Ravensbrück
Ravensbrück | |
vrouwenkamp Ravensbrück | |
Periode | Mei 1939 – april 1945 |
Type kamp | werkkamp, later ook deels vernietigingskamp |
Plaats | Fürstenberg/Havel, Duitsland |
Mensen | |
Kampcommandant | Günther Tamaschke (mei 1939 tot augustus 1939) Max Koegel (januari 1940 tot augustus 1942) |
Gevangenen | Voornamelijk vrouwelijke politieke gevangenen, 48.500 Polen; 28.000 Sovjet-Unie, ruim 20.000 Joden, en uit andere landen. Totaal 132.000 |
Doden | Onbekend; 30.000 tot 90.000 stierven of werden gedood. |
Portaal Tweede Wereldoorlog |
Ravensbrück was van 1939 tot 1945 een nazi-concentratiekamp exclusief voor vrouwen. Het kamp gelegen in Noord-Duitsland, 90 km ten noorden van Berlijn op een plek vlakbij het dorp Ravensbrück (onderdeel van Fürstenberg / Havel).
Zij kunnen dit artikel lezen of bespreken met een volwassene. |
Het geschatte aantal van 132.000 vrouwen die tijdens de oorlog in het kamp zaten, omvat ongeveer 48.500 uit Polen, 28.000 uit de Sovjet-Unie , bijna 24.000 uit Duitsland en Oostenrijk, bijna 8.000 uit Frankrijk en duizenden uit andere landen, waaronder uit Nederland en België, Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Ruim 20.000 (15 procent) van het totaal waren joods. Vijfentachtig procent was van andere rassen en culturen. Meer dan 80 procent waren politieke gevangenen. Veel gevangenen werden als dwangarbeider aan het werk gezet in de fabriek Siemens & Halske. Van 1942 tot 1945 voerden de nazi's medische experimenten uit op gevangenen uit Ravensbrück, onder andere om de effectiviteit van de chemische stof sulfonamiden (antibacteriële middelen) te testen. Ook werden Roma vrouwen onvruchtbaar gemaakt.
Begin
De bouw van het kamp begon in november 1938 op bevel van SS- leider Heinrich Himmler en was ongebruikelijk omdat het uitsluitend bedoeld was om vrouwelijke gevangenen vast te houden.
In het voorjaar van 1941 richtte de SS een klein aangrenzend kamp op voor mannelijke gevangenen, die in 1944 de gaskamers van het kamp bouwden en moesten bedienen. Van de vrouwelijke gevangenen die door het kamp Ravensbrück trokken, kwamen er ongeveer 50.000 om door ziekte, honger, overwerk en wanhoop; ongeveer 2.200 werden vermoord in de gaskamers. Er waren ook kinderen in het kamp. De meeste van deze kinderen stierven van de honger. De lichamen van de doden in het kamp werden gecremeerd.
De vaak vrouwelijke bewakers (Aufseherinnen) waren wreed. Aanvankelijk waren de leefomstandigheden redelijk, maar deze werden al snel slechter. Het voedsel werd alsmaar schaarser en slechter van kwaliteit.
Tussen 1942 en 1943 werden bijna alle joodse vrouwen uit het kamp Ravensbrück in verschillende transporten naar Auschwitz gestuurd.
Dodenmars
Met het naderbij komen van de Russen in 1945, werden 24.500 gevangenen op een dodenmars gedwongen. Op 30 april 1945 werden minder dan 3.500 ondervoede en zieke gevangenen levend aangetroffen in het kamp toen het werd bevrijd door het Rode Leger. De overlevenden van de dodenmars werden in de daaropvolgende uren bevrijd door een Sovjet-verkenningseenheid.
Tegenwoordig is Ravensbrück een herdenkingsplek. Er is een tentoonstelling: "Vrouwen van Ravensbrück".
Er zijn in de buurt massagraven gevonden.
Getuigen
Een van de vrouwen die de gruwelen overleefden was de Nederlandse Selma van de Perre-Velleman. Zij schreef het boek Mijn naam is Selma. Thomas Rap. ISBN 978 9400404595