Alice van Battenberg
Prinses Victoria Alice Elisabeth Julie Marie van Battenberg (Windsor Castle, Windsor, Verenigd Koninkrijk, 25 februari 1885 – Buckingham Palace, Londen, Verenigd Koninkrijk, 5 december 1969), was het eerste kind van Louis Alexander van Battenberg en Prinses Viktoria van Hessen-Darmstadt.
Alice was de achterkleindochter van Koningin Victoria van het Verenigd Koninkrijk. Prinses Alice trouwde met Prins Andreas van Griekenland en Denemarken, met wie ze vijf kinderen kreeg, waaronder Prins Philip, de man van de Britse Koningin Elizabeth II.
Prinses Alice werd geboren op 25 februari 1885 in Windsor Castle in Berkshire als "Hare Doorluchtige Hoogheid Prinses Victoria Alice Elisabeth Julie Marie van Battenberg". Ze was de dochter van Louis Alexander van Battenberg en Prinses Viktoria van Hessen-Darmstadt. Haar moeder was de oudste dochter van Prinses Alice, de tweede dochter van Koningin Victoria.
Prinses Alice bracht het grootste deel van haar jeugd door in Londen. Er werd bij haar aangeboren doofheid ontdekt. Toch was dat voor Prinses Alice niet echt erg; ze leerde liplezen in het Engels, Frans, Duits en later ook in het Grieks.
Op 7 oktober 1903 trouwde Prinses Alice in Darmstadt met Prins Andreas van Griekenland en Denemarken, de zoon van Koning Georgios I van Griekenland. Omdat het paar verwant was aan vele vorstenhuizen, was bijna heel koninklijk Europa bij elkaar gekomen voor hun bruiloft. Vanaf haar huwelijk droeg Prinses Alice de titel ‘Prinses Alice van Griekenland en Denemarken’. Ze kregen vijf kinderen:
- Margarita (18 april 1905 – 24 april 1981)
- Theodora (30 mei 1906 – 16 oktober 1969)
- Cecilie (22 juni 1911 – 16 november 1937)
- Sophia (26 juni 1914 – 24 november 2001)
- Philip (10 juni 1921)
Nadat er in Griekenland in 1922 een staatsgreep had plaatsgevonden werd Andreas beschuldigd van hoogverraad en gevangen genomen. Na tussenkomst van de Engelse regering werd hij vrijgelaten en verhuisde hij met zijn gezin naar Frankrijk, waar ze in de buurt van Parijs gingen wonen.
In 1930 werd er ontdekt dat Prinses Alice schizofrenie had, waarna ze in een sanatorium in Zwitserland werd geplaatst. Na haar verblijf in het sanatorium kwam ze nog enkele keren in verschillende inrichtingen terecht.
Tijdens haar verblijf in het sanatorium groeiden Prinses Alice en Prins Andreas uit elkaar, wat er toe leidde dat ze op verschillende plaatsen in Europa gingen wonen. Prins Andreas vestigde zich in Monaco, waar hij in 1944 ook overleed. Prinses Alice ging in Athene wonen, waar ze tijdens de Tweede Wereldoorlog een Joods gezin bij haar liet onderduiken.
In 1947 ging Prinses Alice naar Engeland om de bruiloft van haar zoon Philip en de Engelse Prinses Elizabeth bij te wonen. Twintig jaar lang leefde ze weer in Griekenland, dat werd geregeerd door Koning Konstantinos II. Als hij in 1967 in vrijwillige verbanning gaat vanwege een nieuwe staatsgreep, wordt Prinses Alice door haar zoon en schoondochter uitgenodigd om in Engeland te komen wonen. Dat aanbod nam ze aan. Prinses Alice stierf in december 1969 in Buckingham Palace.