Spaanse Armada
Dit artikel moet nog een beetje verbeterd worden. Wil jij WikiKids helpen? Het zou fijn zijn als je het verbetert. |
Met de Armada (Spaans voor 'vloot') wordt meestal de vloot bedoeld waarmee de Spaanse koning Filips II probeerde Engeland binnen te vallen in het voorjaar van 1588. Filips II verzamelde een enorme vloot van 137 schepen, bemand met 30.000 man waarvan 20.000 soldaten. Op 28 mei vertrok de vloot uit de haven van Lissabon. De vloot was zo groot dat het twee volle dagen duurde voordat alle schepen uitgevaren waren.
Welke Landen?
De landen die eraan mee deden waren Engeland en Spanje. Dat komt omdat het de oorlog was van Spanje tegen Engeland. Nederland, toen de Republiek der zeven verenigde Nederlanden, deed ook mee. Op 26 april 1588 ging de Armada van Spanje inschepen, en 11 mei vertrokken ze naar Engeland vanuit Lissabon. Ze bleven heel lang stilliggen en ze voeren moeilijk. Dus ze kwamen pas 28 Mei op volle zee.
De Voorbereidingen
Gedurende 1586 en begin 1587 werden er langzaam voorbereidingen getroffen voor de expeditie. Het kostte veel moeite voldoende vrachtschepen bijeen te brengen zonder de Spaanse handel te beschadigen. De Spanjaarden huurden daarom veel buitenlandse vaartuigen. Filips aarzelde eerst sterk of hij de hele onderneming wel zou doorzetten. Een groot probleem was dat Elizabeth de katholieke Schotse ex-koningin Maria Stuart gevangen hield.
Vaak is het zo voorgesteld dat anti-protestantse overwegingen een doorslaggevend motief zouden hebben gevormd bij de invasieplannen. Op 18 februari 1587 werd Maria Stuart echter onthoofd. Nu een geslaagde invasie hemzelf koning van Engeland zou maken en hij die de schijn kon geven van een bestraffing van het onrecht de 'katholieke martelares' aangedaan. Begon Filips meer haast te zetten achter het plan. Nadat hij in de zomer van 1587 van een ernstige longontsteking hersteld was.
De Krachtsverhoudingen
De Armada bestond uiteindelijk uit 137 schepen, waarvan 129 bewapend en 28 daarvan hadden speciale oorlogsbodems: twintig galjoenen of oudere kraken, vier galeien en vier galjassen. Daarnaast waren er 34 lichte pinassen. Het slechtst bewapend waren de 28 pure vrachtschepen. De bewapening bestond uit 2830 en tweeduizend ton buskruit. Dat alles werd bemand door 8450 zeelui en 2088 galeislaven, versterkt door 19 295 soldaten — en daarvan bestond weer de helft uit ongetrainde rekruten, meestal werkloze landarbeiders, bedelaars en misdadigers die men in de weken tevoren geronseld had. Zo'n drieduizend edelen, geestelijken en ambtenaren waren ook aan boord, vergezeld van hun dienaren. Dit bracht het totaal aan opvarenden op ruim 35 000 man.
In het midden van de 16e eeuw had zich een grote verandering in de scheepstechniek en -tactiek veranderd. Een nieuw scheepstype, het galjoen, met een rechte voorkant boven een verlaagde boeg, maakte het mogelijk een grote vuurkracht in de bewegingsrichting van het schip te concentreren. Door het schip lager en langer te maken, met drie of vier masten, werd het sneller en toch wendbaarder. Een trager vijandelijk schip van het oudere kraak-type kon niet verhinderen dat een galjoen de hele tijd op korte afstand zijn zwakste punt onder vuur nam. Een galjoen was extra gevaarlijk als het was uitgerust met een nieuw type kanon.