger van de minister/staatssecretaris gedaan heeft. In andere gevallen is de reden veel onduidelijker. Tijdens de beroemde Nacht van Schmelzer werd een motie van wantrouwen voorgesteld. Dat veroorzaakte een politieke crisis en leidde tot de val van het kabinet van premier Jo Cals. In de laatste jaren worden moties van wantrouwen ook gebruikt als manier van oppositie voeren. De Partij voor de Vrijheid (PVV) maakt hier bijvoorbeeld veel gebruik van.

Moties van wantrouwen worden meestal door oppositiepartijen voorgesteld. Toch behalen zij zelden een meerderheid. Dat komt doordat de regeringspartijen zelf bijna altijd een meerderheid hebben. Als hun Kamerleden voor een motie van wantrouwen stemmen, kan dat tot een politieke crisis leidden. Hierdoor kan een kabinet vallen. Daardoor is er in heel de Nederlandse parlementaire geschiedenis slechts twee keer een motie van wantrouwen aangenomen:

  • In 1866 nam de Tweede Kamer een motie van wantrouwen tegen het Kabinet-Van Zuylen van Nijevelt. De motie werd ingediend door Levinus Wilhelmus Christiaan Keuchenius van de Anti-Revolutionaire Partij (ARP). De motie was gericht tegen het gehele kabinet. Pieter Mijer, minister van Koloniën, werd namelijk benoemd tot gouverneur-generaal van Nederlands-Indië kort na zijn aantreden als minister. Premier Van Zuylen had Meijer gevraagd om een begroting door de Tweede Kamer heen te krijgen. Vervolgens zou hij hem benoemen tot gouverneur-generaal. Keuchenius vond dat niet kunnen. Deze gebeurtenis staat bekend als de kwestie-Meijer. In principe was het een motie van wantrouwen, maar wordt vaak niet zo gezien. De Nederlandse grondwet was tamelijk nieuw, waardoor er een conflict ontstond over de interpretatie.
  • In 1939 nam de Tweede Kamer haar enige officiële motie van wantrouwen aan tegen kabinet-Colijn V. De motie werd ingediend door Laurentius Nicolaas Deckers van de Roomsch-Katholieke Staatspartij (RKSP). Deckers hekelde zich aan de manier waarop het kabinet gevormd was. Er vond geen discussie met de Tweede Kamerfracties plaats. Daarnaast wilde Colijn grote bezuinigingen doorvoeren, behalve op defensie. Ook had Colijn V slechts 29 van de 100 zetels (toentertijd bestond de Tweede Kamer slechts uit 100 zetels). Hierdoor sloten bijna alle oppositiepartijen zich aan bij een motie van wantrouwen tegen Colijn V, wat leidde tot de val het kabinet.

In de Eerste Kamer, provincies en gemeenten

Het is onduidelijk of ook de Eerste Kamer het recht heeft om een motie van wantrouwen aan te nemen. Twee belangrijke juristen (Frank de Vries en Combertus Willem van der Pot) zijn van mening dat de Eerste Kamer dat wel kan. Toch bestaat er nog enige wetenschappelijke discussie over de interpretatie van de regel. Desondanks hebben Eerste Kamerleden in de laatste jaren moties van wantrouwen ingediend. Die moties zijn nog nooit aangenomen.

In de Provinciale Staten en de gemeenteraad kunnen ook moties van wantrouwen ingediend worden tegen leden van de Gedeputeerde Staten en het gemeentebestuur. Die motie van wantrouwen kan zich enkel richten op gedeputeerden of wethouders. De commissaris van de Koning(in) en de burgemeester kunnen geen motie van wantrouwen ontvangen. In Nederland worden die functies namelijk benoemd door de regering en zijn politiek neutraal.

In België

In België bestaat de constructieve motie van wantrouwen. In het verleden had België ook moties van wantrouwen. Men was echter bang dat het parlement hier misbruik van zou maken, waardoor een regering over iets kleins kon vallen. In 1993 werd de grondwet veranderd, waarna de constructieve motie van wantrouwen werd ingevoerd. De normale motie van wantrouwen is sindsdien een waarschuwing.

Een constructieve motie van wantrouwen moet minstens 76 leden in de Kamer van Volksvertegenwoordigers hebben die voor stemmen voordat die is aangenomen. Na het indienen kan daar pas na twee dagen over gestemd worden. Die twee dagen zijn een afkoelperiode, waarin de regering de tijd krijgt om de motie te voorkomen.

Daarnaast bestaat nog de constructieve weigering van wantrouwen. Zo'n weigering is hetzelfde, maar dan is het de regering die het indient. Het parlement stemt hierover.

Motie van afkeuring?

Naast de motie van wantrouwen bestaat ook de motie van afkeuring. Hierbij keurt de indiener een bepaalde uiting of bepaald gedrag van een of meerdere bewindslieden af. Hierbij gaat het om een specifieke gebeurtenis. Het vertrouwen in de bewindspersoon wordt dan niet opgezegd.

Hoewel er een verschil bestaat, is dat niet altijd even duidelijk. Zo zijn er geen verschillen in de teksten en ligt het aan de interpretatie. Beide termen worden daarom door elkaar gebruikt.

Motie van treurnis?

Daarnaast bestaat ook nog de motie van treurnis. Dat is een motie van afkeuring die niet bindend is. Dat betekent dat er geen gevolgen zijn als de motie wordt aangenomen. Het is in feite een waarschuwing.

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Motie_van_wantrouwen&oldid=966862"