Textielindustrie in Twente

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Textielindustrie in Twente

Opkomst textielindustrie

In 1830 werd de eerste stoommachine in Twente gebruikt voor een spinmachine. De stoommachine was een belangrijke uitvinding. Zo kon sneller worden gewerkt. De stoommachine dreef de spin- en weefmachines aan. Net zoals op andere plaatsen sponnen en weefden mensen eerst met de hand thuis. Dat noem je ook wel huiswevers. De huiswevers verkochten hun doeken aan zogenaamde linnenreders. Deze werden ook wel fabrikeurs genoemd. De doeken uit Twente waren grof en duur. Dat veranderde toen machines werden gebruikt. De industriële revolutie was begonnen.

<youtube>EO8bUq8NScU</youtube>
weefgetouw met smietspoel

<youtube>sgow37qObLY</youtube>
weefgetouw met snelspoel

<youtube>5DVdBqMJpmE</youtube>
weefmachine

Van Gent naar Twente

In die tijd hoorde het gebied van Vlaanderen ook nog bij Nederland. In Gent en omgeving werd ook katoen gemaakt. In 1830 kwam België in opstand. Er kwam geen katoen meer uit Gent. Er was wel katoen nodig omdat het katoen (of katoentjes of calicots) werd verkocht naar het buitenland: Java (dat hoorde bij Nederlands-Indië, wat toen nog een kolonie was van Nederland).

Fabrikeurs

De katoen of textielindustrie kwam naar Twente. Fabrikeurs die hier een belangrijke rol in speelden waren: Ter Kuile, Blijdenstein, Van Heek en Ten Cate. Ze werkten samen met mensen die niet uit Twente kwamen (wordt in Twente ook wel vrömden genoemd):

  • Charles de Maere
  • John Dixon
  • Thomas Ainsworth
  • Willem de Clerq

Thomas Ainsworth

Thomas Ainsworh was een belangrijk adviseur die hielp bij het gebruik van de stoommachine en de snelspoel in Twente. Daarmee had hij al ervaring opgedaan in Engeland. In Enschede gebruikten ze een smietspoel. Die moest de wever zelf door de weefgetouw gooien. De snelspoel werkte sneller en nauwkeuriger. Ainsworth gaf ook het advies om weefscholen op te richten. De eerste weefschool kwam in Goor in 1833.

In 1852 werd voor het eerst een stoommachine gebruikt bij het weven. Die stond in Nijverdal. G en H Salomonson uit Almelo waren daar de baas. De fabriek hadden ze overgenomen van Ainsworth. Nijverdal lag handig aan de weg van Almelo naar Zwolle en het riviertje De Regge.

Spoorlijnen

Toen spoorlijnen werden aangelegd in Twente werden de meeste textielfabrieken daar langs gebouwd. Dat was gemakkelijk om goederen aan te voeren en af te voeren. De textielfabrieken exporteerden het katoen bijna allemaal naar Java. Alleen de fabrieken in Twente mochten in Nederland naar Java exporteren. Ze hadden daarom alleen concurrentie uit het buitenland: Engeland.

Textielbazen

De textielbazen waren niet alleen baas, ze wilden ook goed voor hun mensen zorgen. De baas zag zijn personeel soms meer als familie. H.J. Van Heek schonk aan de stad Enschede bijvoorbeeld en park (Volkspark). De familie van Heek schonk later (1929) de stad een museum (Rijksmuseum Twenthe).

Twentse stelsel

Maar dit veranderde wel in de loop van de tijd. In 1888 werd er voor het eerst gestaakt. De fabrieksbazen richten toen de “Fabrikantenvereeniging ter voorkoming en bestrijding van stakingen” op. Om een staking te laten stoppen gebruikten ze het middel “uitsluiting”. Dit wordt ook wel het Twentse stelsel genoemd. Dat hield in dat als er in één fabriek gestaakt werd in andere fabrieken het werk werd stilgelegd door de bazen. Dat betekende dat de arbeiders in die fabrieken geen geld verdienden. In 1902 was er een staking in de fabrieken van Van Heek & Co in Enschede. Tot aan de Eerste Wereldoorlog volgenden bijna elke 2, 3 jaar wel een staking.

Eerste en Tweede Wereldoorlog

In de Eerste Wereldoorlog kon Nederland geen textiel meer leveren aan Nederlands-Indië. De Britten hadden die weg geblokkeerd. Japan ging toen katoen verkopen in Nederlands Indië.

Tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog ging het slechter met de textielindustrie. Er werden mensen ontslagen en er werd gestaakt. In 1923 werd er 8 maanden lang gestaakt. In 1931 werd er 5 maanden gestaakt. De arbeiders verloren die staking steeds. Veel mensen uit Twente wilden daarom niet meer in de textielindustrie werken. Maar ook met de fabrieksbazen zelf ging het slechter. Ze vonden de familie belangrijker dan het bedrijf. Daarom maakten ze beslissingen waar de familie wel beter van werd maar de fabriek niet. Dit hielp niet. Omdat de fabriek van de familie bleef moesten ze ook alle kosten betalen toen het niet goed ging. En dat lukte niet.

Na de Tweede Wereldoorlog

Na de Tweede Wereldoorlog waren veel fabrieken kapot. Die moesten worden opgebouwd. Dat kostte veel geld. Het katoen werd altijd naar Nederlands-Indië geëxporteerd. Maar na de Tweede Wereldoorlog werd Nederlands-Indië onafhankelijk. Het was toen niet zo makkelijk meer om katoen daar te verkopen. Tenslotte wilden de Twentenaren helemaal niet meer in de textiel werken. Daarom werden allerlei leuke activiteiten georganiseerd voor de medewerkers. Maar er moesten nu ook mensen van buiten Twente in de fabrieken komen werken. In de zestiger jaren kwamen mensen uit Italië naar Twente om te werken. En later mensen uit Spanje, Turkije en Marokko.

Ondergang textielindustrie

De textielindustrie is niet blijven bestaan in Twente. Er werd teveel katoen in heel Europa gemaakt. Dat kon lang niet allemaal verkocht worden. De mensen wilden meer geld verdienen. Er moesten daardoor fabrieken sluiten of gaan samenwerken (fuseren). In 1968 moest bijvoorbeeld Van Heek de fabriek sluiten. In 1965 werkten er nog 43.000 mensen in de textielindustrie. In 1990 was dat nog maar 8700.

Andere industrieën in Twente

  • Metaalindustrie (de firma Stork speelde hierin een belangrijke rol)
  • Elektrotechnische industrie (voor de elektriciteit)
Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Textielindustrie_in_Twente&oldid=77959"