Henri Winkelman
Henri Gerard Winkelman (geboren in Maastricht op 17 augustus 1876 – overleden in Soesterberg op 27 december 1952) was de Nederlandse opperbevelhebber van het leger vanaf 1 november 1939 tot na de Duitse bezetting in 1945. Hij gaf de leiding tijdens de Duitse invasie in 1940. Hij droeg vanaf 13 mei 1940 de hoogste regeringsmacht in Nederland na de vlucht van de koningin en de regering naar Londen.
Voor de Tweede Wereldoorlog
Winkelman werd geboren in 1876. Na zijn school en HBS-opleiding ging hij naar Koninklijke Militaire Academie in Breda. Want hij wilde in Nederlands-Indië officier zijn. Tijdens zijn opleiding werd hij cadet-korporaal bij de Infanterie. Na een succesvolle studie werd hij in 1896 benoemd tot luitenant. Via de Hogere Krijgsschool in Den Haag doorliep hij zonder problemen officiersrangen bij de verschillende krijgsmachtonderdelen. Tussen 1909–1913 en 1917–1924 was hij werkzaam bij de afdeling Generale Staf van het ministerie van Defensie. Hij werd in 1913 bevorderd tot kapitein. In 1923 behaalde hij de rang van majoor en in 1931 werd hij bevorderd tot generaal-majoor en commandant van de 4de divisie. In 1934 werd hij luitenant-generaal. Hij verliet datzelfde jaar de militaire dienst na eervol ontslag te hebben gevraagd, omdat hij in de race voor de functie van chef-staf had verloren van generaal Reijnders. Als gepensioneerd opperofficier bleef Winkelman op verschillende manieren actief op het gebied van landsverdediging. Zo was hij actief in de Defensie Commissie Bezwaarschriften en was hij vanaf 1938 adviseur bij Philips.
Later werd Generaal Reijnders ontslagen. De minister van defensie vroeg aan Winkelman of hij weer generaal wilde worden. Winkelman nam het aan en op 6 februari 1940 stapte hij het Algemeen Hoofdkwartier in Den Haag binnen. Nu was hij generaal en had de leiding over de Nederlandse Land- en Zeemacht.
Duitse aanval op Nederland
Op 10 mei 1940 ging de Duitse invasie van start. Al snel bleek dat de paraatheid van de Nederlandse krijgsmacht niet overal best was. Winkelman was tijdens de nacht van de invasie niet aanwezig op het Algemeen Hoofdkwartier, maar sliep thuis in Wassenaar. Hij werd pas vroeg in de ochtend geïnformeerd en vertrok naar Den Haag. Tijdens deze rit vlogen er Duitse toestellen boven het hoofdkwartier en landden er Duitse parachutisten. Toch wist Winkelman op het hoofdkwartier in Den Haag aan te komen. Daar aangekomen deed hij een beroep op de bondgenoten en vooral op Frankrijk. Maar de Duitse invasie ging erg snel. Het belangrijkste deel van het Nederlandse leger kon het hoge opmarstempo van de Duitse luchtlandingstroepen niet tegenhouden, tot grote verrassing van Winkelman en zijn staf. De belangrijkste bruggen bij Dordrecht, Rotterdam en de Moerdijk waren al vrij snel in Duitse handen. Boven Den Haag waren ondertussen Duitse transporttoestellen neergeschoten. De Nederlandse legerleiding dacht dat de Duitsers de koningin, regering en de legerleiding wilden gevangennemen. Daarom besloot generaal Winkelman Den Haag geheel af te grendelen. Maar de Duitse opmars ging zo snel dat dit niet lukte.
Op 13 mei, na het vertrek van koningin Wilhelmina naar Londen, waren de meeste ministers in Hoek van Holland van plan om ook daarheen te gaan. Minister van Financiën Steenberghe gaf de leiding over aan Winkelman. Winkelman had nu de hoogste regeringsmacht in Nederland. Dat werd achteraf eerst door het kabinet en daarna door de koningin goedgekeurd.
Na het bombardement op Rotterdam gingen de Duitsers dreigen. Als Nederland zich nu niet overgaf gingen ze ook Utrecht bombarderen. Winkelman snapte dat de strijd zinloos was. Daarom tekende hij op 15 mei 1940 in een school in Rijsoord de capitulatie van Nederland. Bij deze gelegenheid zou hij hebben gezegd: "Wij sluiten geen vrede, wij zetten de oorlog door". Zeeland viel niet onder de capitulatie; de strijd in Zeeland duurde nog enkele dagen, tot na het bombardement van Middelburg daar ook de capitulatie volgde.
Na de invasie
Na de capitulatie wilde Winkelman niet meewerken met de Duitse bezetter. Op 29 juni 1940 voerde hij in Den Haag de Anjerdag aan. Op 2 juli 1940 werd hij gevangengenomen. Hij verbleef de hele oorlog in krijgsgevangenschap in Duitsland. Op 12 mei 1945 keerde hij terug. Op 1 oktober 1945 werd hij eervol ontslagen uit de militaire dienst en op 4 mei 1946 werd hij onderscheiden met de hoogste burgerlijke koninklijke onderscheiding, Ridder Grootkruis in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Hij overleed op 27 december 1952 in Soesterberg.