Edgar Degas
Edgar Degas | |
Zelfportret Edgar Degas | |
Persoonlijke informatie | |
Volledige naam | Hilaire Germain Edgar (Edgar) Degas |
Land | Frankrijk |
Geboortedatum | 19 juli 1834 |
Geboorteplaats | Parijs |
Overleden | 26 september 1917 |
Overleden te | Parijs |
Gehuwd met / relatie |
nooit getrouwd, mogelijk een relatie met zijn nicht Estelle Balfour Musson |
Carrière | |
Beroep | beeldhouwer, dichter, fotograaf, graficus, lithograaf, pastellist, kunstschilder, tekenaar |
Bekend van | Impressionisme, balletdanseressen |
Actief | ca. 1858-1917 |
Genre(s) | genrevoorstelling, historie, interieur, naaktfiguur, portret, stilleven |
Website | |
https://rkd.nl/nl/explore/artists/21403 | |
---|---|
Portaal Kunst & Cultuur |
Hilaire Germain Edgar de Gas, beter bekend als Edgar Degas, werd geboren op 19 juli 1834 in Parijs en overleed op 27 september 1917 in dezelfde stad. Hij is een Franse kunstschilder, graveur, beeldhouwer, fotograaf, naturalist (realist) en impressionist.
Hoewel Degas een van de oprichters was van de groep van impressionisten, is zijn werk zo gevarieerd in thema's en praktijk dat hij eigenlijk niet in in de omschrijving van het impressionisme past.
Levensloop
Edgar Degas was een aristocraat, zoon van Auguste de Gas, een bankier, en Célestine Musson, een Amerikaanse Creoolse uit New Orleans.
Hij groeide op in een ontwikkelde burgerlijke omgeving. Hij heeft twee broers en twee zussen en geniet van een gouden jeugd in de rue Saint-Georges in Parijs. Tussen 1845 en 1853 studeerde hij aan het Lycée Louis-le-Grand, waar hij tekenlessen kreeg van Léon Cogniet. Daar ontmoet hij Henri Rouart, Paul Valpinçon en Ludovic Halévy die zijn goede vrienden zullen zijn. In 1847 stierf zijn moeder op tweeëndertigjarige leeftijd.
Na zijn examen in 1853 schreef Edgar Degas zich in aan de rechtenfaculteit echter meer om de wil van zijn vader te bevredigen, maar stopte met zijn studies in 1855. Vanaf 1853 begon hij het Cabinet des estampes (prentencabinet) van de Nationale Bibliotheek te bezoeken. Als onvermoeibare tekenaar kopieerde hij werken van Albrecht Dürer, Andrea Mantegna, Paul Veronese, Francisco Goya en Rembrandt. Hij bracht zijn dagen door in het Louvre, waar hij werd toegelaten als kopiist op 7 april 1853, gefascineerd door Italiaanse, Nederlandse en Franse schilders. Hij schreef zich in in het atelier van Félix-Joseph Barrias, toen heel beroemd, en studeerde daarna schilderkunst in 1855 bij Louis Lamothe. Van zijn kant stelde zijn vader, een verfijnde liefhebber van kunst en muziek, hem voor aan enkele van de grootste verzamelaars in Parijs, zoals Lacaze, Marcille en Valpinçon. Hij wordt beïnvloed door het tekenwerk van Jean-Auguste-Dominique Ingres (1780-1867).
In die tijd brak Degas met zijn vader omdat die zich verzette tegen zijn wil om kunstschilder te worden en het opgeven van zijn rechtenstudies. Degas verhuisde naar een onverwarmde zolder in het Quartier Latin. Deze kou zou het begin van zijn oogproblemen, en later van zijn halfblindheid hebben veroorzaakt.
In 1855 begon hij lessen te volgen aan de École des Beaux-Arts (school voor schone kunsten) in Parijs. Hij gaf er de voorkeur aan rechtstreeks de kunst van de grote klassieke meesters zoals Luca Signorelli , Sandro Botticelli en Raphaël te benaderen, en ondernam van 1856 tot 1860 talrijke reizen naar Italië, eerst met zijn familie in Napels, daarna in Rome en Florence, waar hij waarschijnlijk in 1858 bevriend raakte met de schilder Gustave Moreau. In 1859 kwan hij terug in Parijs, waar Degas een atelier op Rue de Laval 13 begon. In 1862 ontmoette hij Édouard Manet in het Louvre en leerde hij andere jonge schilders en schrijvers kennen in Café Guerbois in Montmartre: Claude Monet, Ludovic-Napoléon Lepic, Camille Pissarro, Bazille, Fantin-Latour en zelfs Émile Zola. Daar wisselen de kunstenaars standpunten, kritieken en theorieën uit over wat kunst zou moeten zijn.
Zijn vroege werken omvatten enkele schilderijen in de nog neoklassieke stijl, maar vooral talrijke portretten van leden van zijn familie. In 1865 exposeerde hij op de Salon Scene of war in the Middle Ages, met het Portrait of Madame Camus in rood in 1870.
Hij reisde met Édouard Manet naar Boulogne-sur-Mer en Brussel waar hij drie schilderijen verkocht, waaronder één aan een Belgische minister van de koning. Degas tekent zijn eerste contract bij een Belgische dealer. Hij bracht de zomer van 1869 door in Étretat en Villers-sur-Mer, waar hij zijn eerste pastels maakte.
Hij nam dienst bij de infanterie toen de Frans-Pruisische oorlog van 1870 uitbrak en, samen met Manet, werd hij onder het bevel van Ernest Meissonier geplaatst.
In 1871 ging Degas naar Londen waar hij exposeerde en Paul Durand-Ruel kocht in 1872 drie werken van hem.
Tussen oktober 1872 en maart 1873 verbleef hij bij zijn broer René in New Orleans, bij de familie van zijn moeder, waar hij portretten schilderde in een bureau of Le Bureau de coton à La Nouvelle-Orléans. Dit schilderij, waarop zijn oom, zijn broers en neven aan het werk te zien zijn, werd gepresenteerd op de tweede impressionistische tentoonstelling, waar Zola hem bekritiseerde omdat hij het te veel op een illustratie voor een geïllustreerde krant vond lijken. In 1878 kocht het Musée de Pau het schilderij, het eerste werk van Degas dat in een Franse openbare collectie terechtkwam.
Ondanks zijn reizen naar de provincies en naar het buitenland, met name naar Italië, was het Parijs dat het belangrijkst was voor Degas - en in Parijs, Montmartre.
Hij nam actief deel aan de discussies die de jonge avant-garde kunstenaars en zijn vriend Édouard Manet samenbrachten in Café Guerbois. Degas leefde toen omringd door vele artiesten.
Begin van het impressionisme
Op 27 december 1873 richtten Edgar Degas, Claude Monet, Auguste Renoir, Alfred Sisley, Camille Pissarro, Ludovic-Napoléon Lepic en Berthe Morisot, de Coöperatieve naamloze vennootschap van schilders, beeldhouwers en graveurs op, een vennootschap met veranderlijk kapitaal en leden, waarvan Pierre de voorlopige voorzitter is. Ze investeren er hun eigen geld in om een eerste tentoonstelling te organiseren in het pand van fotograaf Nadar. De kritische ontvangst van deze tentoonstelling geeft zijn naam aan de impressionistische groep, terwijl Degas, tegen het advies van Monet en Renoir in, het graag De onverzettelijken had willen noemen.
Van 1874 tot 1886 bracht Degas werken in aan impressionistische tentoonstellingen (hij nam deel aan zeven van de acht) en nam zeer actief deel aan de organisatie ervan. Hij had toen veel contacten met schilders van zijn generatie, met name Camille Pissarro, maar ook met jongere avant-gardekunstenaars.
In 1875 reisde hij naar Italië in Napels. Neemt vervolgens deel aan de tweede tentoonstelling van de impressionisten in Paul Durand-Ruel. Degas verhuisde zijn atelier van de rue Blanche naar de rue Lepic. Vanaf 1875 werd de schilderkunst zijn bron van inkomsten, ondanks de vele materiële moeilijkheden.
Begin van het einde
In de jaren 1880, toen zijn gezichtsvermogen begon af te nemen, gaf Degas de voorkeur aan pastelkrijt, waarmee hij soms aquarelverf en gouache (soort schoolverf) mengde. De schilderijen uit deze periode getuigen van een zeer modern werk met zeggingskracht van kleur en lijn. Hij sponsort Paul Gauguin met de impressionisten. In 1878 schilderde hij La Chanteuse au gant (Cambridge, Fogg Art Museum). Degas gaat naar concerten, naar de opera, hij leidt een sociaal leven, op zondag gaat hij naar paardenraces... Het hele moderne en Parijse leven interesseert hem, zowel café-concerten, caféterrassen op de grote boulevards, prostituees of wasserijmedewerkers.
In 1881 presenteerde hij het standbeeld van La Petite Danseuse, veertien jaar oud, op de zesde tentoonstelling van de impressionisten; het bronzen beeld zorgt voor een schandaal in de pers. Hij verblijft regelmatig bij zijn vrienden Halévy en Blanche in Normandië tussen Étretat en Dieppe, waar hij meewerkt aan het schrijven van het toneelstuk La Cigale waarin de impressionisten van Barbizon worden bespot. Franse verzamelaar en bariton Jean-Baptiste Faure klaagde hem aan voor onvoldoende uitgevoerde werken, een rechtszaak die Degas verloor. In 1884 kocht Degas drie Manets op de studioverkoop. In 1886 organiseerde Paul Durand-Ruel de eerste tentoonstelling van Degas in New York waar twintig naakten voor de nodige opschudding zorgden.
Rond 1890 verliet hij de schilderkunst om zich te wijden aan pastel, monotypes en deed aan fotografie. De tentoonstelling van zesentwintig landschappen, die hij in oktober 1892 presenteerde in de galerie Durand-Ruel, was zijn eerste en laatste persoonlijke tentoonstelling in Parijs. Degas exposeert zijn foto's. Hij koopt werken van Paul Cézanne voor zijn verzameling.
Aan het einde van de jaren 1890 klaagde hij dat zijn gezichtsvermogen stteds harder achteruit ging. Hij wijdde zich bijna uitsluitend aan de beeldhouwkunst, die hij al tien jaar beoefende, waarbij hij zijn favoriete onderwerpen in was omzet. Veel van deze wasmodellen zijn pas jaren na zijn dood in brons gegoten.
Zijn gezondheid laat hem.in de steek en hij dwaald in lompen gekleed door Parijs. Ook financieel gaat het skecht met hem. Toch verwelkomde hij nog kunstenaars in zijn studio totdat hij in 1912 naar de Boulevard de Clichy verhuisde, waar hij arm en blind overleed op 27 september 1917. Het jaar daarop verzamelden men zijn werken in zijn atelier en werd zijn belangrijke collectie op een veiling verkocht.
Degas leefde te midden van zijn schilderijen, zoals te zien is op oude foto's. Zijn kopieën en zijn collecties zijn een soort denkbeeldig museum waarin hij alles kan hebben wat hij liefheeft en bewondert; zijn verzameling bestond bij zijn overlijden uit vijfhonderd schilderijen en tekeningen en meer dan vijfduizend litho's (vlakdrukken).
Werk
De invloed van Ingres was zeker overheersend in zijn jeugd. Zelfs aan het einde van zijn carrière volgt Degas nog altijd de academische benadering waarbij een compositie opzetten met behulp van voorbereidende tekeningen hoort, en in het bijzonder studies naar een levend model, niet door hem wordt losgelaten. Op dezelfde manier waarop hij zijn geschiedenis-schilderijen voorbereidde, tekende hij ook zijn laatste scènes uit het moderne leven. Hij blijft de voorschriften van zijn leermeester Ingres toepassen. Hij schilderde enkel in zijn atelier en had een hekel aan het schilderen in open lucht, iets wat de andere impressionisten wel veel vaker deden.
In zijn laatste periode maakte Degas steeds meer gebruik van oogverblindende kleuren en complementaire kleurharmonieën (zie kleurencirkel).
Zijn werk hangt in vele musea wereldwijd, waaronder het Rijksmuseum in Amsterdam en het Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam.