Nacht van Wiegel
De Nacht van Wiegel is de naam voor de nacht van dinsdag 18 mei op woensdag 19 mei 1999. Toen vergaderde de Eerste Kamer tot diep in de nacht over een correctief bindend referendum. Zo'n vergadering tot diep in de nacht wordt ook wel een politieke nacht genoemd. De nacht is vernoemd naar Eerste Kamerlid Hans Wiegel (VVD). Hij stemde in tegenstelling tot de rest van zijn partij tegen het referendum. Hierdoor haalde de wet net geen meerderheid, waardoor het referendum er niet kwam.
De tegenstem van Wiegel was in een klap in het gezicht van Democraten 66 (D66), wat al jaren pleitte voor het referendum. D66 en VVD zaten samen met de PvdA in één regering (kabinet-Kok II). Er ontstond een kleine crisis binnen de regering, maar uiteindelijk kon het kabinet toch verder regeren.
Achtergrondinformatie
Wat is een politieke nacht?
Een politieke nacht is begrip uit de Nederlandse politiek. Het is belangrijke stemming die tot diep in de nacht doorgaat. Tijdens een politieke nacht is erg spannend over een wetsvoorstel het overleeft. Meestal heeft het kabinet wel een kleine meerderheid, maar het is onduidelijk of alle leden van de coalitiepartijen ook voor het voorstel zullen stemmen.
De politieke nacht wordt altijd vernoemd naar de belangrijkste politicus. Belangrijke politieke nachten uit de Nederlandse geschiedenis zijn de Nacht van Staal (1907), de Nacht van Kersten (1925), de Nacht van Schmelzer (1966) en de Nacht van Van Thijn (2005).
Wat is een referendum?
Een referendum is een verkiezing, waarbij het volk direct over een bepaald wetsvoorstel mag stemmen. Een referendum is dus een vorm van directe democratie. Er zijn verschillende vormen voor een referendum. In dit artikel gaat het specifiek om het correctief bindend referendum. Wat is dat? Dit is een referendum dat gehouden worden nadat het parlement een wet heeft aangenomen. Tegenstanders van de wet kunnen dan handtekeningen verzamelen. Zodra zij genoeg handtekeningen hebben, kunnen zij een referendum over de aangenomen wet afdwingen. Enkele maanden later wordt een referendum gehouden. De uitslag van dit referendum is dan geldig (als genoeg mensen stemmen). Als de bevolking tegenstemt, wordt de wet niet aangenomen. Als de bevolking voorstemt, wordt de wet aangenomen. De eerdere stemming in het parlement maakt weinig uit.
Veel landen hebben referenda, maar in Nederland was dat niet het geval. Nederland is namelijk een indirecte democratie, waarbij het volk politici kiezen die voor hen stemmen. Desondanks waren er sinds het begin van de 20e eeuw verschillende partijen die pleitten voor een referendum, zoals D66 en de Partij van de Arbeid (PvdA). De christendemocratische partijen (zoals het CDA) zagen niets in het referendum en was tegenstander.
Hoe wijzig je de grondwet?
Voor het invoeren van zo'n referendum is een grondwetswijziging nodig. De grondwet is de belangrijkste wet, waardoor deze moeilijk aan te passen is. Een grondwetswijziging verloopt volgens de volgende stappen:
- De regering of de Tweede Kamer dient een voorstel in om de grondwet te veranderen.
- De Tweede en Eerste Kamer stemmen over de grondwetswijziging. De is aangenomen als een normale meerderheid voorstemt. In de Tweede Kamer zijn dat minimaal 76 leden en in de Eerste Kamer minimaal 38 leden.
- Er vinden Tweede Kamerverkiezingen plaats, waardoor de bevolking zich kan uitspreken over de wijziging. Na de verkiezing stemt de nieuwe Tweede Kamer over de grondwetswijziging. Nu moet de Tweede Kamer die wijziging aannemen met 2/3 meerderheid (minimaal 100 leden).
- Als de Tweede Kamer voorstemt, moet de Eerste Kamer ook met 2/3 meerderheid (minimaal 50 leden) voorstemmen om de grondwetswijziging aan te nemen. Er zijn dan geen tussentijdse verkiezingen nodig.
- Als beide kamers voorstemmen, wordt de wet ondertekent door de Koning en een of meerdere ministers en staatssecretarissen. Zodra de wet in het Staatsblad wordt gepubliceerd, gaat deze in werking.
Bij normale wetten stemmen de Eerste en Tweede Kamer slechts één keer over een wetsvoorstel. Beide keren is een normale meerderheid nodig. Je ziet dus dat de procedure om de grondwet te veranderen veel uitgebreider is.
Vóór de nacht
Kabinetten-Paars
De kabinetten-Paars is de naam voor de kabinet-Kok I (Paars I) en kabinet-Kok II (Paars II). Dat waren de kabinetten van premier Wim Kok, die tussen 1994 en 2002 regeerde. De kabinetten-Paars hadden een bijzondere samenstelling. Voor het eerst sinds 1918 zaten er geen christendemocratische partijen in de regering. Beide kabinetten bestonden uit de PvdA, de VVD en D66.
Voor coalitiepartij D66 was de invoering van het correctief bindend referendum zeer belangrijk. De partij pleitte al sinds 1966 voor een referendum. De invoering van het referendum is zelfs een van de kroonjuwelen (belangrijkste standpunten) voor de partij. Het CDA was een grote tegenstander van het referendum. Doordat deze partij nu niet in de regering zat, kon er een meerderheid voor het referendum worden gevonden. In 1996 werd de eerste stap gezet voor de grondwetswijziging.
Voorstel en procedure
Op 4 december 1996 dienden Wim Kok (premier) en Hans Dijkstal (minister van Buitenlandse Zaken) een voorstel voor het correctief bindend referendum in. Voor het voorstel moesten enkele artikelen in de Nederlandse grondwet veranderd worden. De mogelijkheid om een referendum te houden werd toegevoegd.
Het correctief bindend referendum kon gaan over alle wetten, met uitzondering van:
- Wetten over het koninklijk huis en koningshuis. Een referendum over de monarchie zou bijvoorbeeld niet mogelijk zijn.
- Besluiten over de begroting. Een referendum over belastingen was bijvoorbeeld niet mogelijk.
- Deelname aan verdragen of internationale organisaties. Een referendum over het EU-lidmaatschap was bijvoorbeeld niet mogelijk.
Voor de aanvraag van zo'n referendum moesten minstens 600.000 geldige handtekeningen van kiesgerechtigden verzameld worden. De uitslag van het referendum was geldig als een meerderheid van de kiezers (dus minstens 50%) tegen een wetsvoorstel stemde. De groep tegenstemmers moest ook minstens 30% van het aantal kiesgerechtigden bedragen. Dit was dus een soort van opkomstpercentage. In Nederland bestaat immers geen opkomstplicht voor verkiezingen. Door het wetsvoorstel werd het ook voor provincies en gemeenten mogelijk om zulke referenda te houden.
In de eerste lezing werd het wetsvoorstel door beide Kamers aangenomen. Na de Tweede Kamerverkiezingen 1998 nam de Tweede Kamer het in de tweede lezing ook aan. Het voorstel hoefde dus alleen nog door de Eerste Kamer te worden goedgekeurd.
Standpunten van politieke partijen
Hieronder vind je een overzicht van de Nederlandse politieke partijen die ten tijde van de grondwetswijziging in de Tweede of Eerste Kamer zetels hadden. In deze periode waren er (deels) andere partijen nu. Sommige partijen hadden een duidelijk standpunt over het referendum, terwijl andere partijen een onduidelijk standpunt hadden. Voor onderstaande tabel is de stemming over het referendum in Tweede Kamer op 26 juni 1997 en de stemming over het referendum in de Eerste Kamer op 3 maart 1998 gebruikt.
Voorstanders | Intern verdeeld | Tegenstanders |
---|---|---|
|
Opmerkingen:
- Het AOV en Unie 55+ waren twee partijen die opkwamen voor de belangen van gepensioneerden. De partijen kunnen gezien worden als voorgangers van 50PLUS. Het AOV was tegen deze tijd al uiteen aan te vallen in kleinere afsplitsingen. Een deel van deze afsplitsingen stemde juist tegen het referendum.
- De RPF en het GPV waren de voorlopers van de ChristenUnie.
- De Centrum Democraten waren een rechts-populistische partij.
- De VVD stemde grotendeels voor, maar vijf Eerste Kamerleden stemden juist tegen.
De Nacht van Wiegel
De tweede lezing in de Eerste Kamer was erg spannend. De coalitiepartijen (PvdA, VVD en D66) hadden namelijk met de hulp van GroenLinks en SP precies 50 zetels. Dat zou net genoeg moeten zijn om het voorstel goedgekeurd te krijgen. Vijf Eerste Kamerleden van de VVD lagen echter dwars. Zij werden samen de Bende van Vijf genoemd. Deze groep bestond uit de Eerste Kamerleden Hans Wiegel, Wim van Eekelen, John van Graafeiland, Henk Heijne Makkreel en Jan Verbeek. In de Tweede Kamer had de VVD volledig vóór het wetsvoorstel gestemd. De VVD verzekerde dat de Eerste Kamerfractie ook zou voorstemmen. Toch was dat niet helemaal duidelijk. Ook moesten alle vijf de leden voorstemmen, want anders kon het wetsvoorstel niet worden toegevoegd.
Hoewel de ogen op de vijf VVD-Eerste Kamerleden gericht waren, waren er ook twee eenmansfracties die nog geen duidelijk standpunt hadden. Het ging om Martin Batenburg (onafhankelijk) en Marten Bierman (Platform van Onafhankelijke Groepen/De Groenen). In theorie zouden een of twee VVD-leden kunnen tegenstemmen, als een of twee van deze leden voor zouden stemmen. De aandacht lag in die avond echter op de VVD. D66 dreigde namelijk uit de regering te stappen als de vijf VVD-leden tegenstemden. Tijdens het debat verdedigde Bram Peper, minister van Binnenlandse Zaken, de wet in de Eerste Kamer. VVD-Eerste Kamerlid Hans Wiegel kwam voornamelijk met argumenten tegen het referendum. Het debat werd verschillende keren stilgelegd en hervat voor vergaderingen binnen de VVD-fractie.
Tijdens de hoofdelijke stemming om half twee 's nachts stemde de gehele VVD-fractie voor het voorstel met uitzondering van Hans Wiegel. Doordat ook Batenburg en Bierman tegenstemden was er geen meerderheid. 49 Eerste Kamerleden stemden voor, terwijl de wet minstens 50 stemmen nodig had. Hierdoor sneuvelde het bindend correctief referendum die nacht. Het debat en de stemming was die avond een waar kijkcijferkanon. Maar liefst 400.000 mensen volgden het debat tot laat in de avond.
Na de nacht
Kabinetsformatie 1999
De tegenstem van Wiegel veroorzaakte een kabinetscrisis in 1999. D66 dreigde uit de regering te stappen, waarna Wim Kok het ontslag van zijn kabinet aanbood later op 19 mei 1999. PvdA en VVD hadden in feite genoeg zetels om te kunnen doorregeren. Toch lagen PvdA en VVD qua ideologie ver uit elkaar. D66 vormde de ideologische brug tussen de twee partijen. Wim Kok en PvdA-fractievoorzitter Ad Melkert wilden daarom D66 binnen de regering houden. D66 was ook bang dat het CDA bij de regering betrokken werd. Hierdoor zou de versoepeling van euthanasie en de invoering van het homohuwelijk gevaar kunnen lopen. Veel oppositiepartijen wilden nieuwe verkiezingen, hoewel deze al één jaar eerder gehouden waren.
Uiteindelijk werd Herman Tjeenk Willink (PvdA) gevraagd om de crisis op te lossen. Na 18 dagen trok Kok zijn ontslagaanvraag terug. De regering kon doorregeren en D66 bleef in de regering. Uiteindelijk kwam er een compromis: Er kwam een tijdelijke referendumwet die tot 2005 zou gelden. Ook beloofden de PvdA en VVD om in de toekomst meer met D66 naar bestuurlijke vernieuwing te kijken.
Tijdelijke referendumwet
Het idee was dat de regeringspartijen later opnieuw een voorstel tot een grondwetswijziging zouden doen. Het probleem was dat de gehele procedure dan overnieuw moest. Hierdoor zou de invoering van het referendum enkele jaren moeten wachten. Om D66 tegemoet te komen werd de tijdelijke referendum ingevoerd. Deze wet gold tussen 2002 en 2005 en maakte referenda op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau tijdelijk mogelijk. Het idee was dat tegen 2005 de grondwet veranderd zou zijn. De PvdA, D66 en VVD verloren echter veel zetels tijdens de Tweede Kamerverkiezingen 2002. Hierdoor werd het referendum nooit ingevoerd.
Op 1 juni 2005 vond het Nederlands referendum over de Europese grondwet gehouden. Dat was het eerste Nederlandse referendum sinds de Bataafse Republiek. Het referendum was officieel niet-bindend, maar regering en meeste andere politieke partijen gaven aan de uitslag te respecteren. 61% van de stemmers stemde toen tegen de Europese grondwet.
Nieuwe pogingen voor het referendum
Tussen 2015 en 2018 bestond de wet raadgevend referendum. Deze wet gaf Nederlandse kiezers te mogelijkheid om handtekeningen te verzamelen voor een niet-bindend referendum. De politiek hoefde de uitslag dus niet te respecteren. Het was slechts een advies. De wet werd gebruikte voor twee referenda:
- Referendum over het associatieverdrag met Oekraïne (ook wel het Oekraïne-referendum genoemd) op 6 april 2016.
- Referendum over de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (ook wel het Sleepwetreferendum genoemd) op 21 maart 2018.
In beide gevallen behaalden de tegenstemmers een meerderheid, maar de uitslag werd beide keren genegeerd. Kabinet-Rutte III besloot in 2018 om de wet raadgevend referendum af te schaffen. Sindsdien is het niet meer mogelijk om een referendum te houden.
Sinds 2018 zijn er verschillende pogingen gedaan om alsnog een correctief bindend referendum in te voeren. Een poging van de SP in 2022 lukte. Tijdens de eerste lezing namen beide kamers het wetsvoorstel aan. Sinds de Tweede Kamerverkiezingen 2023 is er een twee derde meerderheid in de Tweede Kamer voor de wet. In de Eerste Kamer lijkt er ook een meerderheid te zijn. Momenteel is de tweede lezing bezig.