Letterkunde
Letterkunde of filologie is de studie of Literatuur-wetenschap van taal in mondelinge en schriftelijke historische bronnen; het is de mix van tekstkritiek (heeft als doel de oorspronkelijke tekst van oude geschriften te achterhalen), literaire kritiek (bespreken van boeken), geschiedenis en taalkunde (met bijzonder sterke banden met etymologie). Letterkunde wordt meer algemeen gedefinieerd (omschreven) als de studie van literaire teksten (die te maken hebben met verhalen, gedichten enzovoorts), zowel mondelinge als schriftelijke vastleggingen. Het gaat ook om het vaststellen van hun authenticiteit (origineel zijn) en hun oorspronkelijke vorm en het bepalen van hun betekenis. Iemand die dit soort studie doet, staat bekend als een letterkundige of filoloog.
Klassieke letterkunde bestudeert de klassieke talen. De klassieke letterkunde is voornamelijk ontstaan uit de bibliotheek van Pergamum en de bibliotheek van Alexandrië (in wat we nu west Turkije noemen) rond de vierde eeuw voor Christus. Deze teksten van grootheden als Plato en Aristoteles over bijvoorbeeld heldendaden, geneeskunde, wiskunde en astronomie zijn voortgezet (overgeschreven en bewaard) door Grieken en Romeinen in het hele Romeinse Rijk en Byzantijnse Rijk. Via omzwervingen kwamen tekst-rollen in bibiliotheken terecht van steden als Bagdad, Cordoba, Toledo, Salerno en Palermo waar ze werden overgeschreven, vertaald, van commentaren voorzien en waar delen verloren gingen door oorlogen en dergelijke. De teksten werden uiteindelijk herontdekt in Venetië en vertaald in het latijn, als boeken gedrukt en bestudeerd door Europese geleerden van de renaissance, waar ze al snel werden vergezeld en vergeleken door teksten in andere Europese (Germaanse, Keltische), Euraziatische (slavistieken, enz.), Aziatische (Arabisch, Perzisch, Sanskriet, Chinees) en Afrikaanse (Egyptisch, Nubisch, enz.) talen.
Indo-Europese studies hebben betrekking op de vergelijkende letterkunde van alle Indo-Europese talen.
Letterkunde heeft iets met 'liefde voor leren en literatuur'. In de 19e eeuw werd dit uitgebreid naar "de studie van de historische ontwikkeling van talen". Hierbij wordt ook gekeken naar de uitspraak (geluid) en taalverandering. Hierdoor is het mogelijk om talen te groeperen. Denk aan de Germaanse talen als Duits (D), Engels (En) en Nederlands (NL), waarbij woorden als Tür (D), Door (En) en Deur (NL) best veel op elkaar lijken.
In deze studie is bijvoorbeeld de bijbel bestudeerd. Er is gezocht naar zo origineel mogelijke oude teksten en er is gekeken hoe die in de loop van de tijd zijn vertaald, ook naar het Nederlands. De tekst in de eerste gedrukte Nederlandse statenbijbel is op details anders dan het laatste uitgegeven exemplaar (Nieuwe Bijbelvertaling). Woorden van vroeger die nu niet meer begrepen worden, zijn vervangen door hedendaagse woorden, waarbij is gekeken of de juiste betekenis is gebleven.
De studie kijkt ook naar de culturele achtergronden. Een verhaal beschrijft allerlei emoties. De sfeer waarin dat gebeurt kan heel verschillend zijn. Is de beleving van toen hetzelfde als van nu en zijn er verschillen tussen volkeren waar het verhaal zich afspeelt? Is het verhaal fantasie (fictie) of waargebeurd? Allemaal vragen die een letterkundige probeert te beantwoorden.
Een dergelijk verschil merk je al bijvoorbeeld als je eerst een verhaal in een boek leest dat later in een film wordt uitgebracht. Dat wat je zelf hebt gelezen, kan door de filmmaker anders in beeld zijn gebracht. De interpretatie (indruk) is dan verschillend. Het beeld wat je kreeg toen je het verhaal las (je eigen voorstelling van de personages en de omgeving) kan er in de film heel anders uitzien.