ZOO Antwerpen
ZOO Antwerpen | |
De ingang | |
Jaar geopend | 1843 |
Locatie | Antwerpen, België |
Oppervlakte | 11 HA |
Eigenaar | KMDA |
Lid van | EAZA |
Thema | Monumentale dierentuin met bijzondere diersoorten, met name uit voormalig Belgisch-Congo |
Diersoorten | 425 (2014) |
Website ZOO Antwerpen] | |
Portaal Dierentuinen |
ZOO Antwerpen is een dierentuin in de Belgische stad Antwerpen. Het ligt naast het Centraal station. De dierentuin is in 1843 geopend en is daarmee de oudste dierentuin van is België. De ingang van de dierentuin ligt aan het Koningin Astridplein. In de volksmond wordt de dierentuin ook wel de zoo genoemd. het park is eigendom van de Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde Antwerpen (KMDA).
Per jaar bezoeken bijna 1 miljoen mensen de dierentuin. De ZOO Antwerpen is na Pairi Daiza de meest bezochte dierentuin van heel België.
Geschiedenis
19e eeuw
Op 19 juni 1841 werd het contract voor de bouw van de dierentuin getekend door Jacques Kets. Kets was plant en dierenkundige en stichtte de Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde Antwerpen. Later zou hij de eerste directeur van de dierentuin worden. Er werd een anderhalve hectare grond gekocht in de wijk Groenenhoek. De dierentuin lag toen naast het station Borgerhout met de ingang aan de Carnotstraat. In het begin waren er enkel wat paarden en geiten in de dierentuin samen met een collectie opgezette dieren. In 1844 werd het eerste gebouw opgetrokken, waar vogels, slangen, roofdieren en apen in kooien te zien waren. De eerste chimpansee arriveerde in 1847. Volgens de krant zou deze met de directeur van de dierentuin hebben gedineerd.
Vanaf het begin was de dierentuin voor iedereen toegankelijk. Niet iedereen kon dit echter betalen, aangezien de prijs 1 frank was en dat was een dagloon van een arbeider. Ook vonden rijkere burgers het niet kunnen dat huispersoneel en kindermeisjes in de dierentuin rondliepen. In de eerste instantie was de dierentuin een sociale ontmoetingsplaats en in de tweede plaats pas een dierentuin. In 1862 werd besloten dat men een aantal dagen per jaar de prijs zodanig verlaagde, dat normale burgers het ook konden betalen. Ook werden er scholen uitgenodigd in de dierentuin. Pas na de Eerste Wereldoorlog werd de prijs voor altijd verlaagd.
In 1868 ontsnapte er een tijger uit de dierentuin en in 1885 overleed een dierenverzorger in het neushoornverblijf. In 1881 brandde in de nacht het hele apenverblijf uit. Dit kwam door een verwarming, die een brand veroorzaakte. Hierdoor lieten 79 apen het leven. In de tussentijd werd het grondgebied van de dierentuin ook uitgebreid. Vanaf 1850 werden er ook nieuwe gebouwen op het terrein gebouwd, zoals het Apenverblijf (1850) en de Egyptische tempel (1855). In 1893 werd het gebouw voor de exotische vogels gebouwd. In 1903 werd het administratiegebouw met concertzaal en restaurant geopend. Toen werd ook de ingang naar het Koningin Astridplein verplaatst.
Eerste en Tweede Wereldoorlog
Begin augustus 1914 werd de dierentuin gebombardeerd door Duitse troepen. Al voor het bombardementen werden uit voorzorg alle gevaarlijke dieren doodgeschoten, zoals de roofdieren en de gifslangen. Men was bang dat de dieren op gruwelijke wijze zouden sterven in het bombardement (en vond een snelle dood beter). Ook wilde men niet dat deze dieren eventueel zouden ontsnappen of in Duitse handen vielen. Tijdens de Duitse bezetting bleef de dierentuin gewoon open, maar het aantal dieren daalde steeds verder. Het bestuur van de dierentuin had geen geld meer om sommige exotische dieren eten te geven. Ook was er honger in de stad Antwerpen en werden daardoor bepaalde dieren geslacht, zoals de buffels en de antilopen. De dierentuin dreigde failliet te gaan. Om dit te voorkomen werd de feestzaal in een bioscoop omgetoverd, waardoor een faillissement werd voorkomen.
Na de oorlog begon de heropbouw van de dierentuin. Voor de oorlog werden 25 dieren overgebracht naar de dierentuin van Rotterdam, die na de oorlog terugkeerden. Ook kwamen er dieren uit de dierentuinen van Kopenhagen, New York City, Dublin en Buenos Aires. Ook bracht men dieren vanuit Belgisch-Congo over, waaronder twee olifanten. In 1921 had de dierentuin daardoor meer dieren dan voor de oorlog. De beschadigde gebouwen werden heropgebouwd. De dierentuin was één van de eerste met de okapi. De okapi was slechts twintig jaar daarvoor ontdekt en bracht veel bezoekers binnen.
In 1939 brak de Tweede Wereldoorlog uit, waarna weer alle gevaarlijke dieren uit voorzorg werden doodgeschoten. Tijdens de winter van 1940 overleden veel dieren uit voedselgebrek en gebrek aan brandstoffen voor warmte. Ook raakte een Duitse bom het aquarium, het reptielengebouw en het vogelgebouw. Het nijlpaardengebouw, de wintertuin en het museum werden later in de oorlog vernietigd en het dak van de Egyptische tempel stortte in. Desondanks overleefde 40% van alle dieren de oorlog.
Heropbouw
Na de oorlog werden Duitse soldaten en collaborateurs in opdracht van de Belgische overheid opgesloten in de kooien van de dierentuin. Als dank voor de inzet tijdens oorlog ontving de dierentuin vanuit Engeland twee olifanten in 1945. In 1947 zorgde een brand voor grote schade in de Marmeren Zaal. De 150 opgezette vogels gingen hierbij verloren. Bij de heropbouw van de dierentuin werd het advies van wetenschappers gevolgd. Hierdoor was de zoo een vrij moderne dierentuin, die voorliep op andere, oudere dierentuinen. De tralies verdwenen en werden vervangen door natuurlijke afscheidingen. Ook werden de verblijven groter en natuurlijker. Men liet verzorgers uit Congo overkomen, die meer kennis van de dieren hadden.
In 1952 werd het herstelde nijlpaardengebouw geopend en in 1959 het mensapengebouw. In 1970 werd een groot gebouw voor de leeuwen, tijgers, ijsberen, bruine beren, roofvogels en nachtdieren geopend. Ondertussen steeg aantal bezoekers van de dierentuin en deed de dierentuin aan succesvolle beschermprogramma's. Op de wereldtentoonstelling 1958 had de dierentuin haar eigen paviljoen. De dierentuin werd in 1975 erkend als beschermd landschap en in 1984 werd het een historisch monument. Hierdoor kreeg de dierentuin meer geld voor het onderhoud van de oude gebouwen.