Postimpressionisme
Post-impressionisme (ook gespeld als postimpressionisme ) was vooaral een Franse kunst-stroming die zich ongeveer ontwikkelde tussen 1886 en 1905. Dit was van de laatste impressionistische tentoonstelling tot het ontstaan van het fauvisme.
Inleiding
Het post-impressionisme ontstond als reactie op de zorg van de impressionisten voor de naturalistische weergave van licht en kleur. Bij het postimpressionisme ligt een brede nadruk op de abstractie (vergaande vereenvoudiging) of symbolische inhoud. Postimpressionisme omvat stromingen als Les Nabis, neo-impressionisme, symbolisme, cloisonnisme, Pont-Aven School en synthetisme, samen met het werk van enkele latere impressionisten. De belangrijkste kunstenaars van de postimpressionistische beweging waren Paul Cézanne (bekend als de vader van het postimpressionisme), Paul Gauguin, Vincent van Gogh en Georges Seurat.
Post-impressionisten breidden het impressionisme uit maar waren tegen de beperkingen ervan: ze bleven levendige kleuren gebruiken, soms met behulp van impasto (dikke boterachtige verflaag) en schilderen naar het leven, maar ze waren meer geneigd geometrische vormen als cirkels, recht- en driehoeken te benadrukken. Ze vervomden de vorm voor een expressief effect, en gebruikte een soms onnatuurlijke of gewijzigde kleur.
Zoektocht
De post-impressionisten waren ontevreden over wat volgens hen de vereenvoudiging van het onderwerp en het verlies van structuur in impressionistische schilderijen was, hoewel ze het niet eens waren over de te volgen weg.
Georges Seurat en zijn volgelingen hielden zich bezig met pointillisme, het gebruik van kleine kleurstippen. Paul Cézanne wilde het gevoel van orde en structuur in de schilderkunst herstellen. Hij bereikte dit door voorwerpen terug te brengen tot hun basisvormen met behoud van de verzadigde (felle) kleuren van het impressionisme. De impressionist Camille Pissarro experimenteerde met neo-impressionisten ideeën tussen het midden van de jaren 1880 en het begin van de jaren 1890. Ontevreden met wat hij het romantische impressionisme noemde, onderzocht hij ook het pointillisme, dat hij "wetenschappelijk impressionisme" noemde, voordat hij in de laatste tien jaar van zijn leven terugkeerde naar een zuiverder impressionisme. Vincent van Gogh gebruikte vaak levendige kleuren en opvallende penseelstreken om zijn gevoelens en gemoedstoestand over te brengen.
Hoewel ze vaak samen exposeerden, waren post-impressionistische kunstenaars het niet eens over een samenhangende beweging. Toch hadden de abstracte zorgen van harmonie en de ordening in het werk (compositie) van al deze kunstenaars voorrang op het naturalisme. Kunstenaars als Seurat gebruikte een wetenschappelijke benadering van kleur en compositie.
Betekenis postimpressionisme
De kunstkriticus Frank Rutter en inrichter van de tentoonstelling voor de Grafton Galleries in Londen in 1906, Roger Fry, gebruikten de term als eerste. Het ging om jonge kunstenaars die voortgingen op het werk van de oudere impressionisten zoals Édouard Manet. Om de groep jongere en vernieuwende kunstenaars apart te kunnen duiden verzon Rutter de term postimpressionisme, waarbij 'post' simpelweg 'na' betekent.
Later werd de periode voor het postimpressionisme geduid als de Franse kunst tussen 1886 en 1914, het begin van de Eerste Wereldoorlog.
Galerij
Paul Cézanne (1839–1906)
Odilon Redon (1840–1916)
Henri Rousseau (1844–1910)
Paul Gauguin (1848–1903)
Vincent van Gogh (1853–1890)
Charles Angrand (1854–1926)
Henri-Edmond Cross (1856–1910)
Maximilien Luce (1858–1941)
Georges Seurat (1859–1891)
René Schützenberger (1860–1916)
Marius Borgeaud (1861–1924)
Charles Laval (1862–1894)
Théo van Rysselberghe (1862–1926)
Paul Signac (1863–1935)
Henri de Toulouse-Lautrec (1864–1901)
Paul Sérusier (1864–1927)
Paul Ranson (1864–1909)
Georges Lemmen (1865–1916)
Félix Vallotton (1865–1925)
Pierre Bonnard (1867–1947)
Édouard Vuillard (1868–1940)
Émile Bernard (1868–1941)
Maurice Denis (1870–1943)
Robert Antoine Pinchon (1886–1943)