Orgel
Het orgel is het grootste muziekinstrument wat er bestaat. Het pijporgel of kerkorgel is een muziekinstrument dat geluid produceert door het aandrijven van perslucht (zogenaamde wind) door de orgelpijpen gekozen door middel van een toetsenbord. Omdat elke pijp een eigen toonhoogte geeft, worden de buizen geplaatst in sets (rijen ) die elk een gemeenschappelijk timbre en volume hebben. De meeste orgels hebben vele rijen pijpen met verschillende klankkleur, toonhoogte en volume die de speler afzonderlijk of in combinatie kan gebruiken door middel van regelaars die registers worden genoemd. Deze uitschuifknoppen bevinden zich vaak aan beide zijden van het toetsenbord. Bij modernere orgels zijn dat elektronische schakelaars.
Het pijporgel wordt vooral gebruikt in de kerk. Er zijn naast pijporgels ook andere orgels, zoals:
- Theaterorgels (zie ook theatermuziek)
- Elektrische orgels. Bij een elektrisch orgel druk je op een toets en het geluid wordt geproduceerd door een luidspreker
- Draaiorgels
Een pijporgel heeft een of meer toetsenborden of klavieren (manuals genoemd) die door de handen worden bespeeld en een pedaalklavier dat door de voeten wordt bespeeld. Als je bij een pijporgel op een toets drukt, dan gaat een klepje open waar lucht doorheen geblazen wordt. Die lucht stroomt langs een lip in de pijp en zo komt er geluid uit. Het orgel is een soort grote panfluit. Het orgel is al heel erg oud. Rond 250 voor Christus vond Ktesibios uit Alexandrië (285-228 v.Chr.) het eerste soort orgel uit, de hydraulos. Letterlijk betekent dit Griekse woord 'waterpijp' of 'waterfluit'. Het was een soort luchtorgel.
Registers
Bij een orgel heb je ook registers (stopmechanismen). Hoe meer registers je opentrekt, hoe meer geluid er komt. Hoe werkt dat nou allemaal precies? Als je één register open hebt en je drukt bijvoorbeeld een C-toets in, stroomt er lucht door één C-pijpje. Doe je twee registers open en je drukt dan op een C, dan gaat er lucht door twee soorten C-pijpjes. Als je een register opentrekt kan er lucht in een andere serie pijpen komen en komt er dus meer geluid. Als je bij een orgel bent zie je bij de registerknoppen als eerste een woord. Dat woord geeft aan wat voor register het is, bijvoorbeeld fluit, prestant, subbas, fagot en bazuin. Dat geeft ook de klankkleur aan, dus of het een hard of een zacht geluid is. Eronder staat bijvoorbeeld 4 vt. Dat betekent vier voet. Een voet is een oude maat. En orgels werden zelfs in het boek Genesis van de Bijbel al genoemd. Daar staat dat Jubal een orgelbouwer was. Één voet is 30 centimeter. 4 Voet is dus 1,20 meter. De langste pijp heeft de laagste toon, de kortste de hoogste. De langste pijp van heel de wereld is 64 voet lang. Dat is dus 64 x 30 = 19,20 meter. Een hele lengte! Daarom is een orgel ook zo groot. Met een orgel kun je vrijwel alle mechanische (zonder elektriciteit) instrumenten nabootsen, zelfs een harp kan nagebootst worden. Omdat een orgel in de oertijd al bestond zijn er ook oerinstrumenten bij; bijvoorbeeld woudfluit, schalmei en klaroen. Het grootste orgel van Nederland staat in de Laurenskerk in Rotterdam.
Pijpen
Orgelpijpen zijn gemaakt van hout of metaal en produceren geluid wanneer lucht onder druk ("wind") erdoorheen wordt geleid. Omdat één pijp maar een enkele toonhoogte maakt, zijn er meerdere pijpen nodig om de toonladder te kunnen maken. Hoe groter de lengte van de buis, hoe lager het geluid zal zijn. De klankkleur en het volume van het geluid gemaakt door een pijp hangt af van het luchtvolume (hoeveelheid lucht) dat aan de pijp wordt geleverd en de manier waarop deze is geconstrueerd. Daarom kan het volume van een pijp tijdens het spelen niet gemakkelijk worden gewijzigd.
Orgelpijpen zijn onderverdeeld in grote pijpen en tong- of rietpijpen. Grote metalen pijpen maken geluid wanneer de lucht door een fipple (zeg maar een mondstuk) te persen, zoals die van een blokfluit. Rietpijpen maken geluid via een trillend riet, zoals dat van een klarinet of saxofoon.
Pijpen zijn gerangschikt op timbre (warmte of schelheid van het geluid) en toonhoogte in rangen (groepen). Een rang is een set pijpen van hetzelfde timbre maar met meerdere toonhoogtes (één voor elke noot op het toetsenbord), die (meestal verticaal) op een windlade zijn gemonteerd. Het stopmechanisme (register) laat lucht toe naar elke rang. Om een bepaalde pijp te laten klinken, moet de stop die de rangschikking van de pijp bepaalt, zijn ingeschakeld en moet de toets die overeenkomt met de toonhoogte worden ingedrukt.
Lucht of wind
Elk pijporgel heeft lucht nodig om te kunnen spelen. Het windsysteem bestaat uit de onderdelen die wind produceren, opslaan en leveren aan de pijpen. Vroeger was voor het bespelen van het orgel vóór de uitvinding van motoren ten minste één persoon nodig om de balg te bedienen. Op een signaal van de organist zou een calcant een balg bedienen die het orgel van wind voorzag. Omdat calcants duur waren, oefenden organisten gewoonlijk op andere instrumenten zoals het clavichord of klavecimbel. Tegen het midden van de 19e eeuw werden balgen ook aangedreven door watermotoren, stoommachines of benzinemotoren. Vanaf de jaren 1860 werden de balgen geleidelijk vervangen door roterende turbines (pompen) die later rechtstreeks op elektrische motoren werden aangesloten. Hierdoor konden organisten regelmatig op het orgel oefenen. De meeste orgels, zowel nieuw als historisch, hebben elektrische blazers, hoewel sommige nog met de hand te bedienen zijn. De aangevoerde wind wordt opgeslagen in een of meer regelaars om een constante druk in de windladen te handhaven totdat deze door de actie in de leidingen kan stromen. Een windlade is een soort buffer (voorraad) van lucht die je kunt vergelijken met de zak van een doedelzak, maar dan natuurlijk veel groter.